Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 maart 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties, van de zijde van Stern,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met producties, van de zijde van MBFS,
- het tussenvonnis van 5 februari 2020 en
- het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2020 en de daarin genoemde processtukken.
€ 11.773,09 te doen, alsook een maandelijkse aflossing van € 465,94 inclusief rente. Na voldoening van de laatste betaaltermijn aan MBFS zou [eiser] de eigendom van de auto verwerven. In de leaseovereenkomst is opgenomen dat de algemene voorwaarden van MBFS van toepassing zijn en dat de kredietnemer door ondertekening van de overeenkomst verklaart een exemplaar daarvan te hebben ontvangen en daarmee in te stemmen.
3.Het geschil
in conventie
non-conforme auto, althans is Stern toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Volgens [eiser] heeft de vernietiging of de ontbinding van de koopovereenkomst met Stern op grond van artikel 7:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) tot gevolg dat ook de leaseovereenkomst met MBFS moet worden vernietigd dan wel ontbonden, omdat sprake is van een commerciële eenheid tussen de twee entiteiten. [eiser] concludeert dat Stern c.s. zijn gehouden tot terugbetaling van de door hem voldane aanbetaling en leasetermijnen voor de auto, zijnde een totaalbedrag van € 15.873,36, alsook tot het vergoeden van de (bedrijfs)schade die hij heeft geleden als gevolg van de gebreken aan de auto.
(€ 655,88). Op het totale bedrag van deze schadeposten wordt de opbrengst door verkoop van de auto (€ 17.100,01) in mindering gebracht, zodat per saldo € 6.823,16 wordt gevorderd.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
non-conformiteit, evenals zijn beroep op artikel 6:236 sub b BW, wordt verworpen. Aan het ter zitting aangevoerde betoog van [eiser] dat de desbetreffende voorwaarden vernietigbaar zijn omdat deze niet ter hand zijn gesteld voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst, wordt voorbijgegaan. Vaststaat dat de algemene voorwaarden op de achterkant van de koopovereenkomst zijn afgedrukt. Daarmee staat vast dat deze aan [eiser] ter hand zijn gesteld bíj het sluiten van de koopovereenkomst met Stern, hetgeen voldoende grond vormt voor toepasselijkheid ervan. Zelfs als zou worden uitgegaan van de stelling van [eiser] dat deze onleesbaar waren afgedrukt op de achterzijde van de koopovereenkomst – en hij aldus bij de totstandkoming geen redelijke mogelijkheid heeft gekregen om daarvan kennis te nemen – kan dat [eiser] niet baten. [eiser] heeft immers met ondertekening van de koopovereenkomst ingestemd dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de met Stern ontstane rechtsverhouding, en hij heeft ook ervoor getekend dat hij er kennis van heeft vernomen. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om (ten overvloede) te overwegen dat [eiser] bij dagvaarding een beroep heeft gedaan op de forumkeuze als vermeld in artikel 12 van de algemene voorwaarden van Stern, om onderhavig geschil aan deze rechtbank te kunnen voorleggen (zie rechtsoverweging 4.1). Daarmee heeft [eiser] erkend dat de algemene voorwaarden van Stern van toepassing zijn en ook daarnaar gehandeld.
1.357,50(2,5 punten × tarief € 543,00)
1.357,50(2,5 punten × tarief € 543,00)
€ 6.823,16.
€ 20.700,00.