ECLI:NL:RBAMS:2020:537

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
AMS 19/3900
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging toeslag en inkomensondersteuning AOW bij verblijf in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gepensioneerde man, eiser, en de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder. Eiser ontving sinds mei 2010 een AOW-pensioen, inclusief een toeslag en inkomensondersteuning. Echter, met een besluit van 11 april 2019 heeft de SVB eiser meegedeeld dat hij vanaf april 2019 geen toeslag en inkomensondersteuning meer ontvangt, omdat hij in Peru woont. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de SVB verklaarde het bezwaar ongegrond voor de toepassing van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU). Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 17 januari 2020 heeft eiser aangevoerd dat hij recht heeft op de toeslag en inkomensondersteuning, verwijzend naar verdragen tussen Nederland en Peru. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen verdragsrelatie bestaat tussen Nederland en Peru op het gebied van sociale zekerheid, waardoor de SVB terecht heeft besloten de uitkeringen te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Wet BEU de mogelijkheid biedt om de rechtmatigheid van uitkeringen aan personen in het buitenland te controleren, maar dat dit alleen kan als er een verdragsrelatie bestaat.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de SVB de toeslag en inkomensondersteuning AOW per mei 2019 terecht heeft beëindigd, omdat eiser niet in aanmerking komt voor deze uitkeringen op basis van de AOW-wetgeving. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3900

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Peru), eiser

(gemachtigde: mr. B.C.F. Kramer),
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S.M.C. Rooijers)

Procesverloop

Met het besluit van 11 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij vanaf april 2019 geen toeslag en inkomensondersteuning meer ontvangt op het pensioen dat hij ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), omdat hij vanaf 1 april 2019 in Peru woont.
Met het besluit van 14 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard voor wat betreft de toepassing van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) en gegrond voor wat betreft de ingangsdatum van de toepassing van de Wet BEU.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiser ontvangt vanaf mei 2010 een AOW-pensioen van 70% van het maximale AOW-bedrag. Daarnaast ontvangt eiser een toeslag en een inkomensondersteuning AOW.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder aan eiser kenbaar gemaakt dat hij vanaf april 2019 geen toeslag en inkomensondersteuning AOW meer ontvangt, omdat hij vanaf
1 april 2019 niet meer in Spanje, maar in Peru woont. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard voor wat betreft de toepassing van de Wet BEU. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat op grond van de Wet BEU een Nederlandse uitkering niet langer of niet geheel in alle landen wordt uitbetaald. Dit kan wel als Nederland afspraken heeft met een ander land over controle op uitkeringen (exportlanden). Doordat Peru geen exportland is, heeft eiser vanaf mei 2019 geen recht meer op een toeslag op zijn AOW-pensioen en op een inkomensondersteuning AOW. Het bezwaar van eiser wordt voor wat betreft deze ingangsdatum gegrond verklaard. Eiser ontvangt voor april 2019 een nabetaling van
€ 283,11.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 8a, eerste en tweede lid, van de AOW heeft de pensioengerechtigde geen recht op toeslag als hij niet in Nederland woont. Als de pensioengerechtigde in het buitenland woont heeft deze enkel recht op toeslag als op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op toeslag kan bestaan.
5. Op grond van artikel 33a, eerste lid, onder a en d, van de AOW heeft degene die recht heeft op ouderdomspensioen en woonachtig is in Nederland recht op een inkomensondersteuning. Ook degene die recht heeft op een ouderdomspensioen en woonachtig is op het grondgebied van:
1. een van de andere lidstaten van de Europese Unie;
2. een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
2. Aruba, Curaçao, Sint Maarten, of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba; of
4. een land waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten of waar een besluit van een volkenrechtelijke organisatie inzake sociale zekerheid van kracht is;
heeft recht op een inkomensondersteuning.
6. Artikel 8a van de AOW is ingevoerd bij de Wet BEU. Met de Wet BEU is beoogd regelgeving tot stand te brengen waarmee wordt voorzien in de mogelijkheid de rechtmatigheid te controleren van uitkeringen die aan personen in het buitenland worden verstrekt. Teneinde de rechtmatigheid van de uitkeringen te kunnen controleren zijn in verdragen bepalingen opgenomen omtrent de controleerbaarheid van de gegevens en de handhaafbaarheid van het recht op uitkering.
Beoordeling door de rechtbank
7. In geschil is de vraag of verweerder terecht heeft besloten dat eiser vanaf mei 2019 geen toeslag en inkomensondersteuning AOW meer ontvangt, omdat eiser in Peru woont.
8. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij onveranderd in aanmerking dient te worden gebracht voor toeslag en inkomensondersteuning AOW, gelet op het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Peru inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen (hierna: het Verdrag) en op de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds, en Colombia en Peru anderzijds (hierna: de Handelsovereenkomst). Volgens eiser is hiermee de handhaafbaarheid voldoende gewaarborgd. Daarnaast geldt dat in zijn geval de ambassade de handhaafbaarheid voldoende kan waarborgen, aldus eiser.
9.1.
Verweerder heeft op de zitting verwezen naar de Memorie van Toelichting [1] (hierna: de MvT) van de Wet BEU. Uit de Mvt volgt onder meer dat de handhaafbaarheid buiten Nederland in beginsel slechts kan worden gewaarborgd wanneer de medewerking van de autoriteiten in het woon/verblijfland verzekerd is. Een dergelijke waarborg is in beginsel alleen aanwezig wanneer met het betreffende land een verdragsrelatie bestaat. In de huidige verdragen op het gebied van de sociale zekerheid is in het algemeen voorzien in de wederzijdse bijstand ten behoeve van de uitvoering van het verdrag.
9.2.
Volgens verweerder bestaat er echter geen verdragsrelatie tussen Nederland en Peru op het gebied van de sociale zekerheid. De Nederlandse overheid heeft daardoor geen mogelijkheden voor controle op uitkeringen. Dit is met name ook van belang voor het recht op toeslag, dat immers afhankelijk is van het inkomen van de partner. Het door eiser genoemde Verdrag en de Handelsovereenkomst zien hier niet op, aldus verweerder.
10. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het door eiser genoemde Verdrag en de Handelsovereenkomst geen specifieke verdragen inzake sociale zekerheid zijn zoals bedoeld in artikel 8a en 33a van de AOW, waaraan eiser recht op toeslag en inkomensondersteuning AOW kan ontlenen. In het Verdrag en in de Handelsovereenkomst staan immers geen bepalingen omtrent de controleerbaarheid van gegevens en de handhaafbaarheid van het recht op uitkering. De rechtbank volgt ook niet het standpunt van eiser dat in zijn geval de ambassade de handhaafbaarheid voldoende kan waarborgen. Nu er met Peru geen verdrag bestaat op grond waarvan eiser recht heeft op toeslag dan wel op inkomensondersteuning AOW, heeft verweerder de toeslag en inkomensondersteuning AOW per mei 2019 terecht beëindigd.
11. Eiser heeft nog aangevoerd dat hij het onredelijk en discriminerend vindt dat er een bedrag van € 283,- per maand in mindering wordt gebracht op zijn AOW. Eiser heeft daarbij stukken overgelegd waaruit de kosten van zijn levensonderhoud blijken. De rechtbank begrijpt dat de intrekking van de toeslag en inkomensondersteuning AOW financiële gevolgen heeft voor eiser, maar dat is het gevolg van de werking van de Wet BEU, een wet in formele zin. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep komt de Wet BEU over het algemeen ook niet in strijd met bepalingen van internationaal recht. [2]
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.H. Bolt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1997/98, 25 757, nr. 3.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:1202.