Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van de verdachte
8.Motivering van de straffen
9.De vorderingen van de benadeelde partijen
NJ2019/162 m.nt. Lindenbergh, rov. 4.2.1 en HR 28 mei 2019,
NJ2019/379 m.nt. Vellinga, rov. 2.4.4 en 2.4.5). In de toelichting op de vordering wordt onder meer – onbestreden – aangevoerd dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het misdrijf afspraken bij de GGD heeft gehad. Hij merkte dat hij last had van angstklachten. Hij sliep slecht en vermijdt sindsdien Amsterdam-Zuidoost. Daarnaast durft hij niet alleen over straat te gaan, aldus de toelichting. De verdachte heeft door [slachtoffer 1] met geweld te beroven een ernstige inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer gemaakt en hem aldus aangetast in zijn persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. De rechtbank stelt aldus vast dat de benadeelde partij recht heeft op vergoeding van zijn schade en zij waardeert die schade op € 350,-. Voor het overige wordt de vordering tot immateriële-schadevergoeding afgewezen.
10.De in beslag genomen voorwerpen
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
10 (tien) maanden.
Meldplicht bij reclassering
Ambulante behandeling
Opleiding
Begeleidwonen-traject
Medewerking ten behoeve van vaststellen identiteit
Medewerking reclasseringstoezicht
200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
100 (honderd) dagen, met bevel dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.