ECLI:NL:RBAMS:2020:5858

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
13/751206-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Frankrijk

Op 28 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Tribunal Judiciaire de Chalon sur Saône in Frankrijk. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 23 juni 2020 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd in de periode van 1 januari 2017 tot 28 november 2018, met name in verband met de handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn Franse nationaliteit bevestigd. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon telefonisch aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en geconcludeerd dat de beschrijving van de feiten voldoende was om de overlevering te rechtvaardigen. De raadsvrouw had betoogd dat de overlevering geweigerd moest worden omdat twee van de drie feiten niet genoegzaam waren omschreven, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen beletselen waren voor de overlevering. De detentieomstandigheden in Frankrijk werden ook beoordeeld, maar de rechtbank concludeerde dat er geen gevaar was voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen van de OLW zijn toegepast. De uitspraak werd gedaan door mr. H.P. Kijlstra als voorzitter, bijgestaan door mrs. C.W.M. Giesen en E.G.M.M. van Gessel, en werd uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751206-20
RK nummer: 20/3213
Datum uitspraak: 28 augustus 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 juni 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 januari 2020 door
Tribunal Judiciare de Chalon sur Saône(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1993,
alias [naam alias] , geboren te [geboorteplaats 3] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 2] 2000,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 augustus 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is telefonisch gehoord en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Franse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Franse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van 14 januari 2020 van de
Tribunal Judiciare de Chalon sur Saône (Frankrijk).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Genoegzaamheid
De raadsvrouw heeft bepleit dat de overlevering wordt geweigerd omdat twee van de drie feiten in het EAB niet genoegzaam zijn omschreven. Naast deelname aan een criminele organisatie worden twee doorzoekingen genoemd, maar bij de ene is geen plaats genoemd en bij de andere is geen plaats en geen datum genoemd. Daarmee is niet duidelijk omschreven waarop de verdenking ziet, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft gemotiveerd geconcludeerd tot verwerping van het verweer.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
De rechtbank stelt vast dat het feitencomplex betrekking heeft op de handel in verdovende middelen in Le Creusot in de periode 1 januari 2017 tot 28 november 2018. De rechtbank begrijpt het EAB aldus dat daarmee sprake is van de zes in sectie e) genoemde inbreuken op de Franse wetgeving inzake verdovende middelen en dat de daarbij vermelde afzonderlijke gebeurtenissen vallen in de genoemde periode. De rechtbank acht het feitencomplex dan ook genoegzaam omschreven en verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Frans recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Detentieomstandigheden in Frankrijk

Bij e-mailbericht van 18 augustus 2020 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit meegedeeld dat de opgeëiste persoon niet zal worden gedetineerd in Nîmes en dat hij alleen kan worden gedetineerd in Varennes-Le-Grand, Dijon, Bourges, Chateauroux, Nevers, Saint Maur, Blois, Saran, Tours, Montargis, Auxerre, Joux la Ville, Belfort, Besançon, Lons le Saunier, Montbeliard, Vesoul of Chateaudun.
Nu de rechtbank ten aanzien van geen van bovengenoemde detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon kan worden gedetineerd heeft vastgesteld dat een algemeen gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Tribunal Judiciare de Chalon sur Saône (Frankrijk).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. C.W.M. Giesen en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 augustus 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.