Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Lille(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
offencesniet alleen zien op afzonderlijke feiten, maar ook op diverse kwalificaties van overtredingen van de Franse wetgeving inzake verdovende middelen. Bij e-mail van 20 juli 2020 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit desgevraagd bevestigd dat de onder 1 tot en met 4 en 8 genoemde overtredingen betrekking hebben op één feitencomplex, dat- kort gezegd – betrekking heeft op handel in heroïne en cocaïne in de periode van 1 januari 2018 tot 2 december 2019 in Corbeny, Le Creusot en andere plaatsen in Frankrijk. Daarnaast heeft de uitvaardigende autoriteit meegedeeld dat de onder 5 genoemde deelneming aan een criminele organisatie betrekking heeft op dezelfde pleegperiode en dat het doel van de organisatie handel in heroïne en cocaïne was. De rechtbank leidt daaruit af dat deze overtreding ook samenhangt met het onder 1 tot en met 4 en 8 bedoelde feitencomplex en dat uit de feitsomschrijving daarmee ook genoegzaam blijkt op welke pleegplaats(en) dit betrekking heeft. De rechtbank acht het feit dan ook genoegzaam omschreven en verwerpt het verweer.
4.Strafbaarheid
5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW
6.Detentieomstandigheden in Frankrijk
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de
Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Lille(Frankrijk).