Op 28 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Tribunal Judiciaire de Chalon sur Saône in Frankrijk. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 23 juni 2020 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd in de periode van 1 januari 2017 tot 28 november 2018, met name in verband met de handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn Franse nationaliteit bevestigd. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon telefonisch aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en geconcludeerd dat de beschrijving van de feiten voldoende was om de overlevering te rechtvaardigen. De raadsvrouw had betoogd dat de overlevering geweigerd moest worden omdat twee van de drie feiten niet genoegzaam waren omschreven, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen beletselen waren voor de overlevering. De detentieomstandigheden in Frankrijk werden ook beoordeeld, maar de rechtbank concludeerde dat er geen gevaar was voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen van de OLW zijn toegepast. De uitspraak werd gedaan door mr. H.P. Kijlstra als voorzitter, bijgestaan door mrs. C.W.M. Giesen en E.G.M.M. van Gessel, en werd uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.