ECLI:NL:RBAMS:2020:5442

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
RK 20/3668
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in een bezwaarschrift ex artikel 26 lid 3 WAHV

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift ex artikel 26 lid 3 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Het bezwaarschrift was ingediend door de veroordeelde, die in zijn bezwaarschrift aanvoerde dat de bromfiets niet meer in zijn bezit was en dat hij deze opnieuw had geschorst. De rechtbank ontving het bezwaarschrift op 3 augustus 2020 en heeft op 16 oktober 2020 de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. De veroordeelde was echter niet verschenen.

De officier van justitie stelde dat het bezwaarschrift niet ontvankelijk was, omdat het in feite gericht was tegen de opgelegde geldboete en niet tegen het dwangbevel. Subsidiair werd gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond moest worden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 29 januari 2020 een administratieve sanctie was opgelegd, die onherroepelijk was geworden. Ondanks meerdere aanmaningen had de veroordeelde nagelaten om de opgelegde schadevergoeding en verhogingen te voldoen, wat leidde tot de uitvaardiging van een dwangbevel.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat niet zij, maar de kantonrechter bevoegd was om op het verzetschrift te beslissen. Daarom verklaarde de rechtbank zich onbevoegd en verwees de zaak naar de Rechtbank Amsterdam, Afdeling Privaatrecht, team Kanton. De beslissing is gegeven door mr. L. Dolfing in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier, en is op 30 oktober 2020 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat voor de veroordeelde beroep in cassatie open, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: -
RK: 20/3668
Beschikking op het bezwaarschrift ex artikel 26 lid 3 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres veroordeelde] ,
verder te noemen: veroordeelde.

1.Procesgang

Het bezwaarschrift is op 3 augustus 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 16 oktober 2020 de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Veroordeelde is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift is gericht tegen de brief van deurwaarderskantoor [naam] te Amsterdam waarin, gelet op het dwangbevel d.d. 15 juli 2020, wordt bevolen dat veroordeelde het verschuldigde bedrag van € 1.242,95 (zijnde het totaal te betalen bedrag inclusief verhogingen) binnen twee dagen na dagtekening dient te betalen ter voorkoming van executoriale beslaglegging.
Veroordeelde heeft in zijn bezwaarschrift opgenomen dat de bromfiets niet meer in zijn bezit was. Bovendien heeft hij de bromfiets alsnog opnieuw geschorst.

3.Standpunt van het openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift niet ontvankelijk is omdat het bezwaarschrift in feite gericht is tegen de opgelegde geldboete, en niet tegen het verhaal krachtens het dwangbevel. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard.

4.Beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 29 januari 2020 is bij beschikking aan veroordeelde een administratieve sanctie opgelegd tot de betaling € 360,-. De beschikking is onherroepelijk geworden.
Op 29 januari 2020 is de beschikking aan veroordeelde verzonden naar het bij de Basisregistratie Personen (BRP) bekende adres van veroordeelde, te weten [adres veroordeelde]
Op 13 april 2020 is een eerste aanmaning verzonden en is de boete conform artikel 23 lid 3 WAHV verhoogd. Op 1 juni 2020 is de tweede aanmaning verzonden en is het openstaande bedrag conform artikel 25 lid 1 WAHV verhoogd.
Veroordeelde heeft ook naar aanleiding van deze tweede aanmaning geen betaling verricht.
Van bovengenoemde correspondentie is geen enkel stuk onbestelbaar retour ontvangen.
Omdat veroordeelde nalatig bleef de opgelegde schadevergoeding en de daarop berekende verhogingen aan het CJIB te voldoen, is op 16 juli 2020 een dwangbevel uitgevaardigd, dat op 21 juli 2020 aan veroordeelde is betekend.
Krachtens artikel 26 lid WAHV kan een veroordeelde verzet doen tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, inhoudende het verhaal op diens goederen. Het verzetschrift moet binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel worden ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd.
Na sluiting van de behandeling in raadkamer is gebleken dat niet de strafrechter maar de kantonrechter bevoegd is om op een verzetschrift ex artikel 26 WAHV te beslissen. De rechtbank, Afdeling Publiekrecht, team Strafrecht verklaart zich onbevoegd en verwijst de zaak ter behandeling naar de Rechtbank Amsterdam, Afdeling Privaatrecht, team Kanton.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart zich onbevoegd om op het verzetschrift te beslissen en verwijst de zaak ter behandeling naar de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L. Dolfing, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en op 30 oktober 2020 in het openbaar uitgesproken.
Tegen de beslissing van de rechtbank staat voor veroordeelde beroep in cassatie open, in te stellen binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.