ECLI:NL:RBAMS:2020:5849

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
13/993094-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een advocaat voor valsheid in geschrift en belastingfraude

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan tegen een advocaat, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en belastingfraude. De verdachte, geboren in 1964, was gedurende zes jaar betrokken bij het opmaken van 648 valse facturen en het indienen van onjuiste belastingaangiften. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als feitelijk leidinggevende van twee vennootschappen, [B.V. 1] en [B.V. 2], opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting, vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting heeft gedaan, waardoor te weinig belasting werd geheven. De verdachte heeft tijdens het onderzoek door de FIOD bekend dat hij in totaal 648 facturen valselijk heeft opgemaakt en dat hij deze heeft gebruikt voor het indienen van onjuiste aangiften bij de Belastingdienst. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, de duur van de gedragingen en het benadelingsbedrag van € 375.826,-. De verdachte heeft spijt betuigd en volledig meegewerkt aan het onderzoek. De rechtbank heeft ook de impact van de straf op het leven van de verdachte meegewogen, waaronder zijn uitschrijving als advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/993094-19 (Promis)
Datum uitspraak: 6 november 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.O. van Driel en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.J. Koops naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. valsheid in geschrift in de periode van 4 september 2014 tot en met 5 oktober 2016, door het valselijk opmaken of vervalsen van een huurovereenkomst en twee facturen;
2. valsheid in geschrift gepleegd in de periode van 20 februari 2016 tot en met 26 november 2016, door het valselijk opmaken of vervalsen van 17 facturen;
3. als feitelijk leidinggevende het opzettelijk onjuist (laten) doen van aangiften omzetbelasting (OB) over de maanden januari 2013 tot en met november 2018, terwijl het feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
4. als feitelijk leidinggevende het opzettelijk onjuist (laten) doen van aangiften vennootschapsbelasting (VPB) over de jaren 2013 tot en met 2016, terwijl het feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
5. het opzettelijk onjuist (laten) doen van aangiften inkomstenbelasting (IB) over de jaren 2013 tot en met 2016, terwijl het feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Feit 3 is verdachte ten laste gelegd als feitelijke leidinggevende van (de fiscale eenheid) [B.V. 1] en van [B.V. 2] Dit feit is ook aan beide rechtspersonen ten laste gelegd.
Feit 4 is verdachte ten laste gelegd als feitelijk leidinggevende van [B.V. 2] Dit feit is ook aan deze rechtspersoon ten laste gelegd.
De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De strafzaken tegen [B.V. 1] en [B.V. 2] zijn gelijktijdig met deze zaak behandeld en in alle zaken wordt gelijktijdig vonnis gewezen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Verdachte is op 30 juli 1992 beëdigd als advocaat. Verdachte is sinds 7 oktober 1997 enig aandeelhouder van [B.V. 2] Hij is als bestuurder/directeur van deze holding alleen/zelfstandig bevoegd. [B.V. 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [B.V. 1] Verdachte is belasting- en aangifteplichtig voor de IB over het tijdvak 2013 tot en met 2018. [B.V. 2] is belastingplichtig voor de VPB en vormt tezamen met [B.V. 1] een fiscale eenheid VPB en OB over het tijdvak 2013 tot en met 2018.
Verdachte maakte in het verleden gebruik van de diensten van accountant [accountant] (hierna: de accountant). De accountant valt onder het horizontaal toezicht. Horizontaal toezicht is gebaseerd op wederzijds vertrouwen, begrip en transparantie tussen de Belastingdienst en fiscaal adviseurs. Zij sluiten hiertoe een convenant. Klanten kunnen zich hierbij aansluiten. Horizontaal toezicht is gebaseerd op de aanname dat de belastingaangiften deskundig tot stand komen en correct zijn. Belastingplichtigen die onder horizontaal toezicht vallen krijgen minder controles, omdat convenants-aangiften alleen nog steekproefsgewijs worden gecontroleerd.
De Belastingdienst heeft in 2018 een landelijke steekproef ondernemingen gehouden op ingediende belastingaangiften. Op 28 maart 2018 is bij de accountant het dossier van verdachte gecontroleerd door de Belastingdienst. Bij de controleambtenaar vielen inkoopfacturen in de administratie van [B.V. 1] op vanwege de omschrijving ‘juridisch uitzoekwerk’ en het feit dat op deze facturen btw in rekening werd gebracht, terwijl er geen btw-nummer en geen KvK-nummer van de presterende onderneming op de factuur waren vermeld. De facturen leken veel op elkaar en het viel op dat de boekstempels op de reguliere facturen anders waren dan de onderzochte inkoopfacturen. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek is de FIOD op 17 december 2018 een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam Cerema. Verdachte heeft tijdens dit onderzoek bekend dat hij in de jaren 2013 tot en met 2018 in totaal 648 facturen valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst en dat met deze facturen onjuiste aangiften bij de Belastingdienst zijn gedaan.
4.2
Bewijs
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte. Nu verdachte alle feiten volledig heeft bekend, kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Deze opgave van de bewijsmiddelen staat in bijlage 2 die aan dit vonnis is gehecht.
4.3
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft ter terechtzitting en bij de FIOD - kort gezegd - verklaard dat hij in totaal 648 facturen valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, waaronder de onder 1 en 2 ten laste gelegde facturen. Verdachte heeft verklaard dat hij de valse facturen in zijn administratie heeft opgenomen in fysieke vorm en dat hij deze stukken vervolgens aan zijn accountant heeft gegeven voor het boeken van de stukken en het indienen van de aangiften VPB en IB. De accountant was niet van deze valsheid op de hoogte. De aangiften OB diende verdachte zelf in, waarvoor hij ook de valse facturen heeft gebruikt. Hieruit blijkt het oogmerk van verdachte om de geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken (feiten 1 en 2) en ook het opzet van verdachte als feitelijk leidinggevende van [B.V. 1] en [B.V. 2] op het onjuist doen van de aangiften OB (feit 3) en op het onjuist laten doen van de aangiften VPB (feit 4) waardoor er telkens te weinig belasting werd geheven.
De rechtbank is, net als de officier van justitie, van oordeel dat ook is bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het laten doen van onjuiste aangiften IB (feit 5). Verdachte heeft met opzet onjuiste aangiften VPB voor de fiscale eenheid [B.V. 2] laten doen. Deze fraude werkt door in de aangiften IB van verdachte, aangezien hij een aanmerkelijk belang heeft in deze B.V. Verdachte heeft erkend dat de bedragen die ten onrechte zijn afgetrokken van de winst van de B.V., privéuitgaven betreffen die hij heeft betaald ofwel vanaf de zakelijke bankrekening van de B.V. ofwel door geldopnamen uit de kas van de B.V. Hiermee heeft verdachte winsten onttrokken aan zijn B.V. waarbij hij deze bedragen in privé heeft genoten in zijn hoedanigheid van aandeelhouder. Deze betalingen door de B.V. ten behoeve van verdachte als aandeelhouder kwalificeren als winstuitdelingen (verkapt dividend) en hadden in de aangiften IB van verdachte in aanmerking moeten worden genomen als inkomen uit aanmerkelijk belang in box II. Verdachte heeft echter geen winstuitdelingen in zijn aangiften IB verantwoord. Door aldus te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat ook zijn aangiften IB onjuist zouden zijn. De raadsman heeft op dit punt geen verweer gevoerd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 4 september 2014 tot en met 5 oktober 2016 in Nederland,
één (1) huurovereenkomst tussen [B.V. 3] ( [naam 1] ) en [B.V. 1] , met betrekking tot de kantoorruimte [adres] , en
twee (2) facturen van [B.V. 3] ( [naam 1] ) gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en hem, verdachte,
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
op die huurovereenkomst vermeld dat [B.V. 3] ( [naam 1] ) de kantoorruimte [adres] heeft verhuurd aan [B.V. 1] , terwijl in werkelijkheid [B.V. 3] ( [naam 1] ) die kantoorruimte niet heeft verhuurd aan [B.V. 1] , en
op die facturen vermeld dat door [B.V. 3] ( [naam 1] ) een bedrag aan huur aangaande de kantoorruimte [adres] in rekening is gebracht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] , terwijl in werkelijkheid geen huur door [B.V. 3] ( [naam 1] ) aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] in rekening is gebracht,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
2.
in de periode van 20 februari 2016 tot en met 26 november 2016 in Nederland,
twee (2), facturen van [naam 2] gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en
één (1) factuur van [naam 3] gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en
één (1) factuur van [naam 4] gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en
één (1) factuur van [naam 5] gericht aan hem, verdachte, en
één (1) factuur van [naam 6] gericht aan hem, verdachte, en
vier (4) facturen van [naam 7] gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en/of hem, verdachte, en
één (1) factuur van [naam 8] gericht aan Advocaten [achternaam verdachte] en
vier (4) facturen van [naam 9] gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en
twee (2) facturen van [naam 10] gericht aan hem, verdachte,
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte, valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
op die facturen vermeld dat [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] en [naam 7] en [naam 8] en [naam 9] en [naam 10] werkzaamheden hebben verricht voor of diensten of goederen hebben geleverd aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] of hem, verdachte, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden of diensten of goederen niet zijn verricht voor of zijn geleverd aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] of hem, verdachte, en
op die facturen factuurbedragen vermeld die in werkelijkheid geen betrekking hebben op die in die facturen vermelde werkzaamheden of leveringen van diensten of goederen,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
3.
[B.V. 1] en [B.V. 2] (als deelneemsters aan de FISCALE EENHEID [B.V. 1] EN [B.V. 2] met kenmerk [kenmerk 1] ) in de periode van 26 februari 2013 tot en met 20 december 2018 in Nederland, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de omzetbelasting (OB) over
de maanden januari 2013 tot en met december 2013 en
de maanden januari 2014 tot en met december 2014 en
de maanden januari 2015 tot en met december 2015 en
de maanden januari 2016 tot en met december 2016 en
de maanden januari 2017 tot en met december 2017 en
de maanden januari 2018 tot en met november 2018
onjuist hebben gedaan, immers hebben [B.V. 1] en [B.V. 2] (als deelneemsters aan voornoemde FISCALE EENHEID) opzettelijk op de bij de Belastingdienst digitaal ingediende aangiftebiljetten omzetbelasting (OB) over genoemde maanden telkens een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting (OB) opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke vorenomschreven verboden gedragingen hij, verdachte, telkens leiding heeft gegeven;
4.
[B.V. 2] (als moeder van de FISCALE EENHEID [B.V. 2] met kenmerk [kenmerk 2] ) in de periode van 20 januari 2015 tot en met 2 augustus 2017 in Nederland, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de vennootschapsbelasting (VPB) over het jaar 2013 en het jaar 2014 en het jaar 2015 en het jaar 2016 onjuist laten doen, immers heeft [B.V. 2] (als moeder van voornoemde FISCALE EENHEID) opzettelijk op de bij de Belastingdienst ingediende aangiftebiljetten vennootschapsbelasting (VPB) over genoemde jaren telkens een te laag belastbaar bedrag doen opgeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke vorenomschreven gedragingen hij, verdachte, telkens leiding heeft gegeven;
5.
in de periode van 16 december 2014 tot en met 23 oktober 2017 in Nederland, bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
digitale aangiften voor de inkomstenbelasting (IB) over het jaar 2013 en het jaar 2014 en het jaar 2015 en het jaar 2016 onjuist heeft laten doen, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk op de bij de Belastingdienst ingediende aangiftebiljetten inkomstenbelasting (IB) over genoemde jaren telkens een te laag inkomen laten opgeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Feiten en omstandigheden die meewegen in de strafmaat
Ter terechtzitting is door de officier van justitie en de raadsman uitvoerig ingegaan op de feiten en omstandigheden waarmee rekening zou moeten worden gehouden bij de strafoplegging. De rechtbank zal bij het bepalen van de straf rekening houden met de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte wordt veroordeeld voor het valselijk opmaken of vervalsen van een huurovereenkomst en 19 facturen, en voor het plegen van belastingfraude. Hij heeft in een periode van zes jaar door middel van 648 valselijk opgemaakte of vervalste facturen onjuiste aangiften IB en, als feitelijk leidinggevende, onjuiste aangiften OB en VBP ingediend. Verdachte had een advocatenkantoor en liet door middel van de valse of vervalste facturen privéuitgaven ten laste van de zakelijke rekening lopen. Verdachte heeft bij de FIOD en ter terechtzitting een volledige bekennende verklaring afgelegd en spijt betuigd. Hij heeft volledig meegewerkt aan het onderzoek van de FIOD. Verdachte heeft naar eigen zeggen de feiten gepleegd om te kunnen voldoen aan zijn in het echtscheidingsconvenant overeengekomen financiële verplichtingen, te weten een hoge alimentatie en een in januari 2019 te betalen bedrag van € 600.000,- uit hoofde van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De FIOD heeft berekend dat door zijn handelen een belastingnadeel is ontstaan van in totaal € 375.826,-. Dit bedrag is door de verdediging niet betwist. Ter terechtzitting is gebleken dat het rapport van het boekenonderzoek inmiddels gereed is en dat de navorderingsaanslagen die daaruit volg(d)en direct door verdachte zijn en zullen worden betaald. Verdachte heeft zich, na overleg met de Deken van de Orde van Advocaten, in de week van de zitting uitgeschreven als advocaat. Verdachte is niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
In de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geldt voor gepleegde fraude met een benadelingsbedrag van € 250.000,- tot € 500.000,- als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden.
8.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis naast genoemde feiten en omstandigheden in strafverzwarende zin rekening gehouden met het volgende. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn hoedanigheid als advocaat. Verdachte is niet uit zichzelf gestopt met het plegen van fraude. Zelfs toen een belastingcontrole werd aangekondigd heeft verdachte nog valse facturen van btw-nummers en KvK-nummers voorzien. Verdachte had een solide vermogenspositie en heeft geen concessies gedaan aan zijn zeer welgestelde levensstijl om aan zijn verplichtingen jegens zijn ex-vrouw te voldoen. Verdachte vervult als advocaat een voorbeeldrol en had beter moeten weten. Dit maakt dat bij de strafoplegging het aspect van algemene preventie een rol moet spelen. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft uitvoerig bepleit dat verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Naast bovengenoemde feiten en omstandigheden moet in matigende zin het volgende worden meegewogen. Verdachte is uit eigen beweging gestopt met het strafbaar handelen. Zijn handelen was direct en uitsluitend gekoppeld aan de echtscheiding en het nakomen van het echtscheidingsconvenant. De Belastingdienst is de enige benadeelde partij in deze zaak en verdachte maakt het financiële nadeel geheel ongedaan. Hij heeft zijn huis hiervoor verkocht. Een deel van het strafwaardig handelen van verdachte komt tot uitdrukking in opgelegde straffen aan de twee B.V.’s en dat deel moet niet ook nog aan verdachte worden opgelegd. Dat verdachte zich heeft uitgeschreven als advocaat is een direct gevolg van de gepleegde misdrijven en moet worden gezien als een zwaarwegende bijkomende straf.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en zoals onder 8.1 is genoemd. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank vindt gezien de ernst van de feiten, de duur van de gedragingen en de hoogte van het benadelingsbedrag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte niet uit eigen beweging is gestopt met het plegen van fraude. Nadat de belastingcontrole in maart 2018 was aangekondigd, heeft hij nog 56 valse facturen opgemaakt en in november 2018 een onjuist aangifte omzetbelasting ingediend. Verdachte heeft met zijn handelen de Belastingdienst, en daarmee de gemeenschap, ernstig benadeeld. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen waarop het systeem van belastingheffing is gebaseerd. Als advocaat heeft verdachte tevens een verantwoordelijke functie. Verdachte had voldoende andere financiële mogelijkheden om aan de financiële verplichtingen uit hoofde van het echtscheidingsconvenant te voldoen, waaronder bijvoorbeeld de verkoop van zijn schuldenvrije (tweede) woning in Zeeland en het teruggaan in levensstijl. Verdachte heeft daarvoor niet gekozen. Tijdens zijn verhoor bij de FIOD op 10 juli 2019 heeft hij daarover ook zelf verklaard dat hij een andere afslag had kunnen nemen, maar dat hij dat niet heeft gedaan. De rechtbank zag op zitting een man die geen gezichtsverlies wilde lijden en daarom is begonnen met het plegen van fraude. De rechtbank laat in het voordeel van verdachte meewegen dat hij, nadat zijn administratie was gevorderd, heeft meegewerkt aan het strafrechtelijk onderzoek en een volledig bekennende verklaring heeft afgelegd. De spijtbetuiging van verdachte komt op de rechtbank oprecht over. Door zijn medewerking is het strafrechtelijk onderzoek voortvarend afgerond. De rechtbank weegt in matigende zin ook mee dat verdachte de opgelegde naheffings- en navorderingsaanslagen direct heeft terugbetaald en dat hij zich heeft laten uitschrijven als advocaat. Deze uitschrijving hangt direct samen met deze strafzaak en heeft een grote impact op het leven van verdachte. De rechtbank begrijpt dat een gevangenisstraf, net als voor andere mensen, ingrijpend is voor verdachte, maar dat is geen reden deze straf niet op te leggen. Een gevangenisstraf zal naast vergelding ook een preventieve werking hebben. Alles overwegende legt de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 6 maanden.

9.Beslag

Onder verdachte zijn twee dozen met originele administratie in beslag genomen. Dit beslag is vermeld op de beslaglijst die als bijlage 3 aan dit vonnis is gehecht. De rechtbank zal bepalen dat deze administratie wordt teruggegeven aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3
feitelijk leidinggeven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4
feitelijk leidinggeven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 5
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Gelast de teruggave aan verdachte van twee dossiers met administratie, zoals vermeld op de beslaglijst die als bijlage 3 aan dit vonnis is gehecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Fase, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en A.H.E. van der Pol, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2020.