ECLI:NL:RBAMS:2020:576

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
8029649 CV EXPL 19-19203
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.D. Bonga - Sigmond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot verwijdering van bouwwerken in achtertuin op basis van erfdienstbaarheid

In deze zaak vorderden eisers, eigenaren van een woning, dat gedaagden, ook eigenaren van een woning, een schuurtje en twee pergola's in hun achtertuin zouden verwijderen. De eisers stelden dat deze bouwwerken in strijd waren met een erfdienstbaarheid die de lichtinval en zichtlijnen vanuit hun woning belemmerde. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 januari 2020, waarbij beide partijen aanwezig waren met hun gemachtigden. De kantonrechter heeft de situatie ter plaatse bekeken en de feiten vastgesteld, waaronder de omgevingsvergunning die gedaagden hadden verkregen voor het schuurtje en de hoogte van de pergola's die niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan.

De kantonrechter oordeelde dat de erfdienstbaarheid niet beperkt was tot de periode van de bouw, maar ook in de toekomst van toepassing was. Dit betekende dat de eisers niet verplicht waren de bouwwerken te dulden. De vordering van eisers werd toegewezen, waarbij gedaagden werden veroordeeld om de bouwwerken binnen 30 dagen na betekening van het vonnis te verwijderen, op straffe van een dwangsom. Gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukte dat de erfdienstbaarheid de bestaande toestand moest handhaven en dat de bouwwerken niet verenigbaar waren met deze verplichting.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8029649 CV EXPL 19-19203
vonnis van: 30 januari 2020
bij vervroeging
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
gemachtigde: mr H.N. Tol (ARAG)
t e g e n

1.[gedaagde 1]2. [gedaagde 2]

wonende te [woonplaats]
gedaagden
gemachtigde: mr P.W.O. Birnie (DAS)
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- dagvaarding van 4 september 2019 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 januari 2020 ten huize van gedaagden. Partijen zijn in persoon verschenen, elk bijgestaan door hun gemachtigde.
Mr Tol heeft op voorhand nog producties 21. tot en met 26. toegestuurd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De kantonrechter heeft de situatie ter plaatse in de tuin behorend bij het huis van eisers opgenomen in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
In 2008 is aan [wijk] in [woonplaats] een nieuw woongebied gerealiseerd.
1.2.
In de akte van levering, waarbij alle eerste kopers op 16 november 2016 de eigendom van een woning aan [wijk] hebben verkregen, is onder F. gevestigd

over en weer ten behoeve en ten laste van de percelen op de situatietekening aangegeven (...)’lees: de onderhavige percelen
, kantonrechterdie voor zover hier van belang luidt:
de erfdienstbaarheid inhoudende de verplichting van de eigenaar van het dienend erf te dulden dat de toestand waarin het desbetreffende perceel en de overige tot het bouwplan behorende percelen zich na afbouw van de volgens het huidige bouwplan daarop te stichten opstallen ten opzichte van elkaar bevinden, blijft gehandhaafd, speciaal voor wat betreft de aanwezigheid van ondergrondse en bovengrondse kabels en leidingen, rioleringen, waterafvoeren, ventilatie-systemen, lichtinval, inankeringen en inbalkingen, hekwerken en tuinmuren, waterkeringen, aanlegsteigers, oeverbeschoeiing en beplanting;
1.3.
Eisers zijn in november 2016 eigenaar geworden van de woning met tuin aan [adres 1] . Gedaagden zijn sinds augustus 2018 eigenaar van de woning met tuin aan [adres 2] . De achtertuinen van de aan elkaar grenzende percelen komen uit op een sloot en zijn gescheiden door een houten schutting. De schutting is over een lengte van 1.60m, gemeten vanaf de waterkant, zo laag dat Eisers er vanuit hun woning en hun tuin schuin overheen konden kijken. Verder is de schutting ongeveer 2.00 m hoog.
1.4.
Gedaagden hebben in de loop van 2018/2019 een omgevingsvergunning verkregen
om een schuurtje tegen de schutting op de grens van hun achtertuin en de sloot te laten plaatsen. Eisers hebben daartegen bezwaar gemaakt. Hun bezwaar is bij besluit van B&W van de gemeente [woonplaats] van 21 mei 2019 ongegrond verklaard. Eisers zijn van dit besluit in beroep gekomen. Daarop is ten tijde van de zitting nog niet beslist
1.5.
Eisers hebben Gedaagden laten weten bezwaar te hebben tegen de gekozen locatie van het schuurtje. Er heeft overleg tussen (de gemachtigden van) partijen plaatsgevonden. Gedaagden hebben hun plannen ongewijzigd uitgevoerd.
1.6.
Gedaagden hebben ook twee pergola’s laten oprichten die hoger zijn dan volgens het bestemmingsplan ‘Aalsmeer Dorp 2016’ is toegestaan. Uit de aanschrijving van de gemeente [woonplaats] van 21 augustus 2019 blijkt dat Gedaagden beide pergola’s, waarvan die in de achtertuin ruimschoots boven de schutting uitkomt, dienen te verwijderen of in overeenstemming te brengen met de maximale vergunningsvrije hoogte van 2.5 meter. Ten tijde van de zitting was de hoogte van de pergola in de achtertuin niet aangepast.
Het geschil
2. Eisers vorderen dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Gedaagden zal veroordelen om de schuur en de pergola te verwijderen binnen 10 dagen na betekening van het te wijzen vonnis en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,- per dag dat Gedaagden in gebreke zouden blijven aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,- en met veroordeling van Gedaagden in de proceskosten.
3. Daartoe stellen zij
primairdat het schuurtje en de pergola in strijd zijn met de hiervoor onder 1.2. opgenomen erfdienstbaarheid omdat de lichtinval in hun tuin en de groene zichtlijn vanuit hun woonkamer en tuin schuin over het water wordt belemmerd.
Subsidiairvoeren zij aan dat deze bouwwerken onrechtmatige hinder voor hen opleveren en
meer subsidiairdat het schuurtje is gebouwd in strijd met afspraken die tussen partijen zijn gemaakt.
4. Eisers hebben er geen bezwaar tegen dat Gedaagden een schuurtje in hun voortuin zouden plaatsen. Zelf hebben Eisers, zoals vele medebewoners van de wijk, een schuurtje in hun voortuin.
5. Gedaagden voeren als verweer tegen de vordering aan dat de erfdienstbaarheid slechts betrekking heeft op de toestand van het destijds bepaalde bouwplan en niet op de periode daarna. Het stond hun dus vrij om een schuurtje en een pergola in hun achtertuin te bouwen. De pergola zal op korte termijn in overeenstemming met het bestemmingsplan worden verlaagd.
De beoordeling
6. Uit artikel 5:70 BW en de overige bepalingen van Titel 6 van Boek 5 BW volgt dat een erfdienstbaarheid een last is, die op een perceel rust ten behoeve van een naburig perceel. Zij beperkt het eigendomsrecht en wordt, indien zij zoals hier bij notariële akte is gevestigd, in het Kadaster opgenomen. De last blijft op het perceel rusten, ook nadat de eigendom van het perceel is overgedragen. Anders dan Gedaagden betogen, is de werking van de hiervoor onder 1.2. weergegeven erfdienstbaarheid niet beperkt tot de periode waarin het bouwplan werd uitgevoerd. Die lezing leidt er immers toe dat de werking ophoudt bij de oplevering van het bouwplan en dat is juist niet de bedoeling van een erfdienstbaarheid. De erfdienstbaarheid ziet dus mede op de toekomst.
7. Tussen partijen geldt dat het ieder van hen tegenover de ander niet is toegestaan de toestand waarin hun perceel zich bevindt ten opzichte van het perceel van de ander te wijzigen. Daarbij moet, volgens de tekst van de erfdienstbaarheid, speciaal worden gedacht aan de daarin genoemde werken, maar daartoe is de werking niet beperkt.
De in de tekst gegeven voorbeelden maken duidelijk dat de bedoeling van de erfdienst-baarheid is: het handhaven van de bestaande toestand. Daarmee is het plaatsen van een schuurtje en een pergola in de achtertuin niet te verenigen. Eisers behoeven deze werken dan ook niet te dulden. De vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn waarbinnen het vonnis moet worden nagekomen wordt gesteld op 30 dagen na betekening van het vonnis.
8. Gedaagden hebben nog aangevoerd dat dit oordeel tot het ongewenste resultaat leidt dat alle schuurtjes, die sinds de oplevering van deze wijk in tuinen zijn geplaatst, verwijderd zouden moeten worden wegens strijd met de erfdienstbaarheid. Dat behoeft niet het geval te zijn. Aannemelijk is daarentegen dat de buren in de situaties die Gedaagden bedoelen, geen bezwaar hadden tegen de bouw van een schuurtje op het naburige perceel en hebben afgezien van het uitoefenen van hun recht van erfdienstbaarheid. Bovendien heeft dit vonnis slechts rechtskracht tussen partijen in dit geschil.
9. Tijdens de descente is gebleken dat Eisers geen bezwaar hebben tegen de pergola in de voortuin van Gedaagden. De kantonrechter houdt het ervoor dat Eisers geen aanspraak maken op verwijdering daarvan.
10. Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht behoeft in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, verder geen bespreking. Gedaagden zullen als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt Gedaagden de schuur en de pergola in de achtertuin van [adres 2]
te [woonplaats] binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij in gebreke zouden blijven aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van
€ 50.000,-;
II. veroordeelt Gedaagden in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Eisers tot aan deze uitspraak begroot op
€ 81,00 aan vast recht
€ 107,19 aan explootkosten
€ 500,00aan salaris gemachtigde
€ 688,19 voor zover van toepassing inclusief BTW
III. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr E.D. Bonga - Sigmond, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.