ECLI:NL:RBAMS:2020:5851

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
13/993095
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een rechtspersoon voor het medeplegen van belastingfraude met een geldboete van € 25.000

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die werd beschuldigd van het medeplegen van belastingfraude. De verdachte, een rechtspersoon, werd ervan beschuldigd opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting te hebben gedaan over een periode van meerdere jaren, van 2013 tot en met 2018. Het benadelingsbedrag werd vastgesteld op € 252.438, wat leidde tot een geldboete van € 25.000. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een terechtzitting op 23 oktober 2020, waar de verdachte werd vertegenwoordigd door haar aandeelhouder en bestuurder. De officier van justitie, mr. M.O. van Driel, heeft de vordering ingediend, en de verdediging werd gevoerd door mr. W.J. Koops. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij de bekennende verklaring van de aandeelhouder en de accountant als belangrijke bewijsmiddelen werden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van belastingfraude, wat ernstige gevolgen had voor de Belastingdienst en de maatschappij. De rechtbank heeft de opgelegde geldboete als passend en geboden beschouwd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/993095-19 (Promis)
Datum uitspraak: 6 november 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
gevestigd op het adres [adres] [vestigingsplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2020. Verdachte is op zitting vertegenwoordigd door [naam] , enig aandeelhouder en bestuurder van [verdachte]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.O. van Driel en van wat [naam] (hierna: [naam] ) en zijn raadsman mr. W.J. Koops naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
Zij (als deelneemster aan/van de FISCALE EENHEID [verdachte] EN [verdachte] met kenmerk RSIN 8068.10.038 B01) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 februari 2013 tot en met 20 december 2018 te Amsterdam en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting (OB) over
de maanden januari 2013 tot en met december 2013 (DOC-094-01 t/m DOC094-12) en/of
de maanden januari 2014 tot en met december 2014 (DOC-094-13 t/m DOC-094-24) en/of
de maanden januari 2015 tot en met december 2015 (DOC-094-25 t/m DOC-094-36) en/of
de maanden januari 2016 tot en met december 2016 (DOC-094-37 t/m DOC-094-48) en/of
de maanden januari 2017 tot en met december 2017 (DOC-094-49 t/m DOC-094-60) en/of
de maanden januari 2018 tot en met november 2018 (DOC-094-61 t/m DOC-094-71)
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of doen of laten plegen, immers heeft/hebben zij, verdachte, (als deelneemster(s) aan/van voornoemde FISCALE EENHEID) en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op de/het bij (de Inspecteur van) de Belastingdienst (digitaal) ingeleverde / ingestuurde / ingediende aangiftebiljet(ten) omzetbelasting (OB) over genoemd(e) maand(en) (telkens) een te la(a)g(e) omzet/belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting (OB) opgegeven en/of doen of laten opgeven, terwijl dat feit (telkens) er toe
strekte dat te weinig belasting werd geheven,
Artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 51/47 Wetboek van Strafrecht
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
Zij (als moeder van de FISCALE EENHEID [verdachte] met kenmerk RSIN 8066.62.633) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2015 tot en met 2 augustus 2017 te Amsterdam en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet
voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting (VPB) over
het jaar 2013 (DOC-099) en/of
het jaar 2014 (DOC-100) en/of
het jaar 2015 (DOC-101) en/of
het jaar 2016 (DOC-102)
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of doen of laten plegen, immers heeft/hebben zij, verdachte, (als moeder van voornoemde FISCALE EENHEID) en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op de/het bij (de Inspecteur van) de Belastingdienst (digitaal) ingeleverde / ingestuurde / ingediende aangiftebiljet(ten) vennootschapsbelasting (VPB) over genoemd jaar/jaren (telkens) een te la(a)g(e) winst/belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan verschuldigde
vennootschapsbelasting (VPB) opgegeven en/of doen of laten opgeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 51/47 Wetboek van Strafrecht
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Deze feiten zijn ook aan [naam] , als feitelijk leidinggevende, ten laste gelegd. Feit 1 is ook aan [verdachte] , als deelneemster aan de fiscale eenheid, ten laste gelegd.
De strafzaken tegen [naam] en [verdachte] zijn gelijktijdig met deze zaak behandeld en in alle zaken wordt gelijktijdig vonnis gewezen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
[naam] is op 30 juli 1992 beëdigd als advocaat. [naam] is sinds 7 oktober 1997 enig aandeelhouder van verdachte. [naam] is als bestuurder/directeur van deze holding alleen/zelfstandig bevoegd. Verdachte is enig aandeelhouder en bestuurder van [verdachte] Verdachte is belastingplichtig voor de VPB en vormt tezamen met [verdachte] een fiscale eenheid VPB en OB over het tijdvak 2013 tot en met 2018.
[naam] maakte in het verleden gebruik van de diensten van accountant [naam accountant] (hierna: de accountant). De accountant valt onder het horizontaal toezicht. Horizontaal toezicht is gebaseerd op wederzijds vertrouwen, begrip en transparantie tussen de Belastingdienst en fiscaal adviseurs. Zij sluiten hiertoe een convenant. Klanten kunnen zich hierbij aansluiten. Horizontaal toezicht is gebaseerd op de aanname dat de belastingaangiften deskundig tot stand komen en correct zijn. Belastingplichtigen die onder horizontaal toezicht vallen krijgen minder controles, omdat convenants-aangiften alleen nog steekproefsgewijs worden gecontroleerd.
De Belastingdienst heeft in 2018 een landelijke steekproef ondernemingen gehouden op ingediende belastingaangiften. Op 28 maart 2018 is bij de accountant het dossier van verdachte gecontroleerd door de Belastingdienst. Bij de controleambtenaar vielen inkoopfacturen in de administratie van [verdachte] op vanwege de omschrijving ‘juridisch uitzoekwerk’ en het feit dat op deze facturen btw in rekening werd gebracht, terwijl er geen btw-nummer en geen KvK-nummer van de presterende onderneming op de factuur waren vermeld. De facturen leken veel op elkaar en het viel op dat de boekstempels op de reguliere facturen anders waren dan de onderzochte inkoopfacturen. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek is de FIOD op 17 december 2018 een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam Cerema. [naam] heeft tijdens dit onderzoek bekend dat hij in de jaren 2013 tot en met 2018 in totaal 648 facturen valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst en dat met deze facturen onjuiste aangiften bij de Belastingdienst zijn gedaan.
4.2
Bewijs
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van [naam] . [naam] heeft ter terechtzitting en bij de FIOD verklaard dat hij de aangiften OB voor de fiscale eenheid [verdachte] en [verdachte] telkens zelf heeft ingediend en dat hij de aangiften VPB telkens heeft laten indienen door zijn accountant. Hij heeft verklaard dat niemand anders bij de fraude was betrokken.
Nu [naam] de feiten volledig heeft bekend, kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Naast het proces-verbaal van de zitting worden bewijsmiddelen gebruikt die zich bevinden in het procesdossier van de FIOD met nummer 63900. De in dat dossier toegepaste code DOC staat voor de documenten. Het gaat daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
Feiten 1 en 2
De bekennende verklaring die [naam] ter terechtzitting van 23 oktober 2020 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting;
DOC-098
DOC-081
Feit 1
4. DOC-082
5. DOC-094, DOC-094-01 t/m DOC-094-71
Feit 2
6. DOC-093

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
als deelneemster aan de FISCALE EENHEID [verdachte] EN [verdachte] met kenmerk RSIN 8068.10.038 B01 in de periode van 26 februari 2013 tot en met 20 december 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de omzetbelasting (OB) over
de maanden januari 2013 tot en met december 2013 en
de maanden januari 2014 tot en met december 2014 en
de maanden januari 2015 tot en met december 2015 en
de maanden januari 2016 tot en met december 2016 en
de maanden januari 2017 tot en met december 2017 en
de maanden januari 2018 tot en met november 2018
onjuist heeft gedaan, immers heeft zij, verdachte, als deelneemster aan voornoemde FISCALE EENHEID, en haar mededader opzettelijk op de bij de Belastingdienst digitaal ingeleverde ingediende aangiftebiljetten omzetbelasting (OB) over genoemde maanden telkens een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting (OB) opgegeven, terwijl dat feit telkens er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
2.
als moeder van de FISCALE EENHEID [verdachte] met kenmerk RSIN 8066.62.633 in de periode van 20 januari 2015 tot en met 2 augustus 2017 in Nederland, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de vennootschapsbelasting (VPB) over het jaar 2013 en het jaar 2014 en het jaar 2015 en het jaar 2016
onjuist gedaan immers heeft zij, verdachte, (als moeder van voornoemde FISCALE EENHEID) opzettelijk op de bij de Belastingdienst digitaal ingediende aangiftebiljetten vennootschapsbelasting (VPB) over genoemde jaren telkens een te laag belastbaar bedrag laten opgeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden veroordeeld tot een geldboete van € 25.000,-, zijnde 10 procent van het benadelingsbedrag.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van belastingfraude waardoor in totaal € 252.438,- te weinig belasting is geheven. Hiermee zijn de Belastingdienst en de maatschappij ernstig benadeeld. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen waarop het systeem van belastingheffing is gebaseerd. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat opgelegde naheffingsaanslagen direct zijn voldaan. Ook houdt de rechtbank rekening de omstandigheid dat [naam] de aandeelhouder is van verdachte, zodat verdachte en [naam] economisch bezien met elkaar kunnen worden vereenzelvigd. Om die reden houdt de rechtbank in matigende zin rekening met de straf die reeds aan [naam] - als feitelijk leidinggever van de gedraging van verdachte - wordt opgelegd. De rechtbank vindt de geëiste geldboete passend en geboden en zal die opleggen aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23 (oud), 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 25.000,-(vijfentwintigduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Fase, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en A.H.E. van der Pol, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2020.