ECLI:NL:RBAMS:2020:5411

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
8405162 CV EXPL 20-5438
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van medehuurschap voor een sociale huurwoning op basis van gemeenschappelijke huishouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en de gedaagde, Pampelonne Beleggingen B.V. De eisers, die een affectieve relatie hebben, vorderden dat [eiser 2] als medehuurder van de sociale huurwoning van [eiser 1] zou worden erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers voldoende bewijs hebben geleverd van hun gemeenschappelijke huishouding, waaronder financiële gegevens en bewijs van gezamenlijke activiteiten. De gedaagde, Pampelonne, voerde verweer en betwistte de duurzaamheid van de gezamenlijke huishouding en de financiële waarborgen van [eiser 2]. De rechtbank oordeelde echter dat de eisers voldoende gegevens hadden overgelegd die hun gezamenlijke huishouding onderbouwden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser 2] met ingang van de datum van het vonnis medehuurder is van de woning en heeft Pampelonne veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit vonnis bevestigt de mogelijkheid voor partners in een affectieve relatie om medehuurder te worden, mits zij kunnen aantonen dat zij een gezamenlijke huishouding voeren en voldoen aan de wettelijke vereisten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8405162 CV EXPL 20-5438
vonnis van: 9 november 2020

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1]

2. [eiser 2]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers
ook nader gezamenlijk te noemen: [eiser 1] en [eiser 2]
gemachtigde: mr. D. van der Bie
t e g e n

de besloten vennootschap Pampelonne Beleggingen B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Pampelonne
gemachtigde: mr. J. Bol

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 22 juni 2020 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis is op 31 augustus 2020 een comparitie van partijen gehouden. Verschenen zijn eisers, bijgestaan door de gemachtigde. Namens Pampelonne is verschenen [naam beheerder] (beheerder), met de gemachtigde.
Vervolgens hebben [eiser 1] en [eiser 2] nog een akte stukken na comparitie genomen, waarna Pampelonne een antwoordakte heeft ingediend.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1 Met ingang van 1 februari 2011 huurt [eiser 1] de zelfstandige woning aan de [adres] (hierna ook: de woning of het gehuurde) van (de rechtsvoorgangster van) Pampelonne. Het gaat om een sociale huurwoning met een huurprijs van thans € 624,00 per maand.
1.2. Pampelonne verhuurt de woning sinds medio december 2017.
1.3 [eiser 2] heeft zich op 6 mei 2016 ingeschreven op het adres van [eiser 1] .
1.4 Bij brief van 16 maart 2019 aan Pampelonne hebben [eiser 1] en [eiser 2] verzocht om [eiser 2] aan te merken als medehuurder.
1.5 Bij brief van 19 maart 2019 heeft [naam B.V.] (de beheerder van Pampelonne) verzocht om een aantal bescheiden waaruit een gezamenlijke huishouding zou blijken, alsmede een werkgeversverklaring en de 3 meest recente loonstroken van [eiser 2] .
1.6 [eiser 1] en [eiser 2] hebben op 29 maart 2019 stukken opgestuurd, waaronder een werkgeversklaring van RDK 199 B.V., loonstroken, kopieën van bankafschriften van [eiser 2] en bewijsstukken van een gezamenlijke vakantie.
1.7 Bij brief van 1 april 2019 heeft [naam B.V.] namens Pampelonne laten weten dat het verzoek werd afgewezen omdat geen overtuigend bewijs was geleverd dat een gezamenlijke huishouding werd gevoerd.
1.8 Namens [eiser 1] en [eiser 2] heeft de gemachtigde diverse malen gecorrespondeerd met [naam B.V.] , waarbij nadere bewijsstukken zijn opgestuurd, waaronder gezamenlijke foto’s van [eiser 1] en [eiser 2] uit verschillende landen.

Vordering en verweer

2. [eiser 1] en [eiser 2] vorderen voor recht te verklaren dat [eiser 2] met ingang van de datum van het vonnis in onderhavige procedure, althans met ingang van een in goede justitie te bepalen tijdstip, medehuurder zal zijn van de woning, met veroordeling van Pampelonne in de kosten van het geding.
3. [eiser 1] en [eiser 2] voeren daartoe aan dat zij sinds medio 2010 een affectieve relatie hebben. Sinds [eiser 2] haar intrek heeft genomen bij [eiser 1] , delen zij alles binnen hun relatie, zoals alle kosten voor bijvoorbeeld de huur, boodschappen en uitstapjes. Ieder jaar gaan [eiser 1] en [eiser 2] (soms meerdere malen) samen op vakantie. Ook gaan zij samen naar sociale activiteiten zoals feestjes, familieaangelegenheden, etentjes en andere gezellige uitjes. [eiser 1] en [eiser 2] verwijzen naar de door hen overgelegde stukken die voorgaande onderbouwen alsmede de overgelegde schriftelijke verklaringen van buren en familie.
4. [eiser 1] en [eiser 2] hebben geen gezamenlijke bankrekening. De reden hiervoor is dat [eiser 1] eigenaar is van een eigen bedrijf en hij zijn (bedrijfs)vermogen gescheiden wil houden van het vermogen van [eiser 2] . Ter zitting hebben [eiser 1] en [eiser 2] toegelicht dat [eiser 2] bij het bedrijf van [eiser 1] in dienst is als schoonmaker en toezichthouder, maar dat zij daarnaast nog een eigen eenmanszaak heeft in het kader waarvan zij schoonmaakwerkzaamheden verricht voor derden. Zij verdiende daar vorig jaar € 6.000,00 mee. [eiser 1] en [eiser 2] stellen dat [eiser 2] in totaal ca. € 1.550,00 netto per maand verdient.
5. Pampelonne voert gemotiveerd verweer. Primair voldoen [eiser 1] en [eiser 2] niet aan de wettelijke voorwaarden van artikel 7:267 BW. Pampelonne voert aan dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat [eiser 1] en [eiser 2] een duurzame gezamenlijke huishouding voeren.
6. Subsidiair stelt Pampelonne dat [eiser 2] onvoldoende financiële waarborgen biedt voor nakoming van de huur als vereist in artikel 7:267 lid 3 sub c BW. Pampelonne wijst in het bijzonder op de werkgeversverklaring van RDK119 B.V., waaruit zou moeten worden afgeleid dat [eiser 2] sinds 1 september 2017 bedrijfsleider is. Opmerkelijk is volgens Pampelonne dat uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [eiser 1] (middels [naam holding] ) enig aandeelhouder is van RDK 119 B.V. Pampelonne wijst er voorts op dat uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat [eiser 2] aan [eiser 1] maandelijks aanzienlijk meer betaalt dan de € 1.000,00 die zij als salaris ontvangt. Dit zou volgens Pampelonne eerder wijzen op een onderhuursituatie.

Beoordeling

7. De stelling van [eiser 1] en [eiser 2] dat [eiser 2] hoofdverblijf in het gehuurde heeft is door Pampelonne niet betwist, zodat daar van zal worden uitgegaan.
8. Ingevolge artikel 7:268 lid 2 juncto lid 3 BW dient het door [eiser 1] en [eiser 2] gevorderde te worden afgewezen indien zij niet aannemelijk maken dat [eiser 2] met [eiser 1] een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert. Daarnaast dient te zijn voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 7:268 lid 3 onder b en c BW.
9. Of van een
gemeenschappelijkehuishouding sprake is moet worden beoordeeld door waardering van alle omstandigheden in hun onderling verband. Van belang kan daarbij zijn of men de kosten deelt en of de medebewoner de huurder duurzaam verzorgt. (HR 22 januari 1003, NJ 1993,549). Om te kunnen spreken van een
duurzamegemeenschappelijke huishouding dienen betrokkenen de bedoeling te hebben gehad om
blijvend en met een verwachting voor de toekomst samen te wonen.
10. Reeds ter zitting heeft de kantonrechter laten weten van oordeel te zijn dat [eiser 1] en [eiser 2] voldoende gegevens hebben verstrekt waaruit kan worden afgeleid dat zij een affectieve relatie hebben en dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, terwijl Pampelonne niets heeft aangevoerd waaruit het tegendeel blijkt. Daarnaast hebben [eiser 1] en [eiser 2] tijdens de zitting resterende vragen hieromtrent van zowel Pampelonne als de kantonrechter overtuigend beantwoord.
11. Resteert de vraag of [eiser 2] voldoende financiële waarborgen biedt om eventueel alleen de huur te kunnen betalen als bedoeld in artikel 7:267 lid 3 sub BW. Ter zitting is in verband hiermee besproken dat [eiser 1] en [eiser 2] alsnog recente financiële gegevens in het geding zou brengen, waaronder de aangifte inkomstenbelasting 2019 en een verklaring van de boekhouder omtrent de inkomsten van [eiser 2] .
12. [eiser 1] en [eiser 2] hebben daartoe bij akte een verklaring van boekhouder [naam boekhouder] van 8 september 2020 ingebracht, waarin deze bevestigt dat [eiser 2] over 2019 zowel een inkomen uit loondienst van haar werkgever RDK van € 13,218,96 bruto ontving als winst uit haar eigen onderneming SoClean van € 5.843,00. Volgens de boekhouder zal het inkomen uit loondienst over 2020 hoger uitvallen in verband met de salarisverhoging naar € 1.250,00 netto per 1 september 2020. Tevens hebben [eiser 1] en [eiser 2] de aangifte inkomstenbelasting 2019 overgelegd waarmee de verklaring van de boekhouder wordt bevestigd. Voorts hebben [eiser 1] en [eiser 2] een uittreksel van de Kamer van Koophandel en diverse facturen van het eigen bedrijf van [eiser 2] overgelegd. Ten slotte wijzen [eiser 1] en [eiser 2] erop dat zij (naar de kantonrechter aanneemt is hier alleen [eiser 2] bedoeld) aanspraak zou hebben op huurtoeslag, zodat de netto huur over 2020 slechts € 301,00 zou bedragen.
13. Pampelonne heeft hiertegen aangevoerd dat de loonstijging per 1 september 2020 van [eiser 2] niet is onderbouwd, zodat zij deze bij gebrek aan wetenschap betwist. Dit geldt ook voor de in het geding gebrachte facturen. Pampelonne betwist daarnaast het eventuele recht van [eiser 2] op huurtoeslag, nu niet vast staat dat [eiser 2] daadwerkelijk aan alle voorwaarden voor toekenning daarvan voldoet.
14. Voor het geval de vordering van [eiser 1] en [eiser 2] desondanks wordt toegewezen, verzoekt Pampelonne dat daaraan de voorwaarde wordt verbonden dat een waarborgsom van een maand huur van € 624,00 wordt gestort. Dit is redelijk omdat dit bij het aangaan van de huurovereenkomst van [eiser 1] met haar rechtsvoorgangster niet is gebeurd, aldus Pampelonne.
15. Geoordeeld wordt dat [eiser 1] en [eiser 2] met het overleggen van de nadere financiële gegevens voldoende heeft aangetoond dat [eiser 2] ook alleen voldoende financiële waarborgen biedt om de huur van de woning te voldoen, temeer daar het een sociale huurwoning betreft zodat eventueel aanspraak kan worden gemaakt op huurtoeslag.
16. Dit leidt tot het oordeel dat de gevraagde verklaring voor recht zal worden toegewezen als na te melden. De kantonrechter ziet geen aanleiding voor toewijzing van het verzoek van Pampelonne om alsnog een waarborgsom te storten.
17. Pampelonne zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat [eiser 2] met ingang van heden medehuurder is van de woning gelegen te ( [adres] ;
veroordeelt Pampelonne in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser 1] begroot op:
exploot € 106,47
salaris € 350,00
griffierecht € 83,00
-----------------
totaal € 539,47
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Pampelonne in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Pampelonne niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kraak, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.