ECLI:NL:RBAMS:2020:5330

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
13/751534-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering van een persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 30 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Belgisch overleveringsverzoek. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1994, die wordt verdacht van strafbare feiten in België, met name illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 16 oktober 2020, waarbij de officier van justitie mr. K. van der Schaft aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Schilder. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De overlevering kan alleen worden toegestaan als de rechtbank is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zal ondergaan, mocht hij in België worden veroordeeld. De rechtbank heeft een garantie ontvangen van de Belgische autoriteiten dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.

De rechtbank heeft ook overwogen of er weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De raadsvrouw heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege de detentieomstandigheden in België in het licht van de coronacrisis. De rechtbank heeft dit verweer verworpen, omdat er onvoldoende objectieve gegevens zijn over de detentieomstandigheden en de coronamaatregelen in België. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het Europees aanhoudingsbevel voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn, waardoor de overlevering is toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751534-19
RK nummer: 20/2572
Datum uitspraak: 30 oktober 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 mei 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 mei 2019 door de Onderzoeksrechter van Eerste Aanleg van Luik - Afdeling Luik (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 oktober 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Schilder (waarnemend voor mr. B. Kizilocak, beiden advocaat te Rotterdam).
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsmandaat bij verstek uitgevaardigd op 31 mei 2019 door, blijkens het
Form A – Supplementary information relating to an extradition(verder: A-formulier),
the Court of first instance of Liège – Liège Division.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en in het A-formulier. Door de griffier gewaarmerkte fotokopieën van deze stukken zijn als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens en gelet de inhoud van de e-mail van het
Parquet du procureur du Roi de Liège - Division de Liègevan 3 juni 2020 is op elk van deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Le Conseiller Expert de Service public fédéral Justicete Brussel heeft de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit d.d. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan BERHE Nahom.
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit, toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Belgische autoriteiten plaats te vinden.
De volgende argumenten zijn aangevoerd:
  • het onderzoek is in België aangevangen;
  • de bewijsmiddelen bevinden zich in België;
  • de verdovende middelen zijn in beslag genomen in België;
  • de verdovende middelen zijn ingevoerd in België.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot zijn vordering kunnen komen. Daarom moet van bedoelde weigeringsgrond worden afgezien.

7.Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

De raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd. De raadsvrouw heeft verwezen naar verschillende mediaberichten waaruit volgt dat de Belgische afdeling van het Internationaal Observatorium voor het Gevangeniswezen de minister van Justitie vraagt om zoveel mogelijk gedetineerden vrij te laten om de coronacrisis beter te kunnen handhaven en dat er 48 uur wordt gestaakt omdat er onvoldoende maatregelen zijn om de verspreiding van het coronavirus in de gevangenissen tegen te gaan.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. Een algemeen en reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dient te volgen uit objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat. Een enkele verwijzing naar krantenartikelen is daartoe onvoldoende. Bovendien raken omstandigheden die het gevolg zijn van de uitbraak van het coronavirus in beginsel niet aan de inhoudelijke behandeling van het overleveringsverzoek. Ze zouden eventueel een rol kunnen spelen in het kader van artikel 35 OLW en de in dat artikel bedoelde bijzondere omstandigheden en humanitaire redenen waar de officier van justitie rekening mee moet houden in het kader van de feitelijke overlevering. Het verweer wordt verworpen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 47 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 Opiumwet en de artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Rechtbank van Eerste Aanleg van Luik - Afdeling Luik (België).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.