ECLI:NL:RBAMS:2020:5305

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
C/13/690306 / KG ZA 20-860
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over verstekvonnis en schorsing van tenuitvoerlegging

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding tussen BODYFASHION DISTRIBUTION B.V. (hierna: Sapph) en ILYADA KONFEKSIYON SANAYI TICARET LIMITED SIRKETI (hierna: Ilyada), heeft de voorzieningenrechter op 3 november 2020 uitspraak gedaan. Sapph, een modemerk dat lingerie produceert, heeft een verzetprocedure aangespannen tegen een verstekvonnis van 2 september 2020, waarin zij werd veroordeeld tot betaling van € 115.343,27 aan Ilyada, een Turkse onderneming die kleding produceert. Sapph vorderde in kort geding de schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis, omdat zij meent dat de verzetprocedure tot een andere uitkomst zal leiden. De voorzieningenrechter heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Sapph een redelijk belang heeft om de beslissing in de verzetprocedure af te wachten, vooral gezien het risico dat zij haar geld niet terug zou kunnen krijgen als de executie doorgaat en Ilyada later in het ongelijk wordt gesteld. De rechter wees op de financiële situatie van Ilyada, die door kredietverzekeraar Euler Hermes als 'grade 9' is geclassificeerd, wat duidt op een hoog risico op wanbetaling. Ilyada had geen redelijk belang aangetoond om de beslagen uit te winnen, aangezien de beslagen nog steeds zekerheid bieden voor haar vordering.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis te schorsen totdat er een einduitspraak in de verzetprocedure is gedaan. Ilyada werd veroordeeld in de proceskosten van Sapph, die op € 1.719,38 zijn begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 3 november 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/690306 / KG ZA 20-860 DvH/MAH
Vonnis in kort geding van 3 november 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BODYFASHION DISTRIBUTION B.V.,
gevestigd te Maassluis,
eiseres bij dagvaarding van 23 september 2020,
advocaat mr. L. van Leeuwen te Haarlem,
tegen
de vennootschap naar Turks recht
ILYADA KONFEKSIYON SANAYI TICARET LIMITED SIRKETI,
gevestigd te Maltepe/Istanbul (Turkije),
gedaagde,
advocaat mr. E.B. Doganer te Amsterdam.
Eiseres handelde voorheen onder de naam Sapph Distribution B.V.
Partijen zullen hierna Sapph en Ilyada worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting van 20 oktober 2020 waren aanwezig:
- aan de zijde van Sapph: [betrokkene eiseres] , ( [functie] , met mr. Van Leeuwen,
- aan de zijde van Ilyada: mr. Doganer.
1.2.
Op de zitting zijn namens Sapph de dagvaarding en de ter zitting uitgesproken eisvermindering toegelicht. Ilyada had tevoren een conclusie van antwoord ingediend en heeft geconcludeerd tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1.
Sapph is een modemerk dat voornamelijk bekend staat om haar lingerie. Ilyada is een Turkse onderneming die zich bezighoudt met fabricage en levering van kleding voor diverse merken, zoals Topshop, C&A en Superdry.
2.2.
Ilyada heeft in opdracht van Sapph op basis van een ‘Framework Agreement’ van 31 augustus 2018 (en de algemene voorwaarden van Sapph) in 2018/begin 2019 verschillende goederen voor Sapph geproduceerd en geleverd. De door Ilyada aan Sapph gestuurde facturen van 23 november 2018, 7 en 28 december 2018, en 8, 11 en 24 januari 2019 van in totaal € 115.343,27 zijn niet betaald.
2.3.
Ilyada heeft Sapph tevergeefs aangemaand tot betaling. Tussen partijen bestaat tevens geschil over de kwaliteit en de tijdige levering van de goederen.
2.4.
Op 17 juli 2020 heeft Ilyada een verzoekschrift tot het leggen van
conservatoir beslag ten laste van Sapph ingediend. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft daarop – na vragen aan Ilyada – op 22 juli 2020 voorlopig verlof verleend tot een bedrag van € 200.000,- en een zitting gepland op 4 augustus 2020 om partijen te horen. Ilyada heeft op 23 juli 2020 voorlopig conservatoir derdenbeslag laten leggen onder ING Bank.
2.5.
Bij brief van 23 juli 2020 heeft ING aan Sapph bericht dat het conservatoir beslag doel heeft getroffen als volgt:
- € 44.266,47 op betaalrekening 1;
- € 16.143,69 op betaalrekening 2;
- een bankgarantie ten bedrage van € 58.000,-.
2.6.
Na de mondelinge behandeling is op 11 augustus 2020 definitief beslagverlof verleend, met herbegroting van het bedrag waarvoor verlof wordt verleend op € 102.700,- (hoofdsom € 79.013,83, vermeerderd met de standaard opslag).
2.7.
Intussen had Ilyada Sapph in een bodemprocedure bij deze rechtbank op 21 juli 2020 gedagvaard tegen 29 juli 2020. Sapph heeft op die datum verstek laten gaan, waarna de zaak op de rol is verwezen naar 2 september 2020 voor verstekvonnis. Op 7 september 2020 is het verstekvonnis van 2 september 2020 aan Sapph betekend. In het vonnis is Sapph onder meer veroordeeld tot betaling van € 115.343,27 aan facturen, € 27.468,85 aan schadevergoeding, proceskosten en wettelijke rente.
2.8.
Op 7 september 2020 heeft Ilyada op grond van het verstekvonnis executoriaal beslag laten leggen onder de ING Bank, welk beslag aan Sapph is overbetekend op 10 september 2020.
Dit executoriaal derdenbeslag heeft doel getroffen voor een bedrag van afgerond € 5.000,--.
2.9.
Sapph heeft op 5 oktober 2020 een verzetdagvaarding tegen het verstekvonnis laten uitbrengen aan Ilyada. Daarin heeft Sapph ontheffing van haar veroordeling gevorderd en in reconventie rond € 600.000,- schadevergoeding en opheffing van de beslagen.
2.10.
Sapph heeft (de advocaat van) Ilyada verzocht de executie stop te zetten in afwachting van de behandeling van de procedure in verzet. Ilyada bleek daartoe niet bereid; zij heeft de ING Bank verzocht om tot betaling over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
Sapph vordert, na eisvermindering, samengevat:
primair:
- de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 2 september 2020 te schorsen en om Ilyada te bevelen de tenuitvoerlegging te schorsen en geschorst te houden totdat in de tegen het vonnis ingestelde verzetprocedure is beslist,
subsidiair:
- te bepalen dat de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 2 september 2020 slechts tegen het stellen van een bankgarantie mag geschieden of worden voortgezet.
Zowel primair als subsidiair vordert Sapph daarnaast een dwangsom en veroordeling van Ilyada in de proces- en nakosten, met wettelijke rente.
3.2.
Aan haar vordering legt Sapph het volgende ten grondslag. Het staat zo goed als vast dat de verzetprocedure tot een andere uitkomst zal leiden dan het verstekvonnis, omdat in het verstekvonnis de gehele vordering van Ilyada van €150.180,44 is toegewezen, terwijl die vordering in het definitieve verlof na een zitting waarop beide partijen het woord hebben gevoerd is teruggebracht tot maximaal € 84.453,82. Dit heeft Ilyada nagelaten in de dagvaarding te vermelden. Daar komt bij dat Sapph een enorme tegenvordering heeft waarover in die procedure (wel) inhoudelijk zal worden geoordeeld. Zij meent dat Ilyada, na de intrekking door Sapph van de vordering tot opheffing van het beslag, geen belang heeft bij doorzetting van de executie aangezien het beslag voor in totaal € 123.500,- gewoon zal blijven liggen, zodat zij nog steeds voldoende zekerheid heeft voor haar eventuele vordering op Sapph. Als Ilyada de executie doorzet is er daarnaast een groot restitutierisico, omdat het een Turkse vennootschap is die bovendien in financiële problemen verkeert.
3.3.
Ilyada is het met dit standpunt van Sapph niet eens en zij wil het verstekvonnis tegen Sapph ten uitvoer leggen en de beslagen uitwinnen. Tevens betwist Ilyada dat Sapph een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een executiegeschil over een onmiddellijk (‘bij voorraad’) uitvoerbaar verklaarde veroordeling waartegen een rechtsmiddel is ingesteld. De verzetprocedure loopt nog. In het verstekvonnis is de uitvoerbaarheid bij voorraad niet gemotiveerd. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vordering.
4.2.
Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026, r.o. 5.3.6 onder (v), 5.6.2-3, 5.8, a. en b., geldt in deze situatie het volgende. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening (met inbegrip van verzet), uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
4.3.
Een eventuele schorsing van de executie betreft alleen de periode totdat op het rechtsmiddel einduitspraak is gedaan en dus niet ook de periode waarin de einduitspraak nog niet in kracht van gewijsde is gegaan; voor zover de vordering mede die laatste periode bestrijkt, dient deze in beginsel te worden afgewezen (r.o. 5.6.4 van genoemd arrest).
4.4.
De laatste zin van de onder 4.2 weergegeven maatstaf gaat uit van een vonnis op tegenspraak. Het vonnis van 2 september 2020 is echter een verstekvonnis. Aan de daarin neergelegde beslissing liggen dus geen partijdebat en mede daarop gebaseerde vaststellingen en oordelen ten grondslag. Die omstandigheid is van belang bij de onder 4.2 bedoelde belangenafweging.
4.5.
Ook de redenen waarom Sapph verstek heeft laten gaan kunnen van belang zijn. Namens Sapph is daarover als volgt verklaard. Aanvankelijk is Sapph niet in deze (en een andere) procedure verschenen wegens persoonlijke omstandigheden aan de zijde van Wagenaar, waaronder een spoedopname van zijn zoontje. Vervolgens was het de bedoeling om het verstek te zuiveren. Mr. Van Leeuwen hoopte dat partijen er nog samen uit zouden komen en zij heeft om onnodig betalen van griffierecht te voorkomen daarom tot het laatste moment gewacht met het zuiveren van het verstek. Door een interne fout op haar kantoor is vervolgens het verstek niet tijdig gezuiverd. Nadat het verstekvonnis aan Sapph was betekend heeft Sapph op tijd de verzetdagvaarding uitgebracht.
4.6.
In de stellingen van Ilyada lijkt besloten te liggen dat Sapph door haar wijze van procederen – door steeds op het laatste moment advocaat te stellen of zelfs verstek te laten gaan – misbruik maakt van procesrecht. Daarin wordt Ilyada niet gevolgd. Dat mr. Van Leeuwen tot het laatste moment heeft gewacht met het zuiveren van het verstek is – in verband met de kosten die zij daarmee voor Sapph zou besparen als tussen partijen een minnelijke regeling tot stand was gekomen – een begrijpelijke keuze. Het enkele feit dat door een fout op haar kantoor het verstek vervolgens niet tijdig is gezuiverd, is onvoldoende om daar anders over te oordelen. In dat verband is van belang dat de positie van Ilyada nu niet slechter is dan wanneer het verstek wel op tijd was gezuiverd. Dan zou Sapph een conclusie van antwoord in de procedure op tegenspraak hebben ingediend in plaats van een verzetdagvaarding en zou die procedure in ongeveer dezelfde fase zitten als de verzetprocedure nu.
4.7.
Het inhoudelijke geschil tussen partijen is complex. Het komt erop neer dat Sapph facturen van Ilyada niet betaalt wegens klachten over de kwaliteit en te late levering en daarnaast schade claimt, terwijl Ilyada zegt dat die klachten en claims onterecht zijn en dat Sapph daar alleen maar mee komt om haar betalingsverplichting te ontlopen en pas nadat Ilyada haar daarop heeft aangesproken. Partijen menen over en weer vorderingen op elkaar te hebben, verschillen van mening over de feiten en hebben ieder honderden pagina’s aan producties overgelegd. Het is niet uitgesloten dat getuigen zullen moeten worden gehoord. Voor een dergelijk nader onderzoek naar de feiten is in kort geding geen plaats. Op grond van de tot nu toe door partijen gewisselde argumenten is voorshands niet ondenkbaar dat de bodemrechter de vorderingen van Ilyada in de verzetprocedure, wanneer Sapph wel uitgebreid haar kant van het verhaal naar voren heeft kunnen brengen, alsnog (deels) zal afwijzen en/of deze zal verrekenen met de tegenvordering van Sapph.
4.8.
Sapph heeft er dus een redelijk belang bij om de beslissing in de verzetprocedure te mogen afwachten. Dat wordt nog versterkt doordat zij het risico loopt haar geld niet meer terug te kunnen krijgen als de bank nu de beslagen gelden zou uitbetalen en Ilyada straks in de verzetprocedure alsnog in het ongelijk zou worden gesteld. Sapph heeft er op gewezen dat Ilyada door kredietverzekeraar Euler Hermes als ‘grade 9’ is geclassificeerd. Euler Hermes hanteert voor de beoordeling van bedrijven een schaal van 1 (‘Exceptional’) tot 10 (‘Failed’); daarin betekent grade 9: ‘Uninsurable’ en ‘Very high risk of default and potential fraud cases’. Ilyada heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat dit een serieus te nemen oordeel is en dat de gegevens over Ilyada die hebben geleid tot de grade 9 status afkomstig zijn van onafhankelijke financiële instellingen. Daarnaast draagt het feit dat Ilyada in Turkije is gevestigd bij aan het restitutierisico. Het is juist dat een Nederlands vonnis in Turkije in theorie zou kunnen worden erkend en ten uitvoer gelegd, maar Sapph heeft er terecht op gewezen dat er tussen Turkije en Nederland op dat punt geen verdrag geldt. Daarnaast heeft Sapph onbetwist gesteld dat het voor haar door Modint Credit in Turkije uitgevoerde incassotraject tot op heden geen enkel resultaat heeft gehad.
4.9.
Ilyada heeft daarentegen geen redelijk belang om nu gebruik te maken van haar bevoegdheid om de beslagen daadwerkelijk uit te winnen. De beslagen blijven liggen, dus zij behoudt haar zekerheid. Niet valt in te zien waarom zij met uitwinning niet zou kunnen wachten op de beslissing in de verzetprocedure. Haar stelling dat Sapph in financiële problemen verkeert en straks geen verhaal meer zal bieden, heeft Ilyada, tegenover de gemotiveerde betwisting door Sapph, geen handen en voeten gegeven.
4.10.
Dit alles leidt ertoe dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van Sapph. De executie van het verstekvonnis van 2 september 2020 van deze rechtbank zal worden geschorst totdat in de verzetprocedure einduitspraak is gedaan. De beslagen blijven liggen maar mogen voorlopig niet worden vervolgd (“uitgewonnen”), waardoor zij het karakter van een conservatoir beslag krijgen.
4.11.
Het opleggen van een dwangsom is niet nodig nu dit vonnis de executie schorst.
4.12.
Ilyada zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Sapph worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 83,38
- griffierecht 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.719,38
4.13.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar op de wijze als in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van deze rechtbank van 2 september 2020, met zaak- en rolnummer C/13/687759 / HA ZA 20-779, totdat op het daartegen ingestelde verzet door de rechtbank is beslist,
5.2.
veroordeelt Ilyada in de proceskosten, aan de zijde van Sapph tot op heden begroot op € 1.719,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Ilyada in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 82,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MAH