ECLI:NL:RBAMS:2020:5785

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
13/053379-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor verkrachting en diefstal met geweld in Amsterdam

Op 25 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1980 en gedetineerd, werd beschuldigd van het verkrachten van twee studentes, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en het plegen van ontuchtige handelingen. De feiten vonden plaats op 26 februari 2020, toen de verdachte de woning van de slachtoffers binnendrong en hen bedreigde met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar zijn en dat de verdachte geen steun heeft voor zijn ontkenning van de feiten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan alle ten laste gelegde feiten, waaronder twee verkrachtingen, twee pogingen tot ontuchtige handelingen en een diefstal met geweld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van voorarrest, en kende schadevergoedingen toe aan de slachtoffers voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/053379-20 (Promis)
Datum uitspraak: 25 november 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres]
,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 11 november 2020 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was de raadsman van verdachte aanwezig, mr. J.J. Mul.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , bijgestaan door een medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verkracht. Daarnaast wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] heeft geprobeerd te dwingen om die ontuchtige handelingen te ondergaan. Tot slot wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bestolen en daarbij geweld tegen hen heeft gebruikt en hen heeft bedreigd met geweld.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 26 februari 2020 omstreeks 03:05 uur is bij de politie melding gedaan van insluiping in een woning en verkrachting van twee studentes in diezelfde woning aan de [adres] . Naar aanleiding van deze melding is een opsporingsonderzoek gestart genaamd Deimos.
Toen de gealarmeerde politieagenten ter plaatse kwamen troffen zij [slachtoffer 1] (hierna: ‘ [slachtoffer 1] ’ of ‘ [slachtoffer 1] ’) en [slachtoffer 2] (hierna: ‘ [slachtoffer 2] ’ of ‘ [slachtoffer 2] ’) (tezamen: ‘aangeefsters’) aan. Zij verklaarden tegen de ter plaatse gekomen politieagenten dat ze met z’n tweeën op de slaapbank lagen te slapen in de woning van hun vriendinnen [vriendin 1] (alias [vriendin 1] ) en [vriendin 2] (alias [vriendin 2] ). [slachtoffer 2] werd wakker omdat zij geluiden hoorde in de kamer. Toen zij haar ogen opende zag zij twee mannen in de kamer staan. Eén van de mannen keek zoekend rond tussen de spullen in de kamer en verliet vervolgens de woning. De andere man kwam naast [slachtoffer 2] staan en bedreigde haar woordelijk met de dood. Toen werd [slachtoffer 1] wakker. Vervolgens werd [slachtoffer 2] , volgens haar verklaring, gedwongen om haar broek uit te trekken. De man heeft met kracht haar benen uit elkaar getrokken en heeft haar vervolgens gebeft. Daarna deed de man hetzelfde bij [slachtoffer 1] , die op dat moment ongesteld was. Nadat de man [slachtoffer 1] had gebeft dwong hij [slachtoffer 2] om [slachtoffer 1] te beffen. [slachtoffer 2] deed toen alsof zij [slachtoffer 1] befte. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hoorden de man zeggen: 'Als jullie de politie bellen maak ik jullie dood. Ik ben van een grote maffia groep. Ik heb foto's van jullie. Ik wil jullie identiteitsbewijs.' De man ging vervolgens op zoek naar hun spullen. Volgens de aangifte van [slachtoffer 1] heeft de man van haar gestolen: twee paspoorten, een portemonnee met muntgeld, een ING bankpas, een identiteitsbewijs en een iPhone. Verdachte wordt ervan verdacht deze man te zijn.
Verdachte heeft alle aan hem ten laste gelegde feiten ontkend. Volgens de verklaring van verdachte liep hij in de ochtend van 26 februari 2020 door de [adres] in Amsterdam en zag hij door een raam, naar later bleek, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] seksuele handelingen met elkaar verrichten. Hij bleef staan kijken en werd binnen gevraagd door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte ging de woning binnen en verrichtte seksuele handelingen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De ene vrouw zou hij hebben gebeft en de andere vrouw zou hij hebben gevingerd, omdat zij ongesteld was. Na een tijdje veranderde de sfeer en is hij gestopt met de seksuele handelingen. Op enig moment liep één van de twee vrouwen naar de trap toe om met iemand te praten. Verdachte vroeg toen of er nog mensen boven woonden. Eén van de vrouwen antwoordde bevestigend. De vriendinnen die boven woonden hadden geappt of het wat rustiger kon, omdat er zo hard gekreund werd. Eén van de vrouwen begon daarna alles overhoop te halen in de kamer: haar portefeuille, bankpasjes, identiteitskaarten, verblijfsvergunningen, flessen parfum etc. Verdachte ruimde de spullen op en wilde haar de spullen teruggeven, maar zij sloeg alles uit zijn handen. Dit herhaalde zich een paar keer. Eén van de vrouwen zat met haar telefoon op bed, het cameralicht was aan. Verdachte dacht toen: ‘dit is foute boel’ en is weggegaan. Eenmaal buiten realiseerde verdachte zich dat er spullen uit de binnenkant van zijn jaszak waren weggenomen: 430 euro en 30 XTC-pillen. Hij keek goed in de binnenkant van zijn jaszak en zag dat daarin twee paspoorten, twee verblijfsvergunningen, een ING bankpas en een iPhone 5 of 6 waren verstopt. Toen viel bij verdachte het kwartje: hij was gerold door de vrouwen.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
De aangiftes ondersteunen elkaar onderling, beide vrouwen vertellen in hoofdlijnen hetzelfde verhaal aan de politie zonder daarin exact dezelfde bewoordingen te gebruiken.
Ook komt de inhoud van de aangiftes overeen met de verklaringen die tijdens het informatieve gesprek zijn afgelegd en de eerste verklaring ter plaatse. Dat maakt de aangiftes betrouwbaar. De aangiftes worden daarnaast ondersteund door de verklaringen van de getuigen [vriendin 1] en [vriendin 2] en de 112-melding. Ook is het opmerkelijk dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat de verdachte op zoek was naar paspoorten en ID-kaarten en dat toen de verdachte staande werd gehouden een getuige verklaarde dat de verdachte hem net paspoorten te koop had aangeboden.
De verklaring van verdachte is door hem op schrift gesteld nadat hij het hele voorgeleidingsdossier heeft gelezen. Zijn verklaring vindt op geen enkele manier steun in het dossier. Uit niets blijkt dat sprake was van vrijwillige seks. Ook zijn er geen drugs in de woning aangetroffen. Daarnaast is het niet logisch dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdachte eerst bestelen om dan vervolgens spullen van zichzelf in zijn jas te stoppen.
3.3
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte vrij te spreken van alle aan hem ten laste gelegde feiten.
De verdediging betwist niet dat verdachte op 26 februari 2020 in de woning aan de [adres] was en seksuele handelingen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verricht, maar volgens verdachte hebben die seksuele handelingen niet zonder toestemming van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] plaatsgevonden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verdachte de woning aan de [adres] in gelokt door seksuele handelingen met elkaar te verrichten. Vervolgens hebben zij hem bestolen. De aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn vals. Dat blijkt onder meer uit de vele onjuistheden en tegenstrijdigheden. De politie heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nadat zij na de 112-melding ter plaatse kwam direct gelijktijdig gehoord. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben daarmee elkaars verklaringen beïnvloed. De verklaring van de één mag daarom niet zonder meer als getuigenverklaring in de zaak van de ander worden gebruikt.
Verdachte heeft de aan hem ten laste gelegde diefstal van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met gebruik van geweld dan wel onder bedreiging van geweld ontkend.
3.4
Oordeel van de rechtbank
3.4.2
Bewezenverklaring feiten 1 t/m 5
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle vijf aan de verdachte ten laste gelegde feiten. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van verkrachting door verdachte van zowel [slachtoffer 2] (feit 1) als [slachtoffer 1] (feit 3). Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] (feit 2) en [slachtoffer 1] heeft geprobeerd te dwingen om die ontuchtige handelingen te ondergaan (feit 4). Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bestolen en daarbij geweld tegen hen heeft gebruikt en hen heeft bedreigd met geweld (feit 5).
Verklaring verdachte
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verklaring van verdachte geen steun vindt in het dossier. Het dossier geeft er geen blijk van dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vrijwillig seks hebben gehad met verdachte. Integendeel. Zo verklaarde getuige [vriendin 2] , die in een slaapkamer op de bovenverdieping in dezelfde woning verbleef, dat ze beneden vreemde geluiden hoorde. Ze hoorde haar vriendinnen huilen, het klonk niet ‘vrijwillig’.
Ook heeft ze een man horen zeggen ‘Shut up, kill. I don’t want your money’. Getuige [vriendin 2] werd hierdoor zo bang dat ze van het balkon is gesprongen. Zij is vervolgens op het balkon van haar buren geklommen, heeft 112 gebeld en is op de balkondeur van de buren gaan bonken. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij ‘no, no’ schreeuwde. Getuige [vriendin 1] , die ook in een slaapkamer op de bovenverdieping verbleef, heeft verklaard dat zij dat heeft gehoord. Bovendien biedt het door verdachte geschetste scenario geen verklaring voor de gemoedstoestand van aangeefsters direct na het gebeuren. Een bovenbuurman die eveneens een 112-melding heeft gedaan, zei in zijn melding dat de onderburen heel erg in paniek waren. Getuige [vriendin 1] heeft verklaard dat aangeefsters naar boven vluchtten en dat het toen heel slecht met [slachtoffer 1] ging en zij zich onder het bed verstopte. Ook heeft zij gezien dat [slachtoffer 2] in paniek was en het glas van de deur kapotgeslagen heeft toen zij naar boven vluchtte. Aangeefsters kwamen tot slot bang over op de ter plaatse aangekomen politieagenten. Volgens de politieagenten waren zij overstuur en kwamen zij moeilijk uit hun woorden.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat er XTC-pillen van hem zijn gestolen. Uit het dossier blijkt niet dat in de woning of bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] drugs zijn aangetroffen. Ook is de rechtbank van oordeel dat niet geloofwaardig is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] belangrijke persoonlijke spullen, zoals paspoorten, verblijfsvergunningen, een ING bankpas en een iPhone vrijwillig in de jas van verdachte zouden hebben gestopt.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte gelet op het voorgaande, ook gezien het moment waarop deze verklaring in het geding is gebracht, ongeloofwaardig en gaat daaraan dan ook voorbij.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vals zijn en onjuistheden en tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank acht de verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] betrouwbaar. Beiden hebben gedetailleerd en consequent verklaard over de plek waar de verkrachtingen en ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden en de wijze waarop de seksuele handelingen werden verricht. De details die zij over het misbruik hebben gegeven zijn zodanig specifiek dat zij op eigen ondervinding wijzen. Voor zover van enige tegenstrijdigheden al sprake zou zijn, betreffen dit naar het oordeel van de rechtbank ondergeschikte punten. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daarom bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank verwerpt ook het verweer van de verdediging dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet over een weer als bewijs mogen worden gebruikt omdat zij elkaars verklaringen hebben beïnvloed. Uit het dossier blijkt dat de politie na de 112-melding van getuige [vriendin 2] snel ter plaatse was en dat deze getuige daarvoor nog niet met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] had gesproken. De buren bij wie zij op het balkon stond, hebben immers verklaard dat zij pas uit hun woning is vertrokken toen de politie ter plaatse was. Uit het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] over de situatie ter plaatse volgt onder meer dat er drie vrouwen (de rechtbank begrijpt: aangeefsters en getuige [vriendin 1] ) uit een raam hingen op de eerste verdieping en bang op hen overkwamen. De vrouwen riepen onder meer naar de politie dat er iemand in de woning was geweest en dat ze waren verkracht. Volgens de verbalisanten vroegen de vrouwen of zij in de woning wilden kijken om te zien of deze persoon al weg was.
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat er weinig tijd zat tussen het incident en het moment dat de politie ter plaatse was. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier dat er te weinig tijd was voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om met elkaar en met hun vriendinnen [vriendin 2] en [vriendin 1] te bespreken wat er was voorgevallen. Ook hebben [verbalisant 1] en [verbalisant 2] geverbaliseerd dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elkaar aanvulden in hun verklaring. Daarnaast geldt dat de informatieve zedengesprekken met aangeefsters na elkaar zijn gevoerd en zitten er een aantal dagen tussen de beide aangiftes. De rechtbank acht het op grond van het voorgaande niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elkaars verklaringen hebben beïnvloed.
Verklaringen aangeefsters en getuigen
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ondersteunen elkaar onder meer op de volgende belangrijke punten. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden daarnaast op belangrijke punten ondersteund door de verklaringen van getuigen [vriendin 1] en [vriendin 2] .
Ten aanzien van feiten 1 t/m 5
Beide aangeefsters hebben verklaard dat verdachte heeft gezegd dat ze moesten zwijgen omdat hij hen anders zou vermoorden. [slachtoffer 1] zou tegen verdachte hebben gezegd dat hij hun geld mocht hebben, maar dat wilde hij niet volgens haar verklaring. Ook getuige [vriendin 2] heeft de woorden ‘Shut up, kill. I don’t want your money’ gehoord. Ook heeft verdachte volgens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gezegd dat hij foto’s van hen had gemaakt toen ze sliepen en dat hij van de maffia was. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte zei dat hij een pistool had en dat hij een beweging naar zijn broeksband maakte. Ook volgens [slachtoffer 1] maakte verdachte gebaren alsof hij een wapen had.
Ten aanzien van feiten 1 en 3: seksueel binnendringen
Beide aangeefsters hebben verklaard dat verdachte hun benen uit elkaar trok en met zijn tong in hun vagina is geweest. De rechtbank acht daarom in beide zaken het seksueel binnendringen van het lichaam bewezen.
Ten aanzien van feiten 2 en 4: begin van uitvoering
Volgens beide aangeefsters heeft verdachte [slachtoffer 2] gedwongen om ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] te verrichten: het gaat dan om het likken van de vagina van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] heeft hierover verklaard dat ze deed alsof ze deze ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] verrichtte, maar
dit niet echt heeft gedaan. Ook [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] deze handelingen niet bij haar verricht heeft, maar dat ze deden alsof. Ook geeft zij aan dat zij daarbij harde seks/kreun geluiden maakte, omdat dit moest van de verdachte, maar ook omdat ze hoopte dat haar huisgenoten dan wakker zouden worden. Ze deden dit omdat ze bang waren voor de verdachte, ze voelden zich bedreigd doordat hij deed voorkomen alsof hij een wapen had en omdat hij onder andere zei dat hij hen zou vermoorden. Ook dreigde hij met zijn penis en zei dat het altijd nog harder kon. Uit het voorgaande blijkt dat de ontuchtige handelingen uiteindelijk niet zijn verricht, waardoor het geheel bij een poging is gebleven. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een begin van uitvoering. Volgens de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] deed verdachte aan [slachtoffer 2] voor hoe het moest en drukte hij vervolgens het hoofd van [slachtoffer 2] tussen de benen van [slachtoffer 1] . Zij heeft het niet daadwerkelijk gedaan en kon doen alsof, omdat de verdachte ondertussen bezig was met het doorzoeken van de spullen van de slachtoffers.
Ten aanzien van feit 5:
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat verdachte een etui heeft meegenomen met daarin twee paspoorten, een portemonnee met muntgeld, een ING bankpas en haar identiteitsbewijs. Ook is [slachtoffer 1] haar telefoon weggenomen.
Verdachte zelf heeft onder andere verklaard dat aangeefsters bij hem twee paspoorten, verblijfsvergunningen, een ING bankpas en een iPhone 5 of 6 in zijn jaszak hebben verstopt. Verder betrekt de rechtbank bij de bewezenverklaring van dit feit dat beide aangeefsters hebben verklaard dat verdachte hun identiteitsbewijzen wilde hebben. Daarnaast heeft een getuige van de staandehouding van verdachte verklaard dat verdachte kort daarvoor paspoorten te koop had aangeboden. De geweldshandelingen blijken onder meer uit de beide aangiftes, en zijn hiervoor al genoemd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 26 februari 2020 te Amsterdam, door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte die [slachtoffer 2] gedwongen te dulden dat verdachte meermalen,
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] heeft gebracht,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- de woning is binnengedrongen waar (onder meer) die [slachtoffer 2] verbleef en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij een pistool had en daarbij een beweging naar zijn broeksband maakte en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd “shut up or I kill you” en
- tegen die [slachtoffer 2] “open your legs, I am going to lick your pussy” en
- de pyjamabroek van die [slachtoffer 2] naar beneden heeft getrokken en
- de benen van die [slachtoffer 2] met kracht uit elkaar heeft getrokken en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd “ik ben van de maffia” en “jullie gaan niet naar de politie, ik weet jullie te vinden”;
Feit 2:
op 26 februari 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld en andere feitelijkheden,
[slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten het likken van de vagina van [slachtoffer 1] ,
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij een pistool had en daarbij een beweging naar zijn broeksband maakte en
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezegd “shut up or I kill you” en
- tegen die die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij van de maffia was en dat hij die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] iets zou aandoen en
- naar zijn, verdachtes penis heeft gegrepen en daarbij tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezegd dat het ook harder zou kunnen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
op 26 februari 2020 te Amsterdam, door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte meermalen,
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- de woning is binnengedrongen waar (onder meer) die [slachtoffer 1] verbleef en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij een pistool had en daarbij een beweging naar zijn broeksband maakte en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd “shut up or I kill you” en
- die benen van [slachtoffer 1] met kracht uit elkaar heeft getrokken en
- die [slachtoffer 1] bij haar bovenbenen heeft gepakt en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd “don’t try to call the police or I will kill you”;
Feit 4:
op 26 februari 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld en andere feitelijkheden,
[slachtoffer 1] te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het laten likken van de vagina van die [slachtoffer 1] door [slachtoffer 2] ,
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij een pistool had en daarbij een beweging naar zijn broeksband maakte en
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezegd “shut up or I kill you” en
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij van de maffia was en dat hij die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] iets zou aandoen en
- naar zijn, verdachtes penis heeft gegrepen en daarbij tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezegd dat het ook harder zou kunnen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 5:
op 26 februari 2020 te Amsterdam, in een woning gelegen aan de [adres] (omstreeks 03:00 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tegen de wil van de rechthebbenden),
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een geldbedrag en een identiteitskaart en paspoorten en een bankpas, en andere goederen, toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden,
dat verdachte die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden en plegen van seksuele handelingen en tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij maffiosi was en dat hij die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] iets zou aandoen als zij de politie zouden bellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in bijlage II bij dit vonnis.

6.Strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van de verdachte

7.1
Het advies van de deskundigen
Deskundigen van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) hebben verdachte onderzocht. Naar aanleiding daarvan is door gezondheidszorgpsycholoog P.C. Dalebout en psychiater M. van Berkel een rapport uitgebracht.
Samenvattend komen de deskundigen tot de conclusie dat niet met zekerheid een stoornis bij verdachte kan worden vastgesteld. Verdachte heeft maar beperkt informatie willen verschaffen, terwijl de verstrekte informatie een sterk sociaal wenselijk karakter had. Hoewel er aanwijzingen zijn voor misbruik van cocaïne, heeft verdachte dit stellig ontkend en de deskundigen achtten in die zin onvoldoende informatie aanwezig om een stoornis in het gebruik van cocaïne te kunnen vaststellen. Of er ten tijde van of voorafgaande aan het tenlastegelegde sprake is geweest van het gebruik van cocaïne was evenmin vast te stellen.
De gezondheidspsycholoog adviseert op basis van het voorgaande verdachte de ten laste gelegde feiten toe te rekenen. De psychiater heeft geconcludeerd dat op de vragen over toerekening geen antwoord kan worden gegeven, omdat er geen diagnose kan worden gesteld.
7.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt het ten laste gelegde, in overeenstemming met het over hem uitgebrachte rapport, aan verdachte toe te rekenen.
7.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de (on)toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
7.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen van het NIFP op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en neemt de conclusies in dat rapport over. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich – kort gezegd – schuldig gemaakt aan twee verkrachtingen, twee pogingen tot het doen plegen dan wel doen dulden van ontuchtige handelingen/tot aanranding en een diefstal met geweld midden in de nacht na insluiping in de woning waar de slachtoffers sliepen.
Door op deze wijze te handelen heeft verdachte op een afschuwelijke manier inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich bang gevoeld en zij hebben gevreesd voor nog verdergaande handelingen door verdachte. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zelfs bang was voor haar leven. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort delicten nog geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van wat hen is aangedaan. Uit de slachtofferverklaringen die aangeefsters ter zitting hebben voorgelezen blijkt dat hier ook in dit geval sprake van is. Verdachte heeft zich kennelijk geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen die het misbruik voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kon hebben. In plaats daarvan heeft hij voorrang gegeven aan zijn eigen lustgevoelens. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Ook neemt de rechtbank hem kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat verdachte is blijven volhouden dat hij er door aangeefsters is ingeluisd. Verdachte geeft er hiermee blijk van dat hij totaal geen inzicht heeft in de verwerpelijkheid van zijn gedrag. De rechtbank vindt dat buitengewoon zorgelijk.
Ook de bewezenverklaarde diefstal met geweld acht de rechtbank een ernstig feit. Verdachte heeft, nadat hij de woning is ingeslopen en aangeefsters heeft verkracht, ook nog een aantal persoonlijke spullen (waaronder een paspoort) van [slachtoffer 1] meegenomen.
Dit brengt voor [slachtoffer 1] niet alleen materiële schade met zich, maar dat verdachte daarmee beschikte over haar persoonsgegevens is bovendien beangstigend in het licht van de geuite bedreigingen. Verdachte heeft zich hiervan niks aangetrokken. Hij heeft zich laten leiden door financiële motieven.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een verkrachting wordt doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opgelegd. Voor het doen plegen dan wel doen dulden van ontuchtige handelingen bestaan geen oriëntatiepunten. Doorgaans wordt ter zake een diefstal die gepaard gaat met insluiping in een woning een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van een vernederende setting voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] doordat [slachtoffer 2] door verdachte werd gedwongen [slachtoffer 1] te beffen en [slachtoffer 1] werd gedwongen door verdachte om dat te ondergaan. Ook het feit dat [slachtoffer 1] ongesteld was maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een vernederende setting. Dat weegt de rechtbank in strafvermeerderende zin mee.
De rechtbank zal gelet op de oriëntatiepunten en de strafvermeerderende omstandigheden een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, passend.

9.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert EUR 241,83 als vergoeding van materiële schade en EUR 5.000,- als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij de rechtbank om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De materiële schade bestaat uit de volgende gestolen goederen: telefoon (EUR 120,-), paspoort (EUR 57,-), ID-kaarten (EUR 18,38), museum jaarkaart (EUR 4,95), bankpas (EUR 7,50) en geld (EUR 34,-).
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert EUR 5.000,- als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij de rechtbank om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vorderingen van beide benadeelde partijen volledig toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om voor wat betreft beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
9.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, nu hij vrijspraak heeft bepleit voor alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft geen subsidiair standpunt ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen ingenomen.
9.3
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is voor wat betreft het materiële gedeelte niet betwist. De gevorderde schadevergoeding van EUR 241,83 komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 februari 2020 (het moment waarop het strafbare feit is gepleegd) tot aan de dag van de algehele voldoening.
In het belang van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op hun lichamelijke integriteit. De aard en ernst van de normschendingen – verdachte heeft de benadeelde partijen verkracht – en aard en ernst van de gevolgen daarvan voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – waarvan onder meer blijkt uit hun (schriftelijke) slachtofferverklaringen – leidt de rechtbank af dat in beide gevallen sprake is van een aantasting van de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106 BW lid 1 onder b, ook zonder dat is komen vast te staan dat daardoor in juridische zin geestelijk letsel is ontstaan. Gelet hierop en de bedragen die rechters in vergelijkbare zaken aan immateriële schadevergoeding plegen toe te kennen, acht de rechtbank zowel het door [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] gevorderde bedrag van EUR 5.000,- passend en dat zal de rechtbank dan ook toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 februari 2020 (het moment waarop het strafbare feit is gepleegd) tot aan de dag van de algehele voldoening.
In het belang van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 55, 57, 242, 246 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feiten 1 tot en met 5 heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feiten 1 en 2, telkens:verkrachting
Feiten 3 en 4, telkens:poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Feit 5:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vijf (5) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van de benadeelde partijen:
[slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
EUR 5.241,83(vijfduizend tweehonderdeenenveertig euro en drieëntachtig eurocent), bestaande uit een bedrag van EUR 241,83 (tweehonderdeenenveertig euro en drieëntachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en een bedrag van EUR 5.000,- (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 februari 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat EUR
5.241,83(vijfduizend tweehonderdeenenveertig euro en drieëntachtig eurocent) te betalen, bestaande uit een bedrag van EUR 241,83 (tweehonderdeenenveertig euro en drieëntachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en een bedrag van EUR 5.000,- (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 februari 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 61 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
EUR 5.000,-(vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 februari 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
EUR 5.000,-(vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 februari 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en M.E. Grijsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2020.