ECLI:NL:RBAMS:2020:5837

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
13-203389-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verboden wapenbezit en de gevolgen daarvan voor de verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte op 14 oktober 2020 veroordeeld voor verboden wapenbezit. De zaak betreft een incident op 7 augustus 2020, waarbij de verdachte werd aangehouden als bestuurder van een auto zonder rijbewijs. Tijdens de identiteitsfouillering werden een mes en een kogelpatroon aangetroffen. Na toestemming van de verdachte werd zijn woning doorzocht, waar een vuurwapen en meerdere kogelpatronen werden gevonden. De verdachte heeft de feiten bekend en verklaarde dat hij de wapens en munitie van een vriend had gekregen, maar kon deze vriend niet identificeren.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van zes maanden had geëist, in overweging genomen. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen strafblad had en een baan in de zorg. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten, in het bijzonder het bezit van vuurwapens, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde, maar besloot om de straf te matigen tot 90 dagen gevangenisstraf, waarvan 63 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank benadrukte de zorgelijke trend van wapenbezit onder jongeren en de ernst van de situatie in Amsterdam.

De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en een stiletto, en legde de straffen op in overeenstemming met de wetgeving omtrent wapenbezit. De beslissing werd genomen na zorgvuldige overweging van de omstandigheden en de impact op de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/203389-20 (Promis)
Datum uitspraak: 14 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. van der Vlugt en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.H. Jebbink naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 7 augustus 2020 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
het voorhanden hebben van een vuurwapen (strafbaar gesteld in art. 26/27 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM));
het voorhanden hebben van munitie (strafbaar gesteld in art. 26/27 WWM);
het voorhanden hebben en/of dragen van een stiletto (strafbaar gesteld in art. 13 WWM).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle drie de feiten bewezen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij verwezen naar de relevante stukken in het dossier, waaronder de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de feiten bekend. Kort gezegd komt het erop neer dat hij het mes heeft gekregen van een vriend als souvenir. Hij droeg het bij zich ter bescherming, voor het geval hij zou worden beroofd. Het vuurwapen en de munitie heeft hij (van deze zelfde vriend) in bewaring gekregen. Hij heeft in elk geval zelf nooit de intentie gehad het wapen of de munitie te gebruiken.
De raadsman heeft geen bewijsverweren aangevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen.
Op 7 augustus 2020 wordt verdachte aangehouden als bestuurder van een auto, terwijl zijn rijbewijs is ingevorderd. Bij de identiteitsfouillering wordt in het heuptasje van verdachte een mes en een kogelpatroon aangetroffen. Nadat verdachte toestemming had gegeven voor het gebruik van zijn huissleutel, is de woning van verdachte op grond van de WWM doorzocht. Daar werden in een keukenla zeven kogelpatronen aangetroffen. Ook werd onder de koelkast, achter een plint, een vuurwapen met patroonhouder aangetroffen. Na onderzoek door een wapenspecialist bleek het mes een stiletto te zijn, het vuurwapen een FN “Browning” Hi-Power (9mm x 19, (synoniem voor 9mm Luger)) en de munitie was van het merk Fiocchi (9mm x 19 (synoniem voor 9mm Luger)).
Verdachte heeft het bezit van deze wapens en munitie bekend.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgesomde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 7 augustus 2020 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk FN “Browning”, type/model: Hi-Power, kaliber 9mm x19 (synoniem voor 9mm Luger) zijnde een vuurwapen in de vorm van pistool voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 7 augustus 2020 te Amsterdam munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten acht kogelpatronen (van het merk Fiocchi, kaliber: 9mm x 19) voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 7 augustus 2020 te Amsterdam, een wapen, van categorie I, onder 1°, te weten een stiletto (merk: Stainless) voorhanden heeft gehad en heeft gedragen.

5.Juridische verweren

De raadsman heeft twee juridische verweren gevoerd. Zo kan volgens hem het onder 2. ten laste gelegde ‘dragen’ niet worden gekwalificeerd als overtreding van artikel 26 of 27 WWM, waardoor zijn cliënt partieel moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verder zou er sprake zijn van één voortgezette handeling ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 althans in elk geval ten aanzien van het bezit van het wapen en van de zeven patronen in de keukenla (de feiten 1 en een gedeelte van feit 2).
De rechtbank verwerpt beide verweren. Het kwalificatieverweer mist feitelijke grondslag. De rechtbank stelt namelijk vast dat het element ‘dragen’ verdachte niet wordt verweten in de feiten 1 en 2, zoals de raadsman stelt. Het ‘dragen’ wordt verdachte wél verweten ten aanzien van feit 3 (de stiletto). Echter, ook als de rechtbank het verweer verbeterd leest (en het daadwerkelijk zou zijn aangevoerd ten aanzien van de stiletto), kan het verweer niet slagen. Het ‘dragen’ van een stiletto is namelijk wel degelijk een strafbare handeling volgens artikel 13 WWM, waardoor het – terecht – in feit 3 ten laste is gelegd (en bewezenverklaard). De bewezen geachte feiten zijn dan ook strafbaar en verdachte is daar strafbaar voor.
Ook gaat de rechtbank niet mee in het verweer tot toepassing van de regeling van de voortgezette handeling. Om te kunnen spreken van een voortgezette handeling moet er sprake zijn van één wilsbesluit. Of daarvan sprake is kan de rechtbank echter niet vaststellen. Verdachte verklaart dat hij alle wapens en munitie in bewaring (het vuurwapen en de munitie) of als souvenir (de stiletto) zou hebben gekregen van een ‘vriend’. Verdachte heeft echter niet kunnen of willen verklaren over de identiteit van deze persoon, waardoor zijn verklaring op geen enkele manier kan worden geverifieerd. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding verdachte op zijn woord te geloven. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of, zoals door de raadsman is aangevoerd, aan meerdere feiten één en hetzelfde wilsbesluit vooraf is gegaan. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een voortgezette handeling, maar van meerdaadse samenloop.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat aan verdachte, gelet op zijn proceshouding, ontbrekende recidive en persoonlijke omstandigheden, een deels voorwaardelijke straf in combinatie met een werkstraf kan worden opgelegd. Het is vooral van belang dat hij niet weer in de gevangenis komt te zitten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 10 augustus 2020. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Dit zijn ernstige feiten, zeker gelet op het soort wapens dat onder verdachte is aangetroffen. Met vuurwapens worden immers zeer ernstige delicten gepleegd. Zeker in Amsterdam loopt het bezit én het gebruik van vuurwapens (onder andere bij liquidaties) al jaren uit de hand. Ook ten aanzien van het bezit van een mes is sprake van een zorgelijke trend en zeker onder jonge mensen lopen de cijfers, alsmede het aantal steekincidenten, fors op. Er staan dan ook hoge straffen op het bezit van dergelijke wapens.
De rechtbank neemt bij de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt bij de strafoplegging. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en daarmee lager te straffen dan de eis van de officier van justitie. Verdachte heeft geen relevant strafblad en lijkt zijn leven goed op orde te hebben. Hij heeft een baan in de zorg en een eigen woning die hij beide kan verliezen bij een forse gevangenisstraf. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zowel de maatschappij, als verdachte zelf er bij zijn gebaat als hij niet terug gaat naar de gevangenis. De rechtbank zal daarom kiezen voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf.

7.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Pistool - 5953013
7 STK Munitie - 5953014
1 STK Munitie - 5953016
1 STK Munitie - 5953017
1 STK Zak - 5953053
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de WWM en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij art. 55 lid 3 onder a van de WWM;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de WWM, strafbaar gesteld bij art. 55 lid 1 van de WWM;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met art. 13 lid 1 van de WWM, strafbaar gesteld bij art. 55 lid 1 van de WWM.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 63 (drieënzestig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
STK Pistool - 5953013
7 STK Munitie - 5953014
1 STK Munitie - 5953016
1 STK Munitie – 5953017
1 STK Zak – 5953053
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. B. Vogel en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2020.
[...]
[...]