ECLI:NL:RBAMS:2020:5478

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
C/13/690659 / HA ZA 20-997
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende bestuursconflict binnen Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland

In deze zaak, die zich afspeelt binnen de Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland (SIO), heeft eiser, die tevens secretaris/penningmeester is, een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die zich als bestuurders van SIO gedragen. De rechtbank Amsterdam heeft op 11 november 2020 uitspraak gedaan in een incident dat volgde op een eerder kort geding. Eiser vordert onder andere dat de gedaagden zich niet langer als bestuurders van SIO mogen gedragen en dat zijn ontslag als bestuurder nietig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een conflict is ontstaan binnen het bestuur van SIO, waarbij eiser en de directeur-bestuurder tegenover de voorzitter van het bestuur zijn komen te staan. Eiser heeft in een kort geding eerder dit jaar vorderingen ingesteld die zijn afgewezen, en de gedaagden hebben in reconventie vorderingen ingesteld die deels zijn toegewezen. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat eiser onvoldoende belang heeft bij de gevorderde voorlopige voorzieningen, omdat de rust op de school sinds het vertrek van de directeur-bestuurder is teruggekeerd. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/690659 / HA ZA 20-997
Vonnis in incident van 11 november 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. L.P. Kruidenier te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4. de stichting
STICHTING ISLAMITISCH ONDERWIJS NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. S.L.D. van den Brink te Mijdrecht.
Partijen worden hierna [eiser] en SIO c.s. genoemd. SIO c.s. worden afzonderlijk ook [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en SIO genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende provisionele vordering ex artikel 223 Rv, met producties,
  • de conclusie van antwoord in het incident, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
SIO bestuurt in Amsterdam de school voor voortgezet onderwijs op islamitische grondslag, het Cornelius Haga Lyceum (hierna het Haga).
2.2.
Het bestuur van SIO bestaat volgens de statuten uit een algemeen bestuur van maximaal tien toezichthoudende bestuursleden en een dagelijks bestuur van één uitvoerend bestuurslid, de directeur-bestuurder. Het algemeen bestuur houdt toezicht op de uitvoering van de taken en bevoegdheden door de directeur-bestuurder, die is belast met de algehele leiding en het besturen van de school. [gedaagde 1] als voorzitter en [eiser] als secretaris vormden tot mei 2020 samen het algemeen bestuur. [naam] was de directeur-bestuurder.
2.3.
In april 2020 is een conflict ontstaan binnen het bestuur waarbij [eiser] en [naam] tegenover [gedaagde 1] zijn komen te staan. Beide kampen hebben eind mei/begin juni 2020 vergaderingen uitgeschreven om de ander(en) als bestuurslid te schorsen.
2.4.
Op 29 mei 2020 hebben [naam] en [eiser] SIO in kort geding gedagvaard bij deze rechtbank en kort gezegd en voor zover hier van belang gevorderd dat de besluiten tot hun schorsing zouden worden opgeheven althans buiten werking worden gesteld en SIO te bevelen [naam] in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden uit te oefenen en haar te verbieden hem uit zijn functie te ontheffen. SIO heeft in reconventie gevorderd [naam] te veroordelen om, samengevat, (1) [gedaagde 1] in de gelegenheid te stellen bestuurstaken uit te oefenen, (2) om [naam] en [eiser] te veroordelen om zich gedurende het onderzoek naar de handelwijze van [naam] niet te begeven op het schoolterrein en geen contact te hebben met het personeel alsmede (3) zich te onthouden van het doen van negatieve uitlatingen over [gedaagde 1] .
Bij vonnis van 10 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen van [naam] en [eiser] tegen SIO afgewezen en de vorderingen in reconventie 1 en 2 toegewezen. Het vonnis luidt, voor zover hier van belang:
“5.8. Al met al lijken de besluiten tot schorsing, respectievelijk ontslag, van [naam] en [eiser] op het eerste gezicht rechtsgeldig genomen. Zij hadden kunnen volstaan met het aanvechten van die besluiten bij de rechter. [naam] en [eiser] hebben echter de schorsing en het ontslag aan hun laars gelapt en zijn op hun beurt overgegaan tot schorsing en ontslag van [gedaagde 1] . De huidige impasse en daarmee de onbestuurbaarheid van de school, zijn dan ook grotendeels aan hen te wijten. Ook dat is een reden om hen voorlopig terug te laten treden. (…)”
2.5.
Na het vonnis in kort geding zijn, met instemming van de medezeggenschapsraad van het Haga, op 20 juni 2020 [gedaagde 2] als dagelijks bestuurder en op 7 juli 2020 [gedaagde 3] als nieuwe algemeen bestuurder in het bestuur van SIO benoemd.
2.6.
In een schriftelijke verklaring van 2 juli 2020 die is ondertekend door alle leden van de medezeggenschapsraad van het Haga staat, voor zover hier van belang:
“De MR verklaart hierbij, vertegenwoordigd door al haar leden, unaniem achter het bestuur te staan dat onder leiding van de heer [gedaagde 1] is samengesteld. (…)”
2.7.
Een op 1 september 2020 gedateerd tussenrapport herstelonderzoek van de Onderwijsinspectie met betrekking tot SIO luidt, voor zover hier van belang:
“Wel is er met de komst van een interim-bestuurder en een interim-directeur eind juni 2020 toenemend vooruitzicht op herstel van de tekortkomingen in het bestuur van de stichting. Het huidige bestuur laat duidelijke intenties zien om te komen tot meer spreiding van taken en bevoegdheden en versterking van het intern toezicht. (…)”
2.8.
[eiser] en [naam] hebben spoedappel ingesteld tegen het kort geding vonnis. De mondelinge behandeling bij het gerechtshof Amsterdam staat gepland op 11 december 2020.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat
zijn ontslag op 27 mei 2020 nietig is, althans het ontslagbesluit te vernietigen,
[eiser] bestuurder is van SIO,
[gedaagde 1] op 3 juni 2020 rechtsgeldig als bestuurder is ontslagen,
[gedaagde 1] geen bestuurder is van SIO,
het bestuursbesluit van 20 juni 2020 tot benoeming van [gedaagde 2] als bestuurder van SIO nietig is, althans dat besluit te vernietigen,
[gedaagde 2] geen bestuurder is van SIO,
het bestuursbesluit van 15 juli 2020 tot benoeming van [gedaagde 3] als bestuurder van SIO nietig is, althans dat besluit te vernietigen,
[gedaagde 3] geen bestuurder is van SIO,
en
9. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] te gebieden op straffe van verbeurte van een dwangsom zich niet langer als bestuurder van SIO te gedragen noch haar in of buiten rechte te vertegenwoordigen en/of namens SIO te handelen tenzij daaraan een geldig benoemingsbesluit ten grondslag ligt,
met veroordeling van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in de proceskosten.
3.2.
Daartoe stelt [eiser] dat zijn ontslag nietig is, althans vernietigbaar, en dat het ontslag van [gedaagde 1] rechtsgeldig is gegeven en de benoemingen van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] nietig althans vernietigbaar zijn.

4.De vorderingen in het incident

4.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening en voor de duur van het geding bepaalt dat
[eiser] bevoegd is om als algemeen bestuurder met de positie van secretaris/penningmeester SIO te vertegenwoordigen,
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet bevoegd zijn SIO als bestuurder te vertegenwoordigen,
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zich niet langer als bestuurder van SIO intern of extern mogen gedragen noch SIO op enigerlei wijze als bestuurder in of buiten rechte mogen vertegenwoordigen en/of anderszins namens SIO mogen handelen,
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] binnen twee werkdagen na dit vonnis alle lopende bestuursdossiers met bescheiden, zaken en gegevensdragers die daarop betrekking hebben, overdragen aan [eiser] ,
het [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet langer is toegestaan om contact te hebben met leerlingen van het Haga, ouders van die leerlingen, werknemers van het Haga, en andere betrokkenen bij het Haga,
het [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet is toegestaan zich publiekelijk uit te laten over het Haga en SIO, waaronder het bestuur, de bestuurscrisis en de lopende rechtszaken,
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] afzonderlijk op eerste verzoek van [eiser] zullen meewerken aan interne en externe berichtgeving welke zij afzonderlijk ten blijke van hun instemming mede dienen te ondertekenen of waarvan zij anderszins schriftelijk doen blijken de inhoud daarvan te onderschrijven, met de strekking dat [eiser] zonder deugdelijke grondslag is ontslagen als bestuurder en mitsdien nog onverkort bestuurder is van SIO en dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] geen deel meer uitmaken van het bestuur van SIO,
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] afzonderlijk op eerste verzoek van [eiser] zullen meewerken aan de uitschrijving van hun persoon als bestuurder van SIO in het handelsregister en indien vereist aan de inschrijving van [eiser] als algemeen bestuurder van SIO in de functie van secretaris/penningmeester,
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] een dwangsom zijn verschuldigd voor overtreding van een van de opgelegde voorlopige voorzieningen,
met veroordeling van SIO c.s. in de proceskosten.
4.2.
Daartoe stelt [eiser] kort gezegd dat er klachten van ouders en personeel over [gedaagde 1] zijn en over de gang van zaken inzake het terzijde schuiven van [naam] en hemzelf, dat hij het als zijn plicht ziet om het Haga weer volgens het schoolplan en de vastgestelde protocollen te besturen en om de school weer in rustiger vaarwater te brengen, waarbij hij meent op de steun van de meeste ouders te kunnen rekenen. [gedaagde 1] en de door hem aangestelde bestuurders hebben de macht over SIO terwijl zij daartoe juridisch niet bevoegd zijn. Deze onrechtmatige situatie kan volgens hem niet voortduren.
4.3.
SIO c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover van belang ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Het gaat hier om een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening binnen het kader van een bodemprocedure als bedoeld in artikel 223 Rv. De voorziening geldt slechts voor de duur van het geding, dat wil zeggen tot het moment waarop einduitspraak in de hoofdzaak wordt gedaan. Als minimumvereiste voor toewijzing van een dergelijke vordering geldt allereerst dus dat deze zich moet lenen om als voorlopige voorziening te worden gegeven. Daarnaast moet de betreffende vordering samenhangen met de hoofdvordering. Ook is vereist dat de eiser voldoende belang heeft bij zijn incidentele vordering voor de duur van de bodemprocedure. Dat belang moet dringend zijn, in die zin dat van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht. De rechter dient vervolgens, net als in kort geding, de belangen tussen partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en van de proceskansen daarin.
5.2.
SIO c.s. heeft als verweer onder meer aangevoerd dat [eiser] geen belang heeft bij de gevorderde voorzieningen. Met SIO c.s. wordt overwogen en geoordeeld dat hetgeen [eiser] in dit verband stelt onvoldoende is. Dat er klachten zijn van ouders en personeel maakt – wat daar ook van zij – op zichzelf niet dat [eiser] er belang bij heeft dat hij op korte termijn zijn taken als algemeen bestuurder kan hervatten, zelfs als hij het als zijn plicht ziet om het Haga in rustiger vaarwater te brengen. Hetzelfde geldt voor zijn stelling dat het huidige bestuur onbevoegdelijk de macht over SIO heeft. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat SIO c.s. heeft toegelicht en met stukken heeft onderbouwd dat de rust op het Haga sinds het vertrek van [naam] voor een belangrijk deel is teruggekeerd (zie 2.5, 2.6 en 2.7) terwijl in het licht van het kort geding vonnis nog niet kan worden gezegd dat [gedaagde 1] thans onbevoegdelijk de macht over SIO heeft. Tenslotte geldt dat deze laatste vraag juist onderwerp is van het geschil in de hoofdzaak en [eiser] niet duidelijk heeft gemaakt waarom van hem niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van de hoofdzaak afwacht.
5.3.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen zullen worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van SIO c.s. tot op heden begroot op € 543 voor salaris advocaat. De nakosten worden toegewezen als in het dictum vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, tot heden aan de zijde van SIO c.s. begroot op € 543;
6.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis aan de zijde van SIO c.s. ontstane nakosten, begroot op € 157 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 82 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
6.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
6.5.
bepaalt dat de hoofdzaak weer op de rol zal komen van
23 december 2020voor conclusie van antwoord van SIO c.s.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: EMH