Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechterkort geding
de besloten vennootschap [eiseres] B.V.
de besloten vennootschap [gedaagde] B.V.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
mr. S.L. Geerdink. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De gemachtigden hebben spreekaantekeningen overgelegd. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uitgangspunten
- onderhoudscontract Van Galen/ Van Dorp/ Kemp??- kamer 403, leidingwerk naar airco niet juist gemonteerd, kanaal dichtgedrukt, geluidsklachten- drukverlies warmwatersysteem, verliezen wekelijks 0,5 bar druk(…)- facturen Van Dorp in relatie tot vele W-problemen-projectdossier SDR(…)- certificering BMC-BMI(…)- vervuiling behang, hoe nu verder?
Om deze fase door te geraken willen wij met u in overleg treden over een tijdelijke vorm van huurlastenvermindering. Daarom doen wij een dringend beroep op u en ons voorlopig toe te staan om onze huurbetalingsverplichting met 70% terug te brengen. Zo gauw meer duidelijk is over de totale impact die het coronavirus gaat hebben op de omzet, gaan wij met u in gesprek over een oplossing.Op 27 maart 2020 stuurde [eiseres] een volgende brief, waarin onder meer het voorstel tot betaling van 70% werd herhaald. [eiseres] betaalde vervolgens 30% van de huur over de maand april 2020.
Nog voordat we hebben kunnen reageren op uw brief, hebben we op 1 april de betaling van EUR 26.575,40 ontvangen. Dit is slechts 30% van de overeengekomen maandelijkse huursom. (…) In verband hiermee ontvangt u van ons een aanmaning voor het openstaande bedrag vermeerderd met de voorgeschreven rente.De situatie van de Corinacrisis, die ons allemaal enorm treft, is ons bekend. De grote omzetvermindering zoals u beschrijft, zien we echter als een ondernemingsrisico, waarvoor geen huurvastenvermindering gehonoreerd kan worden.
Vordering en verweer in conventie en reconventie
- van 1 april - 30 juni 2020, met 70%;
- van 1 juli - 30 september 2020, met 50%;
Beoordeling in conventie en reconventie
– bestaande uit de onmogelijkheid het gehuurde rendabel te exploiteren – delen. Geen van beide partijen kan immers een verwijt van het ontstaan van de onvoorziene omstandigheden kan worden gemaakt. De overeenkomst geeft ook geen aanleiding tot een bijzondere verdeling van het risico en de maatschappelijke positie van partijen evenmin. Weliswaar hebben beide partijen er op gewezen dat de ander een groter deel van de pijn moet dragen vanwege een grotere draagkracht, maar dat is vervolgens ook over en weer betwist. In het kader van dit kort geding bestaat onvoldoende ruimte hierover meer duidelijkheid te krijgen, nog daargelaten de vraag in hoeverre het standpunt kan worden gevolgd dat de diepste zakken de meeste pijn moeten dragen. De kantonrechter zal daarom vooralsnog tot uitgangspunt nemen dat het delen van de pijn betekent dat bij een gedwongen algehele sluiting van het hotel 50% van de huur betaald zou moeten worden. Van een algehele sluiting is geen sprake geweest, maar gedurende de maanden april, mei en juni is slechts tussen 20 en 30% van de begrote omzet gerealiseerd. Over die maanden zal de kantonrechter de opschorting van de huur op 40% stellen. Over de maanden juli, augustus en september 2020 is een omzet behaald die ligt tussen 45 en 55% van de begrote omzet. Over die maanden zal de opschorting op 25% worden gesteld. Over de periode nadien zijn nog geen cijfers bekend. De kantonrechter zal aan de hand van de sindsdien weer steeds verdergaande maatregelen er schattenderwijs vanuit gaan dat in september nog een omzet is gemaakt in de categorie 45-55%, maar daarna weer in de categorie 20-30%. De opschorting voor september 2020 zal daarom op 25% worden gesteld en voor de periode van oktober tot en met februari 2021 op 40%. De kantonrechter acht het niet verantwoord in dit kort geding al voor de periode daarna een voorziening te treffen. De kantonrechter volgt [eiseres] dus niet in haar standpunt dat de te betalen huur moet worden bepaald op het percentage van de omzet dat in de branche als “gezond” wordt gezien. Daarmee wordt de pijn immers niet gedeeld, maar wordt het risico van een gezonde exploitatie vrijwel geheel bij de verhuurder neergelegd. Dat risico blijft echter voor huurder, maar vanwege de onvoorziene coronacrisis worden de lasten die bij de huurovereenkomst horen gedeeld. De huurverplichting van [eiseres] zal dus deels worden opgeschort.
omstandigheden – de contractuele boete verschuldigd is.