3.3.1Ten aanzien van zaak A
Vrijspraak feit 1 (diefstal met geweld)
Uit de aangifte van [aangever 1] van 29 juni 2020 volgt dat de tas van aangeefster vanaf de passagiersstoel van haar auto werd weggenomen door de bestuurder van een auto, welke auto later op naam van de zus van verdachte bleek te staan. Aangeefster heeft nog geprobeerd om te voorkomen dat de bestuurder met diens auto wegreed. Zij raakte daarbij gewond. Verdachte heeft verklaard dat hij vaker de auto van zijn zus gebruikte, maar hij had haar auto die dag aan iemand uitgeleend.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte niet als (volstrekt) onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. Het dossier bevat geen bewijs dat dit scenario weerspreekt. Bovendien volgt niet uit het dossier dat verdachte degene is geweest die op de camerabeelden van de diefstal te zien is. Verdachte zal daarom van feit 1 worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 2 (diefstal)
Op 15 mei 2020 heeft [aangever 2] aangifte gedaan van diefstal. Hij heeft verklaard dat hij op 14 mei 2020 ontdekte dat zijn rugtas, die op de passagiersstoel van zijn bestelauto lag, was weggenomen. In deze rugtas zaten onder andere twee pinpassen en verrekijkers. Aangever had die dag bij zijn bestelauto een man gezien van ongeveer 1.90 meter lang met een blanke huidskleur. Later herkende aangever zijn gestolen verrekijkers op Marktplaats. Deze werden te koop aangeboden door een buurjongen van verdachte, genaamd [naam] . Verdachte heeft op de zitting verklaard dat niet hij, maar [naam] verantwoordelijk moet zijn geweest voor het stelen van de rugtas.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het stelen van de rugtas van aangever, omdat wettig bewijs voor de ten laste gelegde diefstal ontbreekt. De verklaring van aangever vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Bovendien past de door aangever gegeven omschrijving van de man die hij bij zijn bestelbus heeft gezien, niet bij het signalement van verdachte. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 2.
Bewezenverklaring feit 3 (diefstal door middel van een valse sleutel)
Uit de genoemde aangifte van [aangever 2] blijkt verder dat aangever op 14 mei 2020 ontdekte dat met zijn gestolen bankpassen op verschillende locaties geldbedragen van zijn bankrekeningen werden afgeschreven. Op camerabeelden van winkelketens Albert Heijn en Deen, gelegen aan het [vestigingsadres] in Diemen, is te zien dat op 14 mei 2020 tussen 19:09 uur en 19:14 uur in totaal drie keer contactloos werd gepind. Dit bleek te gaan om bedragen van in totaal 87,20 euro. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij niet op deze beelden te zien is. De
stillsvan de camerabeelden zijn naar aanleiding van een aandachtsvestiging bekeken door twee verbalisanten, die verdachte daarop hebben herkend.
Betrouwbaarheid van de herkenningen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of op basis van de herkenningen van verbalisanten kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is op de camerabeelden van Albert Heijn en Deen. Zij stelt daarbij voorop dat behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt temeer als deze herkenningen het enige bewijsmiddel zijn waaruit de betrokkenheid van verdachte kan worden afgeleid, zoals in deze zaak het geval is.
Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen aan de hand van
stillsvan camerabeelden is onder meer van belang in hoeverre daarop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Eerst dient daarom te worden onderzocht wat de kwaliteit van de
stillsvan de camerabeelden is en de mate waarin persoonskenmerken zichtbaar zijn. Verder is van belang op basis waarvan de herkenningen hebben plaatsgevonden. Daarbij geldt dat een herkenning betrouwbaarder is als deze is gebaseerd op een ontmoeting met de desbetreffende persoon in levenden lijve, dan wanneer deze is gebaseerd op een foto of op andere beelden van die persoon. In dat kader komt ook waarde toe aan de aard en de frequentie van de ontmoeting(en) en het tijdsverloop sinds die ontmoeting(en). Tot slot kan voor de betrouwbaarheid worden gekeken naar het aantal (onafhankelijke) herkenningen.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat uit wetenschappelijk onderzoek naar voren komt dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen worden opgeslagen en wel in visuele vorm. Dat maakt het doorgaans lastig om een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent.
De rechtbank acht de herkenningen, gelet op voorgaand beoordelingskader, betrouwbaar. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de
stillsvan de camerabeelden van voldoende kwaliteit zijn om daarop een herkenning te baseren. Hierop zijn voldoende kenmerkende onderdelen van het gezicht van de afgebeelde persoon te zien. Elk van de verbalisanten heeft specifiek beschreven waaraan hij verdachte herkende, waaronder de vorm van zijn gezicht, zijn lichte baardgroei en zijn postuur. Met name verbalisant T-983 omschrijft nauwkeurig op basis van welke specifieke gezichtskenmerken hij verdachte heeft herkend. Beide verbalisanten kenden en herkenden verdachte ambtshalve van eerdere ontmoetingen.
De rechtbank acht, op grond van de aangifte, de camerabeelden en de herkenningen, bewezen dat verdachte zich op 14 mei 2020 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van geldbedragen van in totaal 87,20 euro door bij Albert Heijn en Deen aan het [vestigingsadres] in Diemen verschillende keren contactloos te pinnen. Niet kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die op de andere locaties heeft gepind. Voor zover in de tenlastelegging bedragen zijn genoemd die op andere locaties gepind zouden zijn, zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
3.3.2Ten aanzien van zaak B
Bewezenverklaring feit 1 (diefstal) en feit 2 (diefstal door middel van een valse sleutel)
Op 21 mei 2019 heeft [aangever 3] aangifte gedaan van diefstal. Uit haar aangifte volgt dat zij op 20 mei 2019 ontdekte dat haar iPhone en bankpas waren gestolen. Zij zag via internetbankieren dat bij winkelketens Hema en Bruna in Diemen tussen 16:40 uur en 16:41 uur geldbedragen van in totaal 47,10 euro van haar rekening waren afgeschreven en dat van haar bank- en spaarrekening geld was overgeboekt naar een ander, niet op haar naam staand, rekeningnummer. Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij de iPhone en pinpas heeft gestolen en dat hij met de gestolen pinpas contactloos heeft gepind bij de Hema en Bruna in Diemen.
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank bewezen dat verdachte een iPhone, een pinpas en een geldbedrag van 47,10 euro heeft gestolen. Onvoldoende is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij het overschrijven van geldbedragen naar een andere rekening. Verdachte zal van dit ten laste gelegde onderdeel in feit 2 partieel worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 3 (medeplegen van witwassen)
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat via de door hem op 20 mei 2019 buit gemaakte pinpas en iPhone door een ander geld werd overgeschreven naar een andere rekening, omdat hij niet technisch genoeg was om dit zelf te doen. Hij heeft bekend dat hij op 20 mei 2019 op drie verschillende plekken in totaal 2.000,- euro heeft gepind, welk geld van aangeefster [aangever 3] was. Hij heeft van dit bedrag één vierde deel, te weten 500,- euro, gekregen. Op camerabeelden van de ING pinautomaat aan de Rijnstraat en Casino City aan de Ceintuurbaan in Amsterdam is te zien dat verdachte samen met drie anderen was toen hij op deze plekken geld pinde.
Uit de verklaring van verdachte en het overige bewijs in het dossier komt naar voren dat een ander het geld - via de door verdachte buit gemaakte pinpas en iPhone - van de rekening van aangeefster [aangever 3] naar een andere rekening zou hebben overgemaakt, waarna verdachte het geld op drie verschillende plekken heeft gepind. Door deze handelingen is de werkelijke herkomst en de feitelijke rechthebbende van de geldbedragen verhuld. Gelet op de genoemde omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van 2.000,- euro. Verdachte zal voor zover het witwassen ziet op een hoger geldbedrag, daarvan worden vrijgesproken.
Gelet op de omstandigheden dat verdachte heeft bekend dat hij hulp heeft gehad bij het overschrijven, de buit is verdeeld tussen hem en anderen en op camerabeelden te zien is dat verdachte niet alleen handelde, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen. Het ten laste gelegde medeplegen is daarmee bewezen.