In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gepensioneerde man, eiser, en de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder. Eiser ontving sinds mei 2010 een AOW-pensioen, inclusief een toeslag en inkomensondersteuning. Echter, met een besluit van 11 april 2019 heeft de SVB eiser meegedeeld dat hij vanaf april 2019 geen toeslag en inkomensondersteuning meer ontvangt, omdat hij in Peru woont. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de SVB verklaarde het bezwaar ongegrond voor de toepassing van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU). Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 17 januari 2020 heeft eiser aangevoerd dat hij recht heeft op de toeslag en inkomensondersteuning, verwijzend naar verdragen tussen Nederland en Peru. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen verdragsrelatie bestaat tussen Nederland en Peru op het gebied van sociale zekerheid, waardoor de SVB terecht heeft besloten de uitkeringen te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Wet BEU de mogelijkheid biedt om de rechtmatigheid van uitkeringen aan personen in het buitenland te controleren, maar dat dit alleen kan als er een verdragsrelatie bestaat.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de SVB de toeslag en inkomensondersteuning AOW per mei 2019 terecht heeft beëindigd, omdat eiser niet in aanmerking komt voor deze uitkeringen op basis van de AOW-wetgeving. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.