ECLI:NL:RBAMS:2020:5917

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
13/706152-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging wegens tijdsverloop

Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was. De zaak betrof een tenlastelegging waarbij de verdachte op 2 januari 2016 zich wederrechtelijk bevond in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, namelijk een politiebureau in Amsterdam. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. A.M. Ruis, gevorderd om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, vanwege het tijdsverloop sinds het ten laste gelegde feit. De raadsman van de verdachte, mr. F.J.E. Hogewind, steunde deze vordering. De rechtbank heeft, na het horen van de argumenten van beide partijen, geconcludeerd dat het tijdsverloop en de aard van de zaak aanleiding geven om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. De rechtbank heeft deze beslissing op tegenspraak genomen, waarbij de gemachtigde raadsman aanwezig was. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/706152-16 (voorheen: 13/000461-16)
Datum uitspraak: 4 november 2020
Tegenspraak: gemachtigd raadsman
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruis en van wat de raadsman van verdachte, mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 2 januari 2016 te Amsterdam zich wederrechtelijk vertoevende in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, politiebureau [adres] , zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds heeft
verwijderd.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het tijdsverloop. De raadsman heeft aangegeven dat hij zich daarin kan vinden.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, gelet op het tijdsverloop en de aard van de zaak, van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2020.