ECLI:NL:RBAMS:2020:5611
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
Op 6 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening door een verzoekster die niet in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang. De verzoekster, een Italiaanse nationaliteit hebbende, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat haar aanvraag om opvang had afgewezen. Dit besluit was genomen op basis van het feit dat verzoekster geen verblijfsrecht meer had in Nederland en niet zelfstandig kon voorzien in haar woonkosten.
De voorzieningenrechter heeft op de zitting vastgesteld dat verzoekster op dat moment nog een dak boven haar hoofd had en dat er pogingen werden ondernomen door de GGD om een alternatieve opvang voor haar te regelen. De gemachtigde van verweerder heeft aangegeven dat verzoekster tot 18 november 2020 in haar huidige opvang kan blijven, maar dat het onduidelijk is waar zij daarna terecht kan. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er op dat moment geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat verzoekster niet op straat zou komen te staan.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier R.E. Toonen, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.