Overwegingen
Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiseres] woont in België. Sinds het overlijden van haar echtgenoot in 2004 ontvangt [eiseres] een Anw-uitkering. Op deze uitkering is sinds 1 juli 2015 de kostendelersnorm toegepast, omdat [eiseres] ’s moeder bij haar in huis woont.
2. Sinds 2007 werkte [eiseres] parttime bij [naam] .. De inkomsten uit arbeid werden daarom gedeeltelijk op [eiseres] ’s Anw-uitkering in mindering gebracht. Na een onderzoek werd de Anw-uitkering van [eiseres] met een beslissing van 17 juli 2018 herzien over de periode maart 2018 tot en met mei 2018 en werd van [eiseres] een bedrag van € 240,80 teruggevorderd. Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat [eiseres] zich heeft ziek gemeld voor haar werk en dat zij vanaf 4 september 2017 een primaire arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt van het [naam] . Deze Belgische uitkering is vergelijkbaar met de Nederlandse Ziektewetuitkering. Omdat het dienstverband doorliep, werd de uitkering als inkomen uit arbeid gedeeltelijk op haar Anw-uitkering in mindering gebracht.
3. In februari 2019 heeft de Svb opnieuw onderzoek gedaan naar de inkomenssituatie van [eiseres] . Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de primaire arbeidsongeschiktheidsuitkering per 20 augustus 2018 is omgezet in een invaliditeitsuitkering. Dit is een langdurige arbeidsongeschiktheidsuitkering, vergelijkbaar met de Nederlandse uitkering op grond van Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
4. In het primaire besluit I heeft de Svb beslist dat de Anw-uitkering over de periode juni 2018 tot en met maart 2019 moet worden herzien, omdat de invaliditeitsuitkering van [eiseres] in zijn geheel moet worden gekort op de maximale nabestaandenuitkering en [eiseres] over deze periode dus niet het juiste bedrag aan Anw-uitkering heeft ontvangen. Volgens de Svb heeft [eiseres] bovendien vanaf september 2018 geen recht meer op een Anw-uitkering, omdat haar inkomen te hoog is.
5. In het primaire besluit II heeft de Svb vervolgens een bedrag van € 5.869,78 aan te veel ontvangen Anw-uitkering van [eiseres] teruggevorderd.
6. Aan het bestreden besluit heeft de Svb ten grondslag gelegd dat [eiseres] over februari 2019 en maart 2019 alsnog recht heeft op een Anw-uitkering van € 55,23 en € 2,75 vakantie-uitkering. Volgens de Svb is namelijk met het overlijden van [eiseres] ’s moeder op [datum] het kostendelerschap beëindigd, waardoor [eiseres] vanaf februari 2019 recht heeft op een hogere Anw-uitkering. De Svb heeft daarop het primaire besluit II herzien en bepaald dat de terugvordering wordt verlaagd naar € 5.753,82.
7. De voor deze zaak relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
8. [eiseres] voert aan dat het onjuist is dat de Svb de kostendelersnorm toepast tot de datum van overlijden van haar moeder op [datum] . Volgens [eiseres] staat het vast dat haar moeder vanaf 3 november 2018 niet meer bij [eiseres] woonachtig was. Volgens [eiseres] was er vanaf 3 november 2018 namelijk geen reële kans meer dat haar moeder nog thuis zou komen. Bovendien was haar moeder al vanaf juli 2018 in Marokko en daarom al langer niet meer woonachtig bij [eiseres] . Volgens [eiseres] dient de kostendelersnorm tot uiterlijk 1 november 2018 te worden toegepast. Gelet op het voorgaande dient volgens [eiseres] dan ook vanaf 1 november 2018 als referentie-inkomen de volledige Anw-norm te gelden en niet de gekorte kostendelersnorm.
9. Gelet op wat is besproken op zitting, is niet in geschil dat de moeder van [eiseres] in september en oktober 2018 in de woning van [eiseres] heeft verbleven. Naar het oordeel van de rechtbank had de moeder van [eiseres] tot en met oktober 2018 dus in ieder geval haar hoofdverblijf bij [eiseres] . De rechtbank is verder van oordeel dat niet is gebleken dat op het moment van opname in het ziekenhuis in november 2018 duidelijk was dat deze opname definitief zou zijn en dat de moeder van [eiseres] niet meer naar huis zou kunnen terugkeren. Dit blijkt niet uit de overgelegde medische gegevens en ook niet uit het feit dat de moeder van [eiseres] had te lijden onder een (terminale) chronische aandoening. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van [eiseres] , is de Svb naar het oordeel van de rechtbank terecht niet van een eerdere datum uitgegaan voor het beëindigen van het kostendelerschap.
10. [eiseres] voert aan dat zij in 2018 nog steeds in dienst was bij [naam] .. In de Nederlandse situatie behandelt de Svb de uitkering bij ziekte in het tweede jaar als inkomen uit dienstbetrekking en behoudt de betrokkene de vrijstellingen als genoemd in artikel 19, eerste en tweede lid, van de Anw (de rechtbank leest: artikel 18, eerste en tweede lid, van de Anw). Volgens [eiseres] moet haar situatie ook als zodanig worden beoordeeld. Door dat niet te doen handelt de Svb in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
11. Op grond van artikel 2:4 van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB) dient – voor zover hier van belang – onder ‘overig inkomen’ te worden verstaan een uitkering, toeslag of een beurs die naar aard en strekking overeenkomst met een WIA-uitkering. Volgens de Nota van toelichting bij het AIBwordt hiertoe onder andere soortgelijke uitkeringen op grond van een buitenlandse wettelijke sociale verzekeringsregel of van een volkenrechtelijke organisatie gerekend.
12. De rechtbank volgt de Svb in haar standpunt dat de Belgische langdurige invaliditeitsuitkering van [eiseres] naar zijn aard en strekking overeenkomt met de WIA-uitkering en dus volledig op de Anw-uitkering in mindering wordt gebracht. Voor zover [eiseres] bedoelt dat er sprake is van ongelijkheid met inwoners van Nederland, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van gelijke gevallen. Verder is de rechtbank niet gebleken dat anderen in een vergelijkbare situatie als de situatie van [eiseres] anders worden behandeld. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
13. Volgens [eiseres] heeft er bij het besluit tot herziening geen enkele belangenafweging plaatsgevonden. Volgens [eiseres] pakken de gevolgen van het besluit onevenredig voor haar uit. Zo kon zij niet weten dat haar invaliditeitsuitkering wél volledig gekort zou worden op de Anw-uitkering. Bovendien was de Svb ermee bekend dat [eiseres] wegens ziekte niet kon werken en is zij niet door de Svb gewaarschuwd. De besluiten hebben ook grote financiële gevolgen voor haar. Daarnaast zijn er volgens [eiseres] redenen om van terugvordering af te zien. Zij heeft veel schulden en komt met haar inkomen uit de tweede helft van 2018 en het jaar 2019 ver onder het sociale minimum uit. Met deze omstandigheden heeft de Svb ten onrechte geen rekening gehouden.
14. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) kan een dringende reden om geheel of gedeeltelijk van herziening af te zien slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de gevolgen die een herziening voor de verzekerde heeft. Hierbij gaat het om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging plaatsvindt van alle relevante omstandigheden. Uit de beleidsregel SB1078 komt naar voren dat de Svb niet tot herziening met volledig terugwerkende kracht over gaat als de uitkeringsgerechtigde al zijn verplichtingen is nagekomen en niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd verleend. Met de Svb is de rechtbank van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is. Het was aan [eiseres] om, als gerechtigde van de Anw-uitkering, elke wijziging in haar Belgische arbeidsongeschiktheidsuitkering door te geven aan de Svb. De Svb mocht het [eiseres] daarom aanrekenen dat zij dit heeft nagelaten en was niet gehouden om van herziening van de Anw-uitkering met terugwerkende kracht af te zien.
15. De rechtbank overweegt verder dat de Svb verplicht is om over te gaan tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering, behoudens voor zover dringende redenen daaraan in de weg zouden staan. Dringende redenen als hier bedoeld kunnen volgens vaste jurisprudentie van de Raad slechts zijn gelegen in de onaanvaardbaarheid van de – financiële en/of sociale – gevolgen die een terugvordering voor een verzekerde heeft. In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat [eiseres] ten gevolge van de terugvordering in een noodsituatie als hiervoor bedoeld terechtkomt, zodat geen sprake is van dringende redenen op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van terugvordering af kan worden gezien. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat de Svb voor wat betreft het invorderingsbesluit nog onderzoek doet naar de inkomenssituatie van [eiseres] . Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de ingewikkelde financiële situatie waarin [eiseres] verkeert, die ongetwijfeld veel stress met zich meebrengt, ziet de rechtbank geen dringende redenen om van terugvordering af te zien.
16. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] nog gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3536), waarin zij van vorige jurisprudentie omtrent terugvordering is teruggekomen. De verwijzing naar en vergelijking met deze uitspraak gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Kort gezegd houdt deze uitspraak in dat bij de terugvordering van toeslagen een belangenafweging moet plaatsvinden. Zoals overwogen in punt 15. vindt deze belangenafweging inzake terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen reeds plaats. 17. De Svb heeft de Anw-uitkering van [eiseres] over de periode juni 2018 tot en met maart 2019 terecht herzien en terecht een bedrag van € 5.753,82 van [eiseres] teruggevorderd. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat met deze uitkomst geen aanleiding.