Op 18 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en gedetineerd in een detentieplaats. De zaak betreft het voorhanden hebben van twee vuurwapens en bijbehorende munitie, gepleegd op of omstreeks 5 augustus 2020 in Amsterdam. De verdachte heeft afstand gedaan van zijn recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn. De officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waarbij het gaat om het voorhanden hebben van een pistool en een revolver, beide met bijbehorende munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van deze vuurwapens, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en een bedreiging voor de veiligheid van de samenleving met zich meebrengt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de in beslag genomen wapens onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft geen strafverzwarende omstandigheden vastgesteld, maar ook geen omstandigheden die tot vermindering van de straf zouden moeten leiden.