Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
“Verdachte bevond zich in een ruzie met aangeefster en heeft op enig moment de deur (met kracht) gesloten óf nadat aangeefster de kamer was uitgerend óf nadat hij aangeefster de deur had uitgeduwd. De rechtbank overweegt dat in geen van deze situaties van verdachte mocht worden verwacht dat hij – op het moment waarop hij de deur heeft dicht gedaan – zich vergewiste van de plek waar de vingers van aangeefster zich bevonden en dat hij zijn handelen daarop aanpaste. De gevolgen voor aangeefster zijn vreselijk en vast staat ook dat deze gevolgen zijn veroorzaakt door de handeling van verdachte, maar die handeling is niet dermate onvoorzichtig geweest dat hem een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.”
3.Het verzoek
4.De beoordeling
Wij(verbalisanten, rb)
zagen dat er een bloedspoor door de keuken naar de deur die toegang verschaft naar de tuin liep. Op de deur van de keuken richting de tuin zagen wij meerdere bloedvegen en overige bloedsporen. Vermoedelijk heeft [verzoekster] met haar vingers tussen deze deur gezeten.”Het is mogelijk dat de vingerkootjes zijn geamputeerd bij het passeren van de opvolgende deuren (naar keuken/tuin), waar [verweerder] op dat moment niet bij was, en dat [verzoekster] tijdens een emotionele vluchtpoging zelf met de vingers tussen een van die deuren is gekomen, aldus [verweerder] .
op haar knieën op de grond zat. (…) Wij, verbalisanten, zagen dat er voor haar op de grond twee vingertopjes lagen.”[verweerder] voert op grond hiervan aan dat de vingerkootjes dus niet in de woonkamer zijn gevonden, hetgeen te verwachten zou zijn als de vingers tussen de woonkamerdeur zouden zijn gekomen.
Ik heb haar de woonkamer uitgeduwd, naar de gang. Daarna heb ik de tussendeur van woonkamer naar de hal dichtgeduwd, om mezelf te beschermen.”Op de zitting in het onderhavige geding heeft [verweerder] verklaard:
“Ik heb de deur dichtgegooid nadat ik [verzoekster] had geduwd.”[verzoekster] heeft tegenover de politie verklaard:
“Ik denk dat ik mijn hand op de deurpost van de deur van de woonkamer had en dat toen de deur dichtklapte.”
“Wij (…) zagen dat er (…) in de overgang van het halletje naar de woonkamer een vrouw( [verzoekster] , rb)
op haar knieën op de grond zat. Wij (…) zagen dat er voor haar op de grond twee vingertopjes lagen. (…) Vervolgens zagen wij dat van haar rechterhand twee vingertopjes misten. (…) Wij zagen dat de woonkamer overhoop gehaald was. Wij zagen dat er bloed op de deur en grond van de woonkamer zat.”
“Toen kwam het moment(nadat [verzoekster] buiten in de tuin was aangekomen, rb)
dat ik iets van nattigheid voelde. Ik voelde iets aan mijn handen en keek naar mijn handen. Ik zag aan mijn rechterhand dat mijn vingers eraf lagen. (…) Ik heb de gewonde vingers in mijn mond gestopt. Ik dacht toen aan mijn vingerkootjes, die moet ik zoeken (..). Ik (…) ben vanuit de tuin via de keuken de woning weer ingegaan. Zoals ik er ook was uitgelopen. (…) Ik trof mijn ‘vingerkootjes’ in de deuropening van de woonkamer aan. Ze lagen bij elkaar op de grond. (…) Ze lagen vlakbij de stoelpoot van de eettafel die in de woonkamer staat. Ik ben erbij gaan liggen om “ze te beschermen”. Ik durfde ze ook niet op te pakken. (…) Op een gegeven moment zag ik zwarte ‘kistjes’ schoenen van de politie agent. Hij stond in de gang en ik lag dus zeg maar in de woonkamer. Ik zag dat de agent bijna op de ‘vingerkootjes’ ging staan. Ik riep toen nog kijk uit, mijn ‘kootjes’ liggen hier op de grond.”
“Ik laat zien hoe ik met mijn rechterhand de rechterzijde van de deurpost heb vastgehouden voordat [verweerder] de deur dichtsloeg”.Zoals onweersproken aangevoerd door [verzoekster] , was zij op weg naar buiten, waarvoor zij na het passeren van de deur in het halletje rechtsaf moest door de keukendeur om van daaruit door de tuindeur buiten te komen. De rechtbank acht het dan ook plausibel dat haar beweging door de deur rechtswaarts was gericht, hetgeen de stelling van [verzoekster] ondersteunt dat zij haar hand aan de
rechterdeurpost vasthield.
linkerdeurpost, zijnde de scharnierkant, vasthield, zodat de vingers tussen de scharnierzijde zijn gekomen en de deur dus niet hard hoeft te zijn dichtgeslagen, niet slagen.
Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.” Uit de door [verweerder] aangevoerde feiten en omstandigheden kan een gegrond beroep op een zodanige situatie – die hem (ook) civielrechtelijk zou disculperen – niet worden afgeleid. De door hem omstandigheden moeten dan ook voor zijn rekening blijven en kunnen hem niet disculperen.
ofomdat zij, blijkens haar eigen verklaring, zo snel mogelijk wilde vluchten uit de woonkamer
of, zoals [verweerder] verklaart, zij door [verweerder] de deur uit werd geduwd – houvast heeft gezocht met haar hand aan de deurpost.