ECLI:NL:RBAMS:2020:5917
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging wegens tijdsverloop
Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was. De zaak betrof een tenlastelegging waarbij de verdachte op 2 januari 2016 zich wederrechtelijk bevond in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, namelijk een politiebureau in Amsterdam. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. A.M. Ruis, gevorderd om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, vanwege het tijdsverloop sinds het ten laste gelegde feit. De raadsman van de verdachte, mr. F.J.E. Hogewind, steunde deze vordering. De rechtbank heeft, na het horen van de argumenten van beide partijen, geconcludeerd dat het tijdsverloop en de aard van de zaak aanleiding geven om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. De rechtbank heeft deze beslissing op tegenspraak genomen, waarbij de gemachtigde raadsman aanwezig was. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2020.