Op 20 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Essen in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 5 maart 2020. Tijdens de zitting op 16 juli 2020 werd de behandeling van de vordering geschorst om de officier van justitie de gelegenheid te geven om opheldering te vragen aan de Duitse autoriteiten over de feiten die in het EAB waren omschreven. Op 20 oktober 2020 vond de voortzetting van de behandeling plaats, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw niet in persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
De officier van justitie heeft op 16 oktober 2020 per e-mail aangegeven dat zij niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vordering, omdat het EAB was ingetrokken door de Duitse autoriteiten. De rechtbank heeft deze stelling overgenomen en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Tevens is vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.