ECLI:NL:RBAMS:2020:5580

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
13/751280-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel

Op 30 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Vice-Procureur van de Republiek van het Parket van La Roche Sur Yon in Frankrijk. De vordering tot in behandeling nemen van het EAB was ingediend door de officier van justitie op 7 april 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1966, was in Nederland ingeschreven en had de Nederlandse nationaliteit. De behandeling van de vordering vond aanvankelijk plaats op 24 oktober 2017, maar het onderzoek werd voor onbepaalde tijd geschorst. Op 30 oktober 2020 werd de behandeling voortgezet, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw waren niet ter zitting verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB was ingetrokken en dat de signalering van de opgeëiste persoon in SIRENE was ongedaan gemaakt. Hierdoor was de grondslag voor de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het EAB komen te vervallen. De rechtbank heeft de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat de overleveringsdetentie was beëindigd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. H.P. Kijlstra, en in aanwezigheid van de andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751280-17
RK-nummer: 17/2354
Datum uitspraak: 30 oktober 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 april 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 maart 2107 door de Vice-Procureur van de Republiek van het Parket van het
Tribunal de Grande Instancevan La Roche Sur Yon (Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[adres] ,
hierna te noemen: de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 oktober 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De rechtbank heeft op 24 oktober 2017 het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst.
De behandeling van de vordering is op de openbare zitting van 30 oktober 2020 voortgezet. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw zijn, met instemming van de rechtbank, niet ter zitting verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting van 24 oktober 2017 verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Officier van justitie niet-ontvankelijk

De rechtbank stelt op grond van de stukken vast dat het EAB is ingetrokken. Verder heeft de officier van justitie ter zitting opgemerkt dat de signalering van de opgeëiste persoon in SIRENE ongedaan is gemaakt. Gelet hierop is de grondslag aan de vordering van de officier van justitie ex artikel 23 OLW tot het in behandeling nemen van het EAB ontvallen. In overeenstemming met haar vordering ter zitting zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in die vordering ex artikel 23 OLW.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin haar vordering ex artikel 23 OLW tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is
BEËINDIGD.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. C.W.M. Giesen en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.