ECLI:NL:RBAMS:2020:5681

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
RK 20/2033 en 20/2034
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding voor fictieve inverzekeringstelling en kosten van de raadsman

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 2 juli 2020, wordt een verzoek behandeld tot toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, een minderjarige, heeft op 31 december 2019 een aanhouding ondergaan en stelt dat hij ten onrechte langer op het politiebureau is gehouden, wat hij kwalificeert als een fictieve inverzekeringstelling. De raadsman van verzoeker voert aan dat de vrijheidsbeneming in strijd is met de adviezen van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) en dat het belang van het kind niet is gerespecteerd. Verzoeker vraagt om een schadevergoeding van € 105,- voor de fictieve inverzekeringstelling, alsook vergoedingen voor de kosten van de raadsman en andere gemaakte kosten.

De officier van justitie verzet zich tegen de toekenning van de schadevergoeding voor de fictieve inverzekeringstelling, omdat er volgens hem geen inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt echter dat, ondanks het feit dat verzoeker niet formeel in verzekering is gesteld, de omstandigheden van de zaak en de jeugdige leeftijd van verzoeker aanleiding geven om de nacht die hij in de politiecel heeft doorgebracht als zodanig te behandelen. De rechtbank kent verzoeker de standaardvergoeding van € 105,- toe.

Daarnaast wordt de schadevergoeding voor de kosten van de raadsman van € 1.176,12 en de reiskosten van € 1,82 toegewezen. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding voor de beschadigde telefoon af, omdat niet is aangetoond dat deze schade is ontstaan door de aanhouding. De totale vergoeding die aan verzoeker wordt toegekend bedraagt € 1.832,94. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel verzoeker als de officier van justitie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Proces-verbaalnummer: 2020000003
RK: 20/2033 en 20/2034
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. I.J.G. van Raab van Canstein, Nijenburg 75b, 1081 GE Amsterdam,
verzoeker.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 17 april 2020 op de griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 14 juni 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
In verband met de coronamaatregelen heeft met instemming van de raadsman en de officier van justitie geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. Zij hebben schriftelijk op elkaars standpunten gereageerd.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 105,- voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd – kort samengevat – dat de vrijheidsbeneming voor de nacht en een groot gedeelte van de dag dient te worden gekwalificeerd als ‘fictieve inverzekeringstelling. Conform het rapport van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) opgesteld op 18 december 2019 getiteld “Minderjarigen in een politiecel”, dient de vrijheidsbeneming van minderjarigen zoveel mogelijk te worden teruggedrongen en dient dit alleen te geschieden wanneer dit onvermijdelijk is. Verzoeker had direct de volgende ochtend om 9.00 uur moeten worden heengezonden en later op de dag moeten worden uitgenodigd voor verhoor. Het belang van het kind staat altijd voorop. Verzoeker is ten onrechte langer op het politiebureau gehouden, terwijl het onderzoeksbelang er niet in de weg stond om hem het verdere onderzoek thuis te laten afwachten. Het heeft er alle schijn van dat hierbij de omstandigheden rondom Oud en Nieuw een rol hebben gespeeld, maar ten onrechte en in strijd met de adviezen van het RSJ, is het vermeende belang van de maatschappij in plaats van het belang van het kind leidend geweest.
Daarnaast speelt mee dat er bij de aanhouding van verzoeker buitensporig geweld is gebruikt. Verbalisant heeft zonder reden of aanleiding verzoeker met een wapenstok op zijn hoofd geslagen, terwijl hij zich niet tegen die aanhouding heeft verzet. De raadsman verwijst naar een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 6 november 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:4373) waarbij een hogere dan gebruikelijke vergoeding is toegekend vanwege de omstandigheden rondom de aanhouding en inverzekeringstelling.
De raadsman acht toekenning van een schadevergoeding, gelet op het voorgaande, niet meer dan redelijk en billijk.
Het verzoek strekt tevens tot het toekennen van een vergoeding van € 1.176,12 voor de kosten van de raadsman, € 175,- voor de kosten van reparatie van de telefoon, die bij de aanhouding is beschadigd en € 9,10 voor de reiskosten, bestaande uit € 3,64 voor de heen en terugreis van de vader van verzoeker in verband met het verhoor van verzoeker, € 3,64 voor de heen en terugreis van de zus om verzoeker op te halen van het politiebureau en € 1,82 voor de terugreis van verzoeker zelf.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In verband met de coronamaatregelen heeft de rechtbank de raadsman gevraagd of hij behandeling ter zitting wenst of dat hij in kan stemmen met een schriftelijke afdoening (na een schriftelijke uitwisseling van standpunten). De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd op het standpunt van het Openbaar Ministerie, maar niet expliciet afstand gedaan van de behandeling ter zitting in verband met zijn verzoek om vergoeding van het forfaitaire bedrag zoals dat wordt toegekend indien ook een behandeling ter zitting plaatsvond. Nu dat laatste bedrag wordt toegewezen, begrijpt de rechtbank dat de raadsman geen bezwaar heeft bij schriftelijke afdoening.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich deels tegen het toekennen van de standaard schadevergoeding.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De officier van justitie verzet zich tegen toekenning voor een fictieve inverzekeringstelling van € 105,-, omdat er geen inverzekeringstelling is geweest. Verzoeker is op 31 december 2019 aangehouden om 23.35 uur en dat maakt het onmogelijk om een verdachte thuis de nacht door te laten brengen. Verzoeker was in de nabijheid van vuurwerk-incidenten jegens hulpverleners en er lag een ernstige verdenking jegens verzoeker. Na voortvarend onderzoek is verzoeker de volgende dag om 14.45 uur heengezonden.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De officier verzet zich niet tegen de toekenning van de kosten van de raadsman van
€ 1.234,93 (5 uur en 24 minuten à € 180,-), de vergoeding voor gemaakte reiskosten van verzoeker à € 1,82 en tegen de kosten van het behandelen van het verzoek, te bepalen door de rechtbank.
De officier van justitie verzet zich tegen de geclaimde schadevergoeding voor de telefoon. Deze valt buiten de reikwijdte van artikel 530 en 533 Sv, en er is evenmin aanleiding vanuit het dossier om aan te nemen dat deze schade zou zijn ontstaan door de aanhouding.

De beoordeling

Verzoeker is op 31 december 2020 aangehouden op verdenking van wederspannigheid en op 1 januari 2020 om 14.45 uur heengezonden.
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoeker geseponeerd en dat bij brief van 22 januari 2020 aan hem meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt aan de gewezen verdachte op zijn verzoek op grond van artikel 530 lid 1 Sv een vergoeding toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde en kan aan de gewezen verdachte op zijn verzoek op grond van artikel 530 lid 2 Sv uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De rechtbank acht, gelet op het standpunt van het Openbaar ministerie, en alle omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
Gelet op de jeugdige leeftijd van verzoeker had onderzocht moeten worden of inverzekeringstelling thuis had kunnen plaatsvinden, waardoor voorkomen had kunnen worden dat verzoeker een nacht in een politiecel moest doorbrengen. Hoewel verzoeker niet in verzekering is gesteld, wordt de nacht die verzoeker in de politiecel heeft doorgebracht, gelet op zijn leeftijd, wel als zodanig behandeld, zodat verzoeker gronden van billijkheid aanwezig acht voor een vergoeding.
Verzoeker heeft in totaal één dag op een politiebureau doorgebracht. De rechtbank kent daarvoor de standaardvergoeding toe van € 105,- per dag.
Ten aanzien van de overige kosten overweegt de rechtbank als volgt.
Het verzoek tot vergoeding van de schade aan de telefoon van € 175,- komt niet voor toekenning in aanmerking, nu onvoldoende is aangetoond dat de schade is ontstaan als gevolg van de aanhouding.
De rechtbank acht toewijzing van het verzoek tot vergoeding van de reiskosten billijk tot een bedrag van € 1,82, namelijk het deel van de kosten die verzoeker zelf heeft moeten maken. Voor vergoeding van de door de vader en de zus van verzoeker gemaakte reiskosten biedt artikel 530 Sv geen grond, zodat het verzoek ten aanzien van deze kosten zal worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificatie en declaratie. De gevraagde vergoeding zal dan ook worden toegekend.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en de nadere schriftelijke ronde, de vergoeding toekennen die gebruikelijk is indien ook een behandeling in raadkamer plaatsvond.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 105,-
(honderdvijf euro) voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering heeft geleden.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 1.176,12 (eenduizend eenhonderdzesenzeventig euro en twaalf eurocent) voor de kosten van de raadsman en een vergoeding van € 1,82 (een euro en tweeëntachtig eurocent) voor de gemaakte reiskosten van verzoeker
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,-(vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en schriftelijk behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.L.C.M. Ficq, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2020.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker en de officier van justitie hoger beroep open,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank,
binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.832,94 (eenduizend achthonderdtweeëndertig euro en vierennegentig eurocent) op IBAN-nummer [nummer] ten name van [naam] , onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: [verzoeker] / OM [schadevergoeding] 20200038.
Aldus gedaan op 2 juli 2020
door mr. P.L.C.M. Ficq, rechter.