In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 januari 2020 uitspraak gedaan tegen de feitelijk leidinggever van een pluimveebedrijf, dat gedurende twee jaar een aanzienlijk aantal leghennen heeft gehouden zonder de benodigde pluimveerechten. De verdachte, geboren in 1966, was verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van het bedrijf, dat in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 in Schalkwijk meer leghennen hield dan toegestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen, ondanks dat het bedrijf geen pluimveerechten bezat. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van opzettelijke overtreding van de Meststoffenwet, en de rechtbank heeft deze beschuldiging gegrond verklaard. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting en heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de overtredingen, de eerdere veroordelingen van de verdachte en het feit dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. De uitspraak is gedaan in het kader van de economische strafrechtelijke regelgeving, waarbij de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Meststoffenwet zijn toegepast.