ECLI:NL:RBAMS:2020:596

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
13/752012-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid rechtbank in het kader van Europees onderzoeksbevel en klaagschrift verstrekken persoonsgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 januari 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift dat was ingediend door een gedetineerde, hierna te noemen klager, tegen de verstrekking van persoonsgegevens in het kader van een Europees onderzoeksbevel (EOB) dat door de Belgische autoriteiten was aangevraagd. Het klaagschrift was op 12 november 2019 ingediend en de rechtbank heeft op verschillende data, waaronder 17 december 2019 en 16 januari 2020, openbare zittingen gehouden waarbij klager, zijn raadsvrouw en de officier van justitie aanwezig waren.

De raadsvrouw van klager betoogde dat de rechtbank Amsterdam bevoegd was om het klaagschrift te behandelen, omdat het verband hield met een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat ook aan de orde was. De officier van justitie daarentegen stelde dat de rechtbank Amsterdam niet bevoegd was, aangezien het EAB was verzonden naar het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum in Rotterdam.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, volgens artikel 552a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de rechtbank van het arrondissement waar de kennisneming van gegevens op vordering heeft plaatsgevonden, bevoegd is. Aangezien de kennisneming van gegevens in Rotterdam heeft plaatsgevonden en de vervolging nog niet was aangevangen, concludeerde de rechtbank dat de rechtbank Rotterdam bevoegd was om het klaagschrift af te doen.

Daarom heeft de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaard en de stukken ter afdoening aan de rechtbank Rotterdam verzonden. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752012-19
RK nummer: 19/6382
BESCHIKKING
op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[naam klager] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1976,
woonplaats kiezende op het adres: [adres] ,
gedetineerd in [naam PI] ,,
hierna te noemen: klager.

1.Procesgang

Het klaagschrift van 12 november 2019 is op diezelfde datum ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 17 december 2019 klager, zijn raadsvrouw, mr. J. Kuiper, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. R. Vorrink, in openbare raadkamer gehoord. Het onderzoek is aldaar voor bepaalde tijd geschorst.
De rechtbank heeft op 16 januari 2020 klager, zijn eerdergenoemde raadsvrouw en de officier van justitie, mr. M. Diependaal, in openbare raadkamer gehoord.

2.Inhoud van het klaagschrift en standpunt klager

Het klaagschrift richt zich tegen de vordering en/of verstrekking en/of gebruikmaking van gegevens, meer in het bijzonder: identiteitsgegevens, die in het kader van een Europees onderzoeksbevel (EOB) uit België met kenmerk EOB-I-2019033797 zijn (op)gevraagd. De raadsvrouw heeft verzocht de overdracht/afgifte aan de Belgische autoriteiten althans aan een ander dan klager ( met terugwerkende kracht) te verbieden, met last tot vernietiging van de verstrekte gegevens.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is tot afdoening van het klaagschrift omdat het een rol speelt in het kader van de vordering op grond van het Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op de zitting van heden ook aan de orde is.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank Amsterdam niet bevoegd is, nu het EAB is verzonden naar het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum in Rotterdam, en dat klager om die reden niet-ontvankelijk is in zijn klaagschrift.

4.Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 552a, vierde lid, Sv volgt dat het bevoegde gerecht de rechtbank is van het arrondissement waarbinnen de kennisneming van gegevens op vordering verstrekt is geschied. In het onderhavige geval is de vervolging nog niet aangevangen en is de kennisneming van gegevens op vordering in Rotterdam geschied. Daarom is de rechtbank Rotterdam bevoegd tot afdoening van dit klaagschrift.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart zich
ONBEVOEGDtot het afdoen van het klaagschrift en stelt de stukken in handen van de griffier teneinde het klaagschrift ter afdoening aan de rechtbank Rotterdam, te verzenden.
Deze beslissing is op 23 januari 2020 in raadkamer gegeven door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier.
De oudste rechter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.