Overwegingen
Waar gaan deze zaken over?
1. Greenflux en Fastned hebben op 13 januari 2012, respectievelijk 23 december 2011 een aanvraag gedaan om een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) voor een laadvoorziening op de [verzorgingsplaats] langs de rijksweg A16 (hierna: de verzorgingsplaats). Greenflux en Fastned waren de enige gegadigden en er was voldoende ruimte op de verzorgingsplaats, dus is er niet geloot en mochten zij de aanvraag doen.
2. Fastned heeft op 4 november 2013 een Wbr-vergunning gekregen om op de verzorgingsplaats een laadvoorziening te exploiteren. Deze vergunning is gewijzigd met de het besluit van 15 februari 2018. Fastned heeft deze laadvoorziening nog niet gerealiseerd.
3. Greenflux heeft haar aanvraag verschillende keren aangevuld. De laatste aanvulling was op 5 december 2018. Op 3 januari 2019 heeft de minister een ontwerpvergunning bekendgemaakt. Fastned heeft hiertegen een zienswijze ingediend. De minister heeft vervolgens met het bestreden besluit aan Greenflux een Wbr-vergunning verleend.
4. Greenflux is in de tussentijd een samenwerking aangegaan met Ionity. Greenflux heeft in het kader van deze samenwerking een wijziging van de tenaamstelling van de vergunning van Greenflux naar Ionity aangevraagd. Bij besluit van 28 augustus 2019 heeft de minister de tenaamstelling van de vergunning gewijzigd.
5. Fastned is het niet eens met het bestreden besluit en is daarom in beroep gegaan bij de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Heeft de minister het juiste toetsingskader toegepast?
6. Fastned betoogt dat de vergunning in strijd is met het beleid van de minister. In de 'Kennisgeving Voorzieningenbeleid op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen' (hierna: de Kennisgeving) zoals gewijzigd in 2017staat namelijk dat op verzorgingsplaatsen waar voor 13 maart 2017 al een vergunninghouder van een elektrisch laadpunt als basisvoorziening aanwezig is, geen vergunning wordt verleend voor een nieuwe basisvoorziening. Fastned is het niet met de minister eens dat hier sprake is van een ‘lopende aanvraag’, op basis waarvan de aanvraag volgens het oude beleid beoordeeld moet worden. Fastned wijst erop dat de leges op 10 september 2018 zijn betaald. Volgens het Besluit leges Wet beheer rijkswaterstaatswerken wordt een aanvraag pas in behandeling genomen, wanneer de leges zijn betaald. Dat betekent volgens Fastned dat de aanvraag pas op 10 september 2018 in behandeling was genomen en dus niet steeds een lopende aanvraag is geweest. Bovendien is de aanvraag ten opzichte van de eerdere aanvragen significant anders, zodat er geen sprake is van een niet-ondergeschikte wijziging.
7. De minister stelt zich op het standpunt dat Greenflux al op 20 juni 2012 de leges heeft betaald en dat daarna de aanvraag in behandeling is genomen. Dit is verkeerd in het ontwerpbesluit vermeld. De aanvraag van Greenflux is dus op goede gronden beoordeeld volgens het oude beleid, aldus de minister.
8. De rechtbank overweegt dat zowel in de Kennisgeving als in de toelichting daarbij vermeld staat dat lopende aanvragen worden beoordeeld naar de situatie zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de wijziging (van 13 maart 2017). Deze regel van overgangsrecht leidt ertoe dat de inhoudelijke wijziging van de Kennisgeving in 2017 niet van toepassing is op de aanvraag van Greenflux van 13 januari 2012. Voorts geldt dat de minister aan de hand van een uitdraai uit het registratiesysteem aannemelijk heeft gemaakt dat Greenflux de leges in 2012 heeft betaald. Gelet hierop gaat het betoog van Fastned dat de aanvraag ten onrechte volgens het oude beleid is beoordeeld, niet op.
9. De rechtbank overweegt verder dat het toetsingskader voor het wijzigen van de oorspronkelijke vergunningen alleen artikel 3 van de Wbr is. Dit artikel stelt, zoals de minister terecht heeft betoogd, geen beperkingen aan de omvang van de wijzigingen. Voor het betoog van Fastned dat artikel 3 van de Wbr alleen ziet op wijzigingen van ondergeschikte aard, bestaan geen aanknopingspunten.
10. De rechtbank concludeert dat de minister het juiste toetsingskader heeft toegepast bij zijn beoordeling.
Had de minister toepassing moeten geven aan het beleid van voor 2017?
11. Fastned voert subsidiair aan dat ook als de aanvraag wordt beoordeeld op basis van het beleid voor de Kennisgeving zoals gewijzigd in 2017, de vergunning niet toegekend had kunnen worden. Fastned verwijst naar haar zienswijze, waarin zij uiteengezet heeft dat de toepassingspraktijk van de minister was dat de minister geen vergunningen verleende voor twee laadvoorzieningen.
12. Met deze enkele verwijzing naar de zienswijze heeft Fastned niet kunnen volstaan, omdat de minister hierop in het bestreden besluit al is ingegaan. De rechtbank zal daarom deze grond buiten beschouwing laten.
Is de vergunningverlening in strijd met het veilig en doelmatig gebruik van de verzorgingsplaats?
13. Fastned stelt zich op het standpunt dat de vergunning in strijd is met artikel 3 van de Wbr, omdat de vergunning niet verzekert dat de verzorgingsplaats doelmatig en veilig wordt gebruikt. In het bestreden besluit staat dat de laadvoorziening geen impact zal hebben op de verkeersbewegingen, omdat de laadvoorziening op een plek komt waar nu al een parkeerplaats is. Volgens Fastned is het echter niet onaannemelijk dat toekomstige gebruikers niet zullen inrijden en doorrijden, maar inparkeren en achteruit uitparkeren. Ook zal de aanwezigheid van twee laadvoorzieningen ertoe leiden dat elektrische rijders heen en weer rijden over de verzorgingsplaats, omdat ze moeten kiezen. Dit zal tot onveilige situaties leiden.
14. In reactie op het betoog van Fastned heeft de minister het memo ‘Verkeerskundige analyse laadstations [verzorgingsplaats] ’ van een adviseur verkeersveiligheid van Rijkswaterstaat van 17 februari 2019 ingebracht. Daarin is een op de verzorgingsplaats toegespitste ritanalyse opgenomen. De conclusie van deze analyse is dat de realisatie van de vergunning geen reëel verkeersveiligheidsrisico met zich meebrengt.
15. De rechtbank stelt vast dat de minister de enkele stelling van Fastned gemotiveerd heeft betwist met een deskundig advies. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dit advies te twijfelen. De beroepsgrond van Fastned slaagt daarom niet.
Zijn de laadvoorzieningen in strijd met de vergunning?
16. Fastned betoogt dat de laadvoorziening die Ionity wil realiseren in strijd is met de voorschriften van de vergunning. In de voorschriften staat dat weggebruikers met een (deels) elektrisch motorvoertuig zonder enige technische belemmeringen gebruik moeten kunnen maken van het oplaadpunt. Dit is ook een eis in de Kennisgeving sinds de wijziging in 2011.De door Ionity beoogde laadvoorzieningen zijn echter alleen geschikt voor elektrische auto’s van Europese makelij, maar niet voor elektrische auto’s met een andere laadstandaard. De vergunning had daarom niet verleend mogen worden.
17. De rechtbank stelt vast dat het voorschrift waar Fastned naar verwijst in de vergunning is opgenomen. De vergunning is dus in overeenstemming met de Kennisgeving verleend. De vraag of Ionity in strijd met dit voorschrift handelt, kan niet in deze procedure aan de orde komen, omdat dit een handhavingskwestie is.
18. Fastned wijst erop dat Greenflux niet op de verzorgingsplaats of op andere verzorgingsplaatsen laadvoorzieningen heeft gerealiseerd en betoogt dat Greenflux haar aanspraken alleen gebruikt om deze aan andere partijen beschikbaar te stellen. Dat is volgens Fastned in strijd met de systematiek en de bedoeling van het verdelen van schaarse rechten.
19. Deze grond is gericht tegen de wijziging van de tenaamstelling van de vergunning. Deze wijziging ligt in deze procedure niet voor. De rechtbank komt daarom niet toe aan een bespreking van de gronden die Fastned tegen deze wijziging heeft gericht, toe.
20. Het beroep is ongegrond. Fastned krijgt dus geen gelijk.
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, voorzitter, en mr. J.H.M. van de Ven en mr. D. Sullivan, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
de voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: