ECLI:NL:RBAMS:2020:5272

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
C/13/690213 / FA RK 20-6057
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Amsterdam was opgelegd aan de verzoeker. De verzoeker, geboren in 1978 in Turkije en wonende in Amsterdam, had op 25 augustus 2020 beroep ingesteld tegen de crisismaatregel die op 4 augustus 2020 was genomen. Daarnaast verzocht hij om schadevergoeding op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2020 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de advocaat van de verzoeker en medische professionals van GGZ inGeest.

De rechtbank oordeelde dat de crisismaatregel in strijd met de wet was, omdat er al een zorgmachtiging van kracht was ten tijde van de crisismaatregel. De rechtbank concludeerde dat er geen twee maatregelen op basis van de Wvggz gelijktijdig van kracht konden zijn. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de verzoeker zich al onder een zorgmachtiging bevond en er geen schade was geleden door de crisismaatregel. De rechtbank oordeelde dat de spanning en frustratie van de verzoeker niet direct aan de crisismaatregel konden worden toegeschreven, aangezien de ECT-behandeling al gepland was.

De beslissing van de rechtbank werd mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/690213 / FA RK 20-6057
Beroepschrift tegen crisismaatregel en verzoek tot vaststellen schadevergoeding
Beschikking van 13 oktober 2020naar aanleiding van het beroepschrift ex art. 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidzorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel van de burgemeester van de gemeente Amsterdam en het verzoek om schadevergoeding ex art. 10:12 Wvggz van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. M.J.C. Willemsen te Amsterdam,

1.Procesverloop

1.1
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 augustus 2020, heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente Amsterdam op 4 augustus 2020 jegens hem opgelegde crisismaatregel. Daarnaast heeft verzoeker verzocht om hem een schadevergoeding toe te kennen.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het verzoek met bijlagen, ingekomen ter griffie op 25 augustus 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2020 bij [naam instelling] , locatie [locatie] te [plaats] . De rechtbank heeft hier de volgende personen gehoord:
- advocaat van verzoeker, mr. M.J.C. Willemsen;
- geneesheer-directeur GGZ inGeest, mw. A. van der Steenhoven;
- psychiater, mw. P. Jabbour;
- jurist GGZ inGeest, mw. L. Vos;
- huisadvocaat gemeente Amsterdam, dhr. R. Verduijn;
- huisadvocaat gemeente Amsterdam, mw. J. Liauw-A-Joe.
1.4
De advocaat heeft verklaard dat verzoeker niet bij de mondelinge behandeling aanwezig wilde zijn.
1.5.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet gehoord.

2.Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan betrokkene door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
2.2.
Op 4 augustus 2020 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker. Verzoeker heeft op 25 augustus 2020 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het beroep is derhalve tijdig ingesteld.
2.3.
De officier van justitie heeft op 5 augustus 2020 verzocht om een voortzetting van de crisismaatregel. Dit verzoek is op 11 augustus 2020 gelijktijdig behandeld met het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging onder zaaknummer C/13/688163 / FA RK 20-5004. Bij beschikking van 11 augustus 2020 van deze rechtbank is het verzoek tot voortzetting crisismaatregel afgewezen en het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging toegewezen voor de duur van twaalf maanden.
2.4.
Het beroep
2.4.1
De advocaat stelt zich op het standpunt dat de crisismaatregel in strijd is met de wet en dus onrechtmatig is. De burgemeester heeft op 4 augustus 2020 ten aanzien van verzoeker een crisismaatregel verleend, welke tot en met 7 augustus 2020 gold. Echter, op 4 augustus 2020 verbleef betrokkene al op grond van een juridische titel in een accommodatie, namelijk een zorgmachtiging. Deze zorgmachtiging liep tot en met uiterlijk 7 augustus 2020. Er kunnen op grond van de Wvggz geen twee maatregelen tegelijk van kracht zijn. Tijdens de geldigheidsduur van de lopende zorgmachtiging kan aldus geen crisismaatregel verleend worden. De (wethouder namens de) burgemeester wist of kon weten dat er nog sprake was van een lopende zorgmachtiging. Er staat immers overduidelijk in de medische verklaring vermeld dat ten tijde van het afgeven van de crisismaatregel nog een geldige titel bestond op basis waarvan verzoeker verplichte zorg werd verleend teneinde ernstig nadeel af te wenden.
Door de behandelaars werd met het aanvragen van de crisismaatregel het verkrijgen van een juridische grondslag voor het starten van ECT-behandeling beoogd. In de lopende zorgmachtiging was het toepassen van een ECT-behandeling niet opgenomen en zelfs expliciet uitgesloten. De advocaat stelt zich op het standpunt dat indien de zorgverantwoordelijke een juridische titel wilde verkrijgen voor het verlenen van een niet eerder toegekende vorm van verplichte zorg, de burgemeester de zorgverantwoordelijke had moeten wijzen op de juridische correcte weg. Dat had enerzijds gekund door het aanvragen van een wijziging zorgmachtiging of anderzijds door het afwachten van de reeds in voorbereiding zijnde verlenging van het verzoekschrift van de zorgmachtiging.
2.4.2.
De geneesheer-directeur en de psychiater van GGZ inGeest hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij abusievelijk de verkeerde juridische procedure zijn gestart om te kunnen beginnen met de ECT-behandeling.
2.4.3.
Namens de burgemeester is voor wat betreft het beroep tegen de crisismaatregel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.4.4.
De rechtbank constateert op basis van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht en de overgelegde stukken dat er op 4 augustus 2020 ten tijde van de aanvraag van de crisismaatregel al sprake was van een (af)lopende zorgmachtiging en is met de advocaat van oordeel dat er geen twee maatregelen op grond van de Wvggz gelijktijdig van kracht kunnen zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de crisismaatregel in strijd met de wet is en aldus onrechtmatig is. Het beroep zal dan ook gegrond verklaard worden.
2.5.
Verzoek tot schadevergoeding
2.5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van verzoeker gesteld dat betrokkene hierdoor schade heeft geleden. Ten eerste heeft de crisismaatregel an sich tot grote onrust, frustratie en onzekerheid geleid door drukte van ad hoc bezoek van de psychiater, advocaat en een patiëntenvertrouwenspersoon. Verzoeker heeft gelet op zijn ziektebeeld immers veel behoefte aan structuur en een vast dagritme. Ten tweede heeft de afgifte van de crisismaatregel geleid tot een juridische titel voor de start van de ECT-behandeling, wat voormelde spanning bij verzoeker verder heeft vergroot. De dag voor de crisismaatregel werd besproken dat er ECT uitgevoerd moest worden en die behandeling binnen twee dagen zou starten. Verzoeker verzet zich (nog steeds) tegen ECT-behandeling waardoor het voorgaande een enorme impact heeft gehad. Ten derde heeft er op 7 augustus 2020 een gecombineerde zitting plaatsgevonden over het verzoek tot voortzetting crisismaatregel en het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging. Door deze gecombineerde zitting is verzoeker een gebruikelijke voorbereidingstijd op de behandeling van het verzoekschrift zorgmachtiging onthouden. Zonder besluit van de burgemeester tot het verlenen van een crisismaatregel had de zitting over de verlenging van de zorgmachtiging niet op 7 augustus 2020 plaatsgevonden, maar uiterlijk op 27 augustus 2020.
De advocaat verzoekt toekenning van een vergoeding van bovengenoemde geleden schade en zoekt aansluiting bij de geldende standaardbepalingen in het strafrecht en stelt dat een vergoeding van € 105,- per dag voor elke dag dat de crisismaatregel heeft geduurd passend is (drie dagen) te vermeerderen met € 105,- voor elke dag dat dreiging met toepassing van verplichte (ECT) onder de crisismaatregel aanwezig was (één dag) te vermeerderen met € 250,- wegens het creëren van gelegenheid tot een gecombineerde zitting waardoor verzoeker een reguliere voorbereidingstijd op het verzoekschrift zorgmachtiging is onthouden. In totaal verzoekt verzoeker derhalve € 670,-.
2.5.2
De burgemeester stelt dat het verzoek tot schadevergoeding moet worden afgewezen omdat het bedrag van € 150,- per dag uitsluitend toegewezen kan worden in het geval de verzoeker door de crisismaatregel onterecht in een accommodatie opgenomen is geweest. In casu is dat niet het geval. Verzoeker verbleef al in een accommodatie. De schade heeft zich dus niet feitelijk voorgedaan.
De burgemeester betwist op zich niet dat de mogelijke toepassing van ECT-behandeling tot zeer veel spanning en frustratie heeft geleid bij verzoeker. De vraag die hierbij volgens de burgemeester evenwel rijst is of deze spanning en frustratie specifiek gekoppeld kan worden aan de verleende crisismaatregel, of dat deze spanning en frustratie aan de beslissing om over te gaan tot ECT-behandeling gekoppeld dient te worden. Dat die ECT-behandeling aanstaande was stond (wat betreft de behandelaars) al vast. Het gevolg van het voorgaande is echter dat het causale verband tussen de spanning en frustratie en de verleende crisismaatregel ontbreekt. Bovendien wordt er namens de burgemeester benadrukt dat de burgemeester nooit weet heeft gehad dat de aanvraag van de crisismaatregel zag op het starten van ECT-behandeling.
Tot slot stelt de burgemeester zich op het standpunt dat er geen schade is geleden door de gecombineerde zitting. Enerzijds kan gezegd worden dat verzoeker er wellicht voordeel aan heeft ondervonden. Verzoeker heeft door middel van deze gecombineerde zitting snel duidelijkheid gekregen omtrent zijn situatie. Anderzijds kan gesteld worden dat in het geval er onvoldoende voorbereidingstijd is geweest, de zitting aangehouden had moeten worden. Nu de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, achtte de rechtbank zich klaarblijkelijk voldoende voorgelicht.
2.5.3.
Met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 2.4.4. is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester in strijd met het systeem van de wet heeft gehandeld. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om daar consequenties in de vorm van een schadevergoeding aan te verbinden. De rechtbank legt hier het volgende aan ten grondslag. Ten tijde van de aanvraag van de crisismaatregel bevond verzoeker zich al onder de vigeur van een zorgmachtiging in een accommodatie zodat niet gezegd kan worden dat verzoeker onterecht van zijn vrijheid is beroofd. Hij heeft aldus ook geen schade geleden. Hoewel de ECT-behandeling mogelijk tot spanning en frustratie heeft geleid bij verzoeker, is de rechtbank van oordeel dat het causale verband tussen de spanning en frustratie en de verleende crisismaatregel ontbreekt. De behandelaars waren hoe dan ook voornemens de ECT-behandeling te starten, echter zijn zij abusievelijk de verkeerde procedure gestart. Bovendien is de ECT-behandeling niet daadwerkelijk gestart, maar is door de behandelaars gewacht op het oordeel van de rechtbank hieromtrent. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de rechtbank zich tijdens de gecombineerde zitting (van het verzoek tot voortzetting crisismaatregel en het verzoek zorgmachtiging) voldoende voorgelicht heeft geacht om de mondelinge behandeling voort te kunnen zetten. Gesteld noch voldoende gebleken is dat de gecombineerde zitting extra spanning en frustratie bij verzoeker zou hebben opgeleverd. De rechtbank volgt de advocaat evenmin in haar standpunt dat er sprake is geweest van te weinig voorbereidingstijd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen grondslag is voor toekenning van een schadevergoeding en zal het daartoe gedane verzoek worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel gegrond;
3.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 13 oktober 2020 mondeling gegeven door mr. D. van den Brink, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. S. Bien als griffier, en op 27 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.