Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
Purchase Orders), voornamelijk voor de koop en levering van zogenoemde
electrical regeneration gas heaters, en bijbehorende bedieningspanelen en apparatuur.
regeneration gas heatersworden gebruikt in een proces voor het verwijderen van waterdamp uit aardgas.
heatersen twee bedieningspanelen zijn geleverd aan TAQA Onshore B.V. (TAQA). Deze apparatuur maakt onderdeel uit van twee door FPS aan TAQA geleverde gasdrogingsinstallaties, ook wel
Dew Point Correction Units(DPCU’s) genaamd (één
heateren één bedieningspaneel per DCPU). De DCPU’s worden door TAQA ingezet bij haar ondergrondse gasopslag- en verwerkingsinstallatie te Bergermeer en Boekelermeer (het ‘TAQA Project’), een on-shore toepassing dus. Hiervoor hebben FPS en TAQA op 3 juni 2011 een order afgesloten.
heatersen twee bedieningspanelen zijn geleverd aan het in Panama gevestigde QGI Oil & Gas Inc. (QGI). Deze apparatuur maakt onderdeel uit van twee door FPSI II aan QGI geleverde gasdrogingsinstallaties, ook wel
Gas Dehydration Units(GDU’s) genaamd (twee
heatersen één bedieningspaneel per GDU). Hiervoor hebben FPSI II en QGI in mei 2014 twee orders afgesloten. De GDU’s zijn vervolgens geïnstalleerd op twee boten van de Braziliaanse eindgebruiker Petrobras (het ‘QGI Project’). Deze boten, ook wel
floating production, storage and offloading units(FPSO’s) genaamd, zijn in feite drijvende productieplatforms die worden gebruikt op open zee om aardgas te produceren, te behandelen en op te slaan in afwachting van verder transport. De betreffende boten voor het QGI Project zijn genummerd FPSO P-75 en P-77. Dit betreft dus een off-shore toepassing.
heatersen twee bedieningspanelen zijn geleverd aan het in Brazilië gevestigde Consórcio Technip-Techint P76 (Techint). Deze apparatuur maakt onderdeel uit van een door FPSI aan Techint geleverde GDU, uit hoofde van een tussen partijen in april 2014 gesloten order. Deze GDU is op FPSO P-76 van Petrobras geïnstalleerd (het ‘Techint-Project’). Dit betreft dus ook een off-shore toepassing.
heatersen twaalf bedieningspanelen zijn geleverd aan het Braziliaanse DM Construtora De Obras LTDA (DMCO). Deze apparatuur maakt onderdeel uit van zes door FPSI aan DMCO geleverde GDU’s (twee
heatersen twee bedieningspanelen per GDU), op basis van een in 2015 tussen FPSI en DMCO gesloten leveringsovereenkomst. Deze GDU’s zijn op zes FPSO’s van Petrobras geïnstalleerd, te weten op FPSO’s P-66, P-67, P-68, P-69, P-70 en P-71 (het ‘Replicantes Project’). Dit betreft dus eveneens een off-shore toepassing.
termination boxvan de
heater.
heatersen bedieningspanelen en de daaruit voortvloeiende schades. Op 1 februari 2019 heeft Frames haar vorderingen beschreven in een
Letter before Action:
“The applicable law for this Purchase Order shall be Dutch law and arbitration will have to be done in Leiden court in The Netherlands”.
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
heatersvan hetzelfde type (namelijk
flange heatertype 4502743-07) zijn en de problemen bij het TAQA Project en Replicantes Project met elkaar overeen lijken te komen.
heatersvan hetzelfde type zijn, maar voert aan dat dit slechts een generiek producttype is waaronder een reeks van verwarmingsapparatuur kan vallen. In het geval van het TAQA Project en het Replicantes Project betreft het wel degelijk verschillende apparatuur. Vulcanic heeft bij haar verweerschrift een tabel overgelegd waaruit een aantal verschillen blijkt.
heaterszijn geleverd aan verschillende eindklanten. Weliswaar zijn de
heatersvan hetzelfde type, maar onweersproken is dat de
heatersdie geleverd zijn voor het TAQA Project (een
on-shoretoepassing in Alkmaar, Nederland) andere technische specificaties hebben dan de
heatersdie zijn geleverd ten behoeve van het Replicantes Project en de QGI en Techint Projecten (
off-shoretoepassingen). Tijdens de mondelinge behandeling zijn de verschillen in de door Vulcanic overgelegde tabellen besproken en zijdens Vulcanic door haar [functie 2] nader toegelicht. Frames heeft op een enkel punt aangegeven dat er onjuistheden in de tabellen staan, maar onvoldoende om de voorzieningenrechter ervan te overtuigen dat er geen noemenswaardige verschillen zijn. In het bijzonder is van belang dat het TAQA Project op
on-shoreaardgaswinning en ziet het Replicantes Project (en de QGI en Techint projecten) op
off-shoreaardgaswinning, zodat in ieder geval aannemelijk is dat dit, zoals Vulcanic heeft aangevoerd, wezenlijke verschillen kan opleveren in de klimatologische omstandigheden. Aannemelijk is dat dit andere gevolgen kan hebben voor zowel het gebruikte materiaal, de opslag en het onderhoud daarvan. Voorshands is dan ook onvoldoende aannemelijk dat de verschillende claims feitelijk (technisch) zodanige samenhang vertonen dat samenvoeging opportuun is. Ook komen de vorderingen niet voort uit dezelfde rechtsverhouding. Feitelijk zijn de zaken dan ook niet zodanig verknocht, dat er een groot risico is op onverenigbare beslissingen.
“arbitration will have to be done in Leiden court in The Netherlands”.Deze bepaling is voorshands niet onmiddellijk duidelijk. Beide partijen hebben verwezen naar jurisprudentie waaruit zou moeten blijken hoe die bepaling zou moeten worden uitgelegd. Uit die jurisprudentie kan niet zonder meer worden afgeleid welke uitleg de juiste is. Daarom kan worden aangenomen dat het instellen van een bevoegdheidsincident en de beslissing daarop in elk geval een onredelijke vertraging van de procedure met betrekking tot het TAQA Project met zich zal brengen, hetgeen ook een procedurele contra indicatie is voor een samenvoeging van de drie Nederlandse arbitrale gedingen.
- het scheidsgerecht zal bestaan uit één arbiter, te benoemen in overeenstemming met de UNCITRAL Rules of het NAI Arbitragereglement;
- de plaats van arbitrage Leiden zal zijn;
- de taal van arbitrage Engels is.