ECLI:NL:RBAMS:2020:5865

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
13/751536-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een samengesteld vonnis uit Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de rechtbank in Jelenia Góra, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Polen, is in deze procedure bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld.

Het EAB is gebaseerd op een samengesteld vonnis van de rechtbank in Lubań, dat verschillende eerdere vonnissen omvat. De opgeëiste persoon heeft een vrijheidsstraf van vier jaar opgelegd gekregen, waarvan nog 3 jaar, 11 maanden en 24 dagen resteert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling van het oorspronkelijke vonnis en dat er geen van de in artikel 12 OLW genoemde omstandigheden aanwezig waren die een overlevering zouden rechtvaardigen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaring van de uitvaardigende justitiële autoriteit niet voldeed aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW, en heeft daarom de overlevering geweigerd. Tevens is vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is beëindigd. De uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, voorzitter, en mrs. C.W.M. Giesen en E.G.M.M. van Gessel, rechters, in aanwezigheid van de griffier, mr. J.B.C. van der Veer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751536-20
RK nummer: 20/3109
Datum uitspraak: 28 augustus 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 juni 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd door de
Regional Courtin Jelenia Góra (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
verblijvende te [adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 augustus 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een samengesteld vonnis (
aggregate judgment) gewezen door de
District Courtin Lubań van 5 april 2018 (II K 34/18). Aan dit samengesteld vonnis liggen ten grondslag:
I. een vonnis gewezen door de
District Courtin Lubań van 14 september 2011 (II K 328/11).
II. een vonnis gewezen door de
District Courtin Lubań van 18 november 2014 (II K 315/14)
III. een vonnis gewezen door de
District Courtin Lubań van 22 juni 2015 (II K 197/15)
IV. een vonnis gewezen door de
District Courtin Lubań van 13 maart 2017 (11 K 506/16)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een bij dit samengesteld vonnis opgelegde vrijheidsstraf voor de duur van vier jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 3 jaar, 11 maanden en 24 dagen.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat de verdachte niet in persoon aanwezig was bij de behandeling ter terechtzitting die tot het samengesteld vonnis heeft geleid, en dat dat vonnis- kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 23 juli 2020 het volgende verklaard:
The convict shall have the right to appeal against the judgment in question by means of extraordinary measures of appeal (cassation)
Met de verdediging en de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring niet voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en dat de overlevering op die grond moet worden geweigerd.

4.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. C.W.M. Giesen en E.G.M.M. van Gessel , rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 11 september 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.