ECLI:NL:RBAMS:2020:5757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
13/751703-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Letland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 november 2020 uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia op 19 februari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 in Letland, is thans gedetineerd en wordt verdacht van verschillende strafbare feiten, waaronder diefstal en valsheid in geschrift.

De behandeling van de vordering vond plaats op 3 november 2020, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.T. van Brunschot, en een tolk in de Letse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan Letland toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en M.J. Alink, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. D. Gigengack. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751703-20
RK nummer: 20/4167
Datum uitspraak: 17 november 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 september 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 februari 2020 door de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1994,
verblijvende aan de [adres opgeëiste persoon] ,
thans gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 november 2020. Het verhoor heeft, via telehoren, plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.T. van Brunschot, advocaat te ‘s-Gravenhage en door een tolk in de Letse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van de
Kurzeme District Courtvan 23 januari 2019, referentienummer: 1390200319 (11380035514).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Letland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
valsheid in geschrift,
en:
oplichting.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 225, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 van de OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.