ECLI:NL:RBAMS:2020:5669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
13/680102-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van iPhones met geweld na afspraak via Facebook

Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere diefstallen van iPhones met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van iPhones van verschillende slachtoffers, waarbij hij hen had benaderd via Facebook en hen had verzocht om de telefoons naar Amsterdam te brengen. De verdachte heeft de slachtoffers beroofd door hen te bedreigen of met geweld te overmeesteren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 200 uur. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een begeleid wonen-traject. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die de slachtoffers hadden geleden door de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680102-19
Datum uitspraak: 10 november 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2020.
1.2
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L.E. Stroink, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. T. den Haan, naar voren hebben gebracht.
1.3
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vorderingen benadeelde partij van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
1.4
De rechtbank heeft [naam 1] , persoonlijk begeleidster bij Cordaan, als deskundige gehoord.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat hij zich – kort gezegd – heeft schuldig gemaakt aan:
medeplegen van diefstal van een iPhone van [slachtoffer 3] op 6 december 2018;
medeplegen van diefstal met geweld op de openbare weg van een iPhone van [slachtoffer 1] op 15 mei 2019 te Amsterdam;
medeplegen van diefstal met geweld van een iPhone van [slachtoffer 4] op 18 februari 2019;
medeplegen van diefstal van een iPhone van [slachtoffer 2] op 25 februari 2019;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling van [slachtoffer 5] op 4 juli 2019 te Amsterdam.
2.2
De tenlastelegging staat in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.1.1.
Ten aanzien van de diefstal op 6 december 2018 van [slachtoffer 3] (feit 1)
[slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) heeft aangifte gedaan van diefstal van haar iPhone op 6 december 2018. Zij heeft verklaard dat zij haar telefoon op Facebook te koop gezet had voor € 1.050,-. Op 3 december 2018 kreeg zij via Facebook Messenger een bericht van iemand die zich [naam 2] (hierna: [naam 2] ) noemde. Hij gaf aan interesse te hebben. [naam 2] vroeg of [slachtoffer 3] de telefoon naar Amsterdam kon brengen. Hij zou dan € 30,- extra betalen. [slachtoffer 3] is daarmee akkoord gegaan. [naam 2] gaf [slachtoffer 3] zijn telefoonnummer: [nummer 1] . Op 6 december 2018 hebben zij elkaar in Amsterdam ontmoet. [slachtoffer 3] hoorde dat hij zich voorstelde als [naam 3] . [slachtoffer 3] zag dat hij samen was met een andere jongen. De vader van [slachtoffer 3] vroeg hoe die jongen heette en hij stelde zich voor als [naam 4] . [naam 2] wilde het IMEI-nummer van de telefoon controleren met de doos. [slachtoffer 3] overhandigde hem de telefoon en de bijbehorende doos. Zij zag dat [naam 2] met de telefoon en de doos in de richting van [naam 4] liep. Zij hoorde hem zeggen: “Moet ik hem nou kopen of niet?” waarna [naam 2] en [naam 4] allebei hard wegrenden. [2] [naam 5] , de vader van [slachtoffer 3] , heeft verklaard dat hij getuige is geweest van de diefstal. In zijn getuigenverklaring maakt ook hij gewag van twee daders. Hij heeft nog laten weten dat in de Facebook Messenger-conversaties de koper genaamd [naam 2] het telefoonnummer [nummer 2] aan zijn dochter heeft gegeven. [3]
4.1.2
Ten aanzien van de diefstal op 15 mei 2019 van [slachtoffer 1] (feit 2)
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn iPhone (met de IMEI-nummers [nummer 3] en [nummer 4] ) op 15 mei 2019 tussen 15.20 en 15.25 uur op de [adres] in Amsterdam. Hij heeft verklaard dat hij op 14 mei 2019 zijn telefoon te koop gezet had op Facebook. Hij werd diezelfde dag op Facebook benaderd door iemand die zich [naam 6] (hierna: [naam 6] ) noemde. [naam 6] zei dat hij de telefoon wilde kopen voor € 950,-. [naam 6] gaf aan dat hij geen vervoer had en bereid was € 50,- extra te betalen als [slachtoffer 1] de telefoon zou brengen. [slachtoffer 1] is hiermee akkoord gegaan. [naam 6] gaf aan dat zijn broertje thuis was en dat [slachtoffer 1] bij hem terecht kon. [naam 6] heeft [slachtoffer 1] vervolgens ook zijn telefoonnummer gegeven: [nummer 5] . [slachtoffer 1] heeft [naam 6] desgevraagd zijn nummer [nummer 7] gegeven. [naam 6] vertelde dat zijn broertje [slachtoffer 1] zou bellen. Op 15 mei 2019 is [slachtoffer 1] vier keer gebeld met een afgeschermd telefoonnummer door iemand die zei dat hij het broertje van [naam 6] was. Er heeft die dag ook een ontmoeting plaatsgevonden. [slachtoffer 1] werd aangesproken door een jongen die hem vroeg of hij de persoon was die de telefoon wil verkopen. Op de [adres] te Amsterdam vroeg de jongen [slachtoffer 1] of hij de telefoon mocht zien. De jongen heeft de telefoon bestudeerd en heeft nog een paar vragen gesteld. Hierna heeft hij de telefoon terug in de doos gedaan. Hij zei dat hij terug zou komen. Hierbij wilde hij de telefoon meenemen. Toen de jongen wilde weglopen, heeft [slachtoffer 1] hem vastgepakt. De jongen gaf hem toen met een voorwerp een klap op zijn arm. [slachtoffer 1] voelde toen een hevige pijnscheut op de plek waar de jongen hem raakte. Hij liet hem los en de jongen rende weg met de telefoon. [4]
4.1.3
Ten aanzien van de diefstal op 17 februari 2019 van [slachtoffer 4] (feit 3)
[slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) heeft aangifte gedaan van diefstal van haar iPhone op 18 februari 2019. Zij heeft verklaard dat zij op 17 februari 2019 haar telefoon te koop gezet had op Facebook. De volgende dag heeft zij een berichtje gekregen van iemand met de Facebook-gebruikersnaam [naam 7] (hierna: [naam 7] ) noemde. Deze persoon wilde haar telefoon kopen voor € 800,-. [naam 7] vertelde dat hij geen vervoer had en vroeg of zij de telefoon wilde brengen. Zij is daarmee akkoord gegaan. Vervolgens heeft zij van [naam 7] het telefoonnummer van zijn broertje gekregen: [nummer 8] . [slachtoffer 4] heeft via WhatsApp contact gehad met de gebruiker van dat nummer. Zij is via WhatsApp naar de [adres 3] in Amsterdam geleid en heeft daar de jongen ontmoet. Na wat heen en weer geven van de telefoon, heeft [slachtoffer 4] de telefoon in haar handen. Zij hoorde de jongen zuchten en voelde dat hij de telefoon uit haar handen rukte en zag dat hij wegrende. [5]
4.1.4
Ten aanzien van de diefstal op 25 februari 2019 van [slachtoffer 2] (feit 4)
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft aangifte gedaan van diefstal van haar iPhone op 25 februari 2019. Zij heeft verklaard dat zij op 23 februari 2019 haar telefoon te koop gezet had op Facebook voor € 750,-. De volgende dag kreeg zij een reactie van een persoon die zich [naam 6] noemde. Hij wilde haar telefoon kopen voor € 800,- en 50,- euro extra betalen als zij de telefoon zou brengen. Zij is via Facebook Messenger akkoord gegaan. [slachtoffer 2] is op 25 februari 2019 naar Amsterdam gereden om haar telefoon aan [naam 6] te verkopen. Zij hadden afgesproken bij de flat [adres 4] . [slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat [naam 6] bij haar in de auto kwam zitten, dat zij hem de telefoon gaf, dat hij uitstapte en wegrende. [slachtoffer 2] heeft met [naam 6] gesproken via telefoonnummer: [nummer 9] . [6]
4.1.5
Ten aanzien van de bedreiging op 4 juli 2019 van [slachtoffer 5] (feit 5)
[slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) heeft aangifte gedaan van bedreiging op 4 juli 2019 in Amsterdam. Hij heeft verklaard dat hij die dag ruzie kreeg met zijn vriendin, [naam 8] , de moeder van de verdachte. [slachtoffer 5] heeft verder verklaard dat hij zag dat de verdachte naar boven rende en vervolgens naar beneden kwam met een mes in zijn hand. Hij schatte dat het mes ongeveer 25 centimeter lang was, geheel van metaal. Volgens [slachtoffer 5] zei de verdachte tegen hem: “Ik ga je steken!”. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat de verdachte dicht bij hem kwam staan en hem met zijn vlakke linkerhand in zijn gezicht sloeg, terwijl hij het mes dreigend voor zich hield en riep: “Ik ga je steken.” Hij voelde zich naar eigen zeggen erg bedreigd door verdachtes woorden. [7] De ter plaatse gekomen politieagenten hebben in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat zij van [naam 8] hebben vernomen dat haar zoon [verdachte] inderdaad een keukenmes heeft gepakt en [slachtoffer 5] heeft bedreigd. De agenten hebben een foto gemaakt van een keukenmes waarmee de verdachte zou hebben gedreigd en [slachtoffer 5] de foto van het mes gezien. Hij gaf aan dat dit het mes was waarmee de verdachte hem bedreigd had. [8] De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat hij die dag een mes is gaan halen.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig het schriftelijk requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde met uitzondering van het onder 2 tot en met 4 ten laste gelegde medeplegen, daarvan heeft zij vrijspraak gevorderd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
4.3.1
De raadsman heeft – overeenkomstig zijn pleitnota – ten aanzien van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan hetgeen hem onder deze feiten wordt verweten. Kennelijk heeft een ander of hebben anderen – zonder medeweten van de verdachte – gebruik gemaakt van zijn socialmedia-accounts, en mogelijk ook van zijn telefoon, om het eerste contact met de slachtoffers te leggen.
4.3.2
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken, namelijk ten aanzien van het uitspreken van de woorden “Ik ga je steken”.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
De rechtbank stelt vast dat de vier aangiftes wat de daarin beschreven modus operandi van de dader veel overeenkomsten hebben. De aangevers hebben hun iPhone te koop gezet op Facebook. Zij hebben kort daarna een bericht gekregen van iemand die zich voordeed als potentiële koper. Deze persoon bood extra als de aangevers bereid waren om naar Amsterdam te komen. Op de dag van de verkoop bepaalde deze persoon de locatie waar de verkoop zou plaatsvinden. Op de desbetreffende locatie ontmoetten de aangevers een persoon die zei dat hij de telefoon wilde kopen. Deze persoon wilde eerst de telefoon zien. Nadat hij de telefoon in zijn handen had gekregen, ging hij er met de telefoon vandoor.
4.4.2
De rechtbank stelt voorop dat bij de vraag of de verdachte degene is geweest die de aangevers heeft benaderd en bestolen, anders dan de raadsman kennelijk voorstaat, de verschillende ten laste gelegde feiten en de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang moeten worden beschouwd.
4.4.3
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek voldoende is gebleken dat de (Facebook)namen ( [naam 2] , [naam 6] , [naam 7] ) en de telefoonnummers ( [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 5] , [nummer 8] , [nummer 9] ) die door de aangevers worden genoemd of waarmee zij contact hebben gehad allemaal zijn te herleiden tot de verdachte. Hetzelfde geldt voor de IMEI-nummers ( [nummer 10] en [nummer 11] ) en de daaraan gekoppelde telefoonnummers (waaronder [nummer 12] ) waarmee de aangevers contact hebben gehad.
4.4.4
De verdachte noemt zich in een telefoongesprek met het uitzendbureau [naam 6] . Hij maakt hierbij gebruik van het telefoonnummer [nummer 12] en de telefoon met IMEI-nummer [nummer 10] . [9] De verdachte heeft geappt met zijn moeder en gebruikte toen het telefoonnummer [nummer 5] waarbij ook de naam [naam 6] in beeld komt. [10] Onderzoek heeft uitgewezen dat [naam 6] een Facebookprofiel heeft waarop foto’s staan die grote gelijkenis vertonen met de verdachte. [11] Het telefoonnummer [nummer 12] kan niet alleen worden gekoppeld aan IMEI-nummer [nummer 10] maar ook aan IMEI-nummer [nummer 11] en aan dat nummer kunnen weer de andere hiervoor genoemde telefoonnummers worden gekoppeld. [12] De verdachte heeft ter zitting verklaard dat [naam 7] zijn Facebooknaam is.
4.4.5
Bij de verdachte is op 26 juni 2019 een witte iPhone in beslag genomen (goednummer 5769721). [13] Bij onderzoek is gebleken dat het Apple ID van deze witte iPhone [mailadres 1] is. [14] In deze telefoon is een notitie aangetroffen die op 9 december 2018 werd aangemaakt met de titel [mailadres 2] . [15] Verder wordt in de telefoon een op 25 februari 2019 aangemaakte notitie aangetroffen met de titel “Oke zou hem morgen willen na werk maar zit zelf zonder vervoer dus zou me collega vragen als hij me kon brengen. Als dat niet schikt zou u langs kunnen komen betaal ik u wat extra 7”. [16] Op 1 maart 2019 werd een notitie aangemaakt met de titel “ [mailadres 3] ” en als inhoud: “ [inhoudsregel] ”. In de telefoon staat tussen de WhatsApp-berichten een gesprek tussen de moeder van verdachte en de verdachte waarbij de verdachte gebruik maakt van het telefoonnummer [nummer 5] en in een van de berichten heeft de moeder het oude nummer van de verdachte “ [omschrijving nummer 8] ” [17]
4.4.6
Op 26 juni 2019 is bij de verdachte thuis, onder een kussen in het bed van de verdachte, ook een zwarte iPhone in beslag genomen (goednummer 5769708). [18] Op deze telefoon is bij een onderzoek een filmpje aangetroffen, dat op 15 mei 2019 om 16.53 uur is opgeslagen. Op het filmpje is te zien dat de verdachte een wit doosje voor een iPhone vasthoudt met daarop de IMEI-nummers [nummer 13] ** en [nummer 4] te zien alsmede de verdachte. Over de video is een vaste tekst te zien, die de hele video in beeld blijft. De tekst luidt: “Orgi werknemer handgrabaa hesi mauw” hetgeen in het Surinaams betekent dat ze snel iets hebben weggenomen. [19] Het betreft hier de IMEI-nummers van de telefoon van [slachtoffer 1] die volgens zijn aangifte tussen 16.20 en 16.25 uur is beroofd van zijn telefoon (zie 4.1.2).
4.4.7
Onderzoek naar het telefoonnummer [nummer 2] dat de vader van [slachtoffer 3] noemt, heeft duidelijk gemaakt dat in de periode van 25 november 2018 tot en met 3 december 2018 de simkaart van dit telefoonnummer werd gebruikt in een toestel met IMEI-nummer [nummer 11] . [20] Onderzoek naar het telefoonnummer [nummer 1] dat [slachtoffer 3] in haar aangifte noemt, heeft uitgewezen dat in de periode van 4 december 2019 tot en met 6 december 2019 de simkaart van dit telefoonnummer werd gebruikt in een toestel met IMEI-nummer [nummer 11] . Tevens is op dit telefoonnummer te zien dat er inkomende registraties zijn van een telefoonnummer dat ten name is gesteld op naam van [slachtoffer 3] , te weten [nummer 14] . [21]
4.4.8
In de periode van 25 februari 2019 tot en met 3 maart 2019 is het telefoonnummer [nummer 12] aan de telefoon met IMEI-nummer [nummer 11] gekoppeld. Dat telefoonnummer is in de periode van 7 maart 2019 tot en met 20 mei 2019 gekoppeld aan IMEI-nummer [nummer 10] . [22]
4.4.9
Bij zijn aangifte heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij viermaal is gebeld door een onbekend nummer. Uit onderzoek is gebleken dat het zeer aannemelijk is dat [slachtoffer 1] werd gebeld door iemand die gebruik maakte van het telefoonnummer [nummer 12] . [23] Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is uit onderzoek naar voren gekomen dat de verdachte de gebruiker is van dat nummer en de telefoon met IMEI-nummer [nummer 10] .
4.4.10
Het telefoonnummer dat [slachtoffer 2] noemt ( [nummer 9] ) kan worden gerelateerd aan de telefoon met IMEI-nummer [nummer 11] . Het telefoonnummer was in de periode van 19 februari 2019 tot en met 25 februari 2019 aan dat IMEI-nummer gekoppeld. [24]
4.4.11
De verdachte ontkent niet dat de eerder genoemde namen door hem worden gebruikt op Facebook of dat de eerder genoemde telefoonnummers bij hem in gebruik zijn geweest. Hij stelt echter dat zijn vrienden – onder deze namen en met behulp van zijn telefoon (waarop WhatsApp is geïnstalleerd) – de aangevers moeten hebben benaderd om hen vervolgens te bestelen. Hij leent zijn telefoon namelijk weleens aan hen uit. Ook hebben deze vrienden toegang tot zijn socialmedia-accounts, waaronder Facebook.
4.4.12
Deze verklaring, die de verdachte eerst op de zitting heeft gegeven, is niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft alleen de voornamen van twee vrienden willen noemen, maar niet hun achternamen en ook kon hij niet vertellen waarom hij zijn telefoon aan hen heeft uitgeleend of waarom hij hen gebruik liet maken van zijn accounts. Bovendien zou de verdachte zijn telefoon dan niet alleen even aan hen moeten hebben uitgeleend, maar meermalen en voor langere perioden.
4.4.13
De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging dat de verdachte zich ten onrechte van de domme houdt, door de WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en een ander die in de iPhones van de verdachte zijn aangetroffen. Deze gesprekken vonden plaats tussen 24 februari 2018 en 11 oktober 2018. Uit deze gesprekken bleek dat zij intensief samenwerkten om afspraken met ‘klanten’ te maken met het doel om geld te verdienen door die ‘klanten’ op te lichten. [25] Ook is er een op 5 maart 2019 gemaakte notitie aangetroffen waarin staat: “(…) roof die mang foe markplaats dat na mi djoen , (…) dus karma e tik yoe” hetgeen zoveel betekent als: “Die mannen op Marktplaats beroven, dat is mijn werk. (…) dus karma overkomt je”. [26]
4.4.14
De slotsom is dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte zich telkens heeft voorgedaan als koper van de op Facebook aangeboden iPhones en nadat hij de verkopers zover had gekregen dat zij naar Amsterdam waren gekomen, hij hen al dan niet met geweld van hun iPhone heeft beroofd.
4.4.15
Ten aanzien van de onder 5 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 5] is de rechtbank op grond van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van de verdachte ter zitting – dat hij naar boven is gegaan en een mes heeft gepakt – van oordeel dat bewezen is dat de verdachte [slachtoffer 5] op 4 juli 2019 heeft bedreigd met zware mishandeling door hem een keukenmes te tonen en meermalen te zeggen: “Ik ga je steken.”
5. Bewezenverklaring
De rechtbank op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen de overtuiging gekregen en acht bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 5 ten laste heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1. op 6 december 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk Apple), toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
2. op 15 mei 2019 te Amsterdam, op de openbare weg de [adres] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk Apple), toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, met een hard voorwerp tegen de arm van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen;
3. op 18 februari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Apple), toebehorende aan [slachtoffer 4] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, onverhoeds een telefoon uit de handen van voornoemde [slachtoffer 4] heeft gerukt;
4. op 25 februari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Apple), toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
5. op 4 juli 2019 te Amsterdam, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, door (op korte afstand) een mes aan voornoemde [slachtoffer 5] te tonen en vervolgens (daarbij) meermalen tegen voornoemde [slachtoffer 5] heeft gezegd: “Ik ga je steken”.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden en tot een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in aanvulling op het voortgangsverslag van de reclassering van 19 oktober 2020 – een voortgangsverslag van stichting Cordaan van 23 oktober 2020 en een e-mail van een jobcoach [naam 9] van 26 oktober 2020 overgelegd. De raadsman heeft erop gewezen dat zowel de begeleidster van de verdachte als zijn jobcoach positief is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straffen en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.3
De verdachte heeft in een periode van ruim een half jaar een aantal mensen op slinkse wijze beroofd van hun iPhone. De verdachte heeft de slachtoffers bedonderd waar zij bijstonden en blijkbaar enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte hiervoor moet worden gestraft.
8.3.4
De verdachte heeft daarnaast de toenmalige vriend van zijn moeder bedreigd met een groot keukenmes. De verdachte heeft laten weten dat er sprake was van ruzie en dat hij zijn moeder wilde beschermen, maar het moge duidelijk zijn dat het pakken van een mes dan niet de oplossing is. Ook dit gedrag kan niet onbestraft blijven.
8.3.5
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van de verdachte van 6 oktober 2020. Hieruit blijkt dat de verdachte in 2018 is veroordeeld voor een poging tot doodslag. De rechtbank laat deze veroordeling ten nadele van de verdachte meewegen.
8.3.6
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 21 oktober 2019 dat is opgemaakt door S. Meurs, reclasseringswerker. In het rapport staat onder meer dat de verdachte op een verstandelijk beperkt niveau functioneert. Er is sprake van onvoldoende handelingsvaardigheden, zoals het inschatten van de gevolgen van zijn gedrag, het plannen en organiseren van bezigheden en het meer algemeen nadenken over wat hij doet. Hij is in geringe mate zelfredzaam en heeft ondersteuning nodig, ook bij het oplossen van zijn problemen. Een pedagogische aanpak is niet noodzakelijk, maar is mogelijk. De verdachte heeft namelijk nog veel contact heeft met zijn moeder en de andere gezinsleden. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij de volgende bijzondere voorwaarden te stellen: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling en meewerken aan een structurele dagbesteding in de vorm van scholing (en/of werk). In het voortgangsverslag van 19 oktober 2020 laat de reclassering weten dat zij in aanvulling daarop adviseert om als bijzondere voorwaarde te stellen dat de verdachte moet meewerken aan het ‘begeleid wonen’-traject bij Cordaan.
8.3.7
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van de brief van de begeleidster van de verdachte bij Cordaan en de e-mail van zijn jobcoach, zoals overgelegd door de raadsman. Hierin is te lezen dat de verdachte al langere tijd werkt aan een stabiele toekomst voor zichzelf en voor zijn (zwangere) vriendin. De verdachte heeft daarin ook een duidelijk perspectief voor ogen: zijn baan behouden, scholing volgen om hogerop te komen, schuldenvrij zijn, zijn relatie goed houden en straks een goede vader zijn.
8.3.8
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat de straffen zoals door de officier van justitie zijn gevorderd passend en geboden zijn en recht doen aan de ernst van wat is bewezen verklaard en aan de persoon van de verdachte. De rechtbank zal, nu toepassing van het adolescentenstrafrecht recent niet meer is geadviseerd door de reclassering, het volwassenenstrafrecht toepassen. De rechtbank zal de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daarbij de bijzondere voorwaarden stellen die de reclassering heeft geadviseerd. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een taakstraf van 200 uur opleggen en daarbij bepalen dat als hij die straf niet goed verricht, hij 100 dagen vervangende hechtenis moet ondergaan.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen

9.1.
De vordering van [slachtoffer 1]
9.1.1
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert in totaal € 2.035,16, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit reiskosten die hij heeft moeten maken in verband met zijn afspraak bij Slachtofferhulp Nederland (€ 5,16), de kosten voor een nieuwe taalcursus (€ 1.530,-) en immateriële schade (€ 500,-).
9.1.2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde schadevergoeding kan worden toegekend en gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1.3
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de vordering in haar geheel niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard en daartoe het volgende aangevoerd. De immateriële schade van de aangever is onvoldoende onderbouwd. Er is geen sprake van een aangetoond psychiatrisch ziektebeeld. De materiele schade is ook onvoldoende onderbouwd. Het stellen van de diefstal als oorzaak voor het niet in voldoende mate deelnemen aan de taalcursus is onvoldoende om een rechtstreeks verband aan te tonen.
9.1.4
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken is dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wat betreft de gevorderde immateriëleschadevergoeding, niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het aantonen dat sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld is daarvoor geen absoluut vereiste. Als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de in artikel 6:106, eerste lid, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. De aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan kunnen voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, eerste lid, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (vgl. HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376,
NJ2019/162 m.nt. Lindenbergh, rov. 4.2.1 en HR 28 mei 2019,
NJ2019/379 m.nt. Vellinga, rov. 2.4.4 en 2.4.5). In de toelichting op de vordering wordt onder meer – onbestreden – aangevoerd dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het misdrijf afspraken bij de GGD heeft gehad. Hij merkte dat hij last had van angstklachten. Hij sliep slecht en vermijdt sindsdien Amsterdam-Zuidoost. Daarnaast durft hij niet alleen over straat te gaan, aldus de toelichting. De verdachte heeft door [slachtoffer 1] met geweld te beroven een ernstige inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer gemaakt en hem aldus aangetast in zijn persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. De rechtbank stelt aldus vast dat de benadeelde partij recht heeft op vergoeding van zijn schade en zij waardeert die schade op € 350,-. Voor het overige wordt de vordering tot immateriële-schadevergoeding afgewezen.
9.1.5
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de “taalcursus Nederland” niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering op dit onderdeel onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.1.6
Reiskosten die worden gemaakt in het kader van de vorderingsprocedure en van het strafproces zijn geen rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zodat de benadeelde partij op dit onderdeel ook niet-ontvankelijk is in de vordering. De rechtbank zal de verdachte wel verwijzen in deze kosten op de voet van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering.
9.2
De vordering van [slachtoffer 2]
9.2.1
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 744,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, in verband met de diefstal van haar iPhone. Zij heeft deze schade omschreven als “Apple iPhone XR 128 GB Black. Toestelbetaling € 31,- – 2 jaar – verlenging”.
9.2.2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde schadevergoeding kan worden toegekend en gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.3
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering – in het geval de rechtbank de ten laste gelegde diefstal bewezen verklaart – voor toewijzing in aanmerking komt.
9.2.4
De rechtbank begrijpt uit de stukken die de benadeelde partij ter onderbouwing van haar vordering heeft bijgevoegd, dat zij bij het verlengen van haar telefoonabonnement heeft gekozen voor een nieuwe telefoon, dat zij die telefoon gedurende twee jaar in maandelijkse termijnen van € 31,- afbetaalt, dat deze telefoon vervolgens enkele dagen later door de verdachte is gestolen en dat zij nu vergoeding van deze telefoon vraagt.
9.2.5
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen staan dat de benadeelde partij als gevolg van de diefstal (feit 4) rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de telefoon is gestolen.
9.2.6
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
9.3.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal in het belang van de benadeelde partijen, als extra waarborg voor betaling aan hen, telkens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opleggen.

10.De in beslag genomen voorwerpen

Bij de verdachte zijn op 26 juni 2019 twee iPhones in beslag genomen, een witte en een zwarte. De officier van justitie heeft gevorderd dat deze telefoons aan de verdachte worden teruggegeven. De rechtbank zal beslissen dat beide iPhones aan de verdachte moeten worden teruggegeven.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 285, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Diefstal.
Bedreiging met zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd niet de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
De veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres reclassering] . Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
2.
Ambulante behandeling
De veroordeelde moet zich (verder) laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3.
Opleiding
De veroordeelde moet meewerken aan het volgen van een opleiding (en/of het verrichten van werk). Daarbij is het van belang dat hij doelen stelt, ook voor de langere termijn.
4.
Begeleidwonen-traject
De veroordeelde moet meewerken aan het begeleidwonen-traject bij Cordaan. Hij moet zich houden aan de aanwijzingen die medewerkers van Cordaan hem geven.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aan de hiervoor gestelde bijzondere voorwaarden zijn ingevolge artikel 14c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht de volgende voorwaarden verbonden:
5.
Medewerking ten behoeve van vaststellen identiteit
De veroordeelde moet ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
6.
Medewerking reclasseringstoezicht
De veroordeelde moet medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van
200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
100 (honderd) dagen, met bevel dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 mei 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 5,16.
Legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] , aan de Staat € 350,- (driehonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 mei 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 744,- (zevenhonderdvierenveertig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] , aan de Staat € 744,- (zevenhonderdvierenveertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 14 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- 1 zwarte iPhone (5769708);
- 1 witte iPhone (5769721).
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 november 2020.
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.
De oudste rechter en de jongste rechter
zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in de aan deze zaak ten grondslag liggende persoons- en zaaksdossiers bevinden, volgens de in die dossiers toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Zaaksdossier S1 (ZD I) heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde, zaaksdossier S1 en S12 en diefstallen op 18 en 25 februari 2019 (ZD II) heeft betrekking op het onder 1 en 4 ten laste gelegde en het derde zaaksdossier (ZD III) heeft betrekking op het onder 5 ten laste gelegde.
2.ZD I, pagina 001-014: Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] .
3.ZD I, p. 22-23: Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] .
4.ZD II, p. 001-007: Proces-verbaal van aangifte, zie ook de uitdraai van de berichtenwisseling op Facebook, p. 8-14.
5.ZD II, p. 291-292: Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] .
6.ZD II, p. 312 tot en met 313: Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] .
7.ZD III, p. 5 tot en met 6: Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] .
8.ZD III, p. 1 tot en met 4: Proces-verbaal van bevindingen.
9.ZD II, p. 63-64: Proces-verbaal van bevindingen [verdachte] noemt zichzelf [naam 6] .
10.ZD II, p. 95: Proces-verbaal van bevindingen mobiele telefoon [naam 8] (itemnummer 5769721).
11.ZD II, p. 47-50: Proces-verbaal van bevindingen internetonderzoek [verdachte] .
12.ZD II, p. 30-33: Proces-verbaal onderzoek IMEI [nummer 11] .
13.Persoonsdossier, p. 42: Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming.
14.ZD II, p. 92: Proces-verbaal van bevindingen mobiele telefoon [naam 8] (itemnummer 5769721).
15.ZD II, p. 107: Proces-verbaal van bevindingen mobiele telefoon [naam 8] (itemnummer 5769721).
16.ZD II, p. 94: Proces-verbaal van bevindingen mobiele telefoon [naam 8] (itemnummer 5769721).
17.ZD II, p. 96: Proces-verbaal van bevindingen mobiele telefoon [naam 8] (itemnummer 5769721).
18.Persoonsdossier, p. 42: Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming.
19.ZD II, p. 80 tot en met 83: Proces-verbaal van bevindingen voorlopig onderzoek zwarte iPhone [naam 8] , goednummer 57769708.
20.ZD II, p. 30: Proces-verbaal onderzoek IMEI [nummer 11] .
21.ZD I, p. 30: Proces-verbaal onderzoek Onderzoek histo’s [nummer 1] , [nummer 15] , [nummer 16] en [nummer 17] .
22.ZD II, p. 23-25: Proces-verbaal Onderzoek histo [nummer 12] .
23.ZD II, p. 19: Proces-verbaal van bevindingen n.a.v. historische telecomgegevens [nummer 7] .
24.ZD II, p. 30: Proces-verbaal onderzoek IMEI [nummer 11] .
25.ZD II, p. 195, Proces-verbaal uitlezen telefoon 5769708.
26.ZD II, p. 94: Proces-verbaal van bevindingen mobiele telefoon [naam 8] (itemnummer 5769721) en p. 189.