ECLI:NL:RBAMS:2020:527
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen DNA-afname van minderjarige veroordeelde
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift dat was ingediend door een minderjarige veroordeelde tegen de afname van zijn DNA-materiaal en de opname daarvan in de DNA-databank. Het bezwaarschrift werd op 20 september 2019 ter griffie ontvangen, en de rechtbank heeft op 22 januari 2020 de raadsman van de veroordeelde en de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord. De veroordeelde en zijn ouders waren niet verschenen, ondanks een geldige oproep.
De raadsman voerde aan dat de afname van het DNA-materiaal in strijd was met artikel 40 van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind, omdat er geen zorgvuldige belangenafweging had plaatsgevonden. Hij stelde dat de officier van justitie en de kinderrechter niet hadden aangekondigd dat DNA-materiaal zou worden afgenomen, waardoor de veroordeelde in de veronderstelling verkeerde dat het bij de veroordeling zou blijven. Daarnaast werd een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar eerdere beslissingen van de rechtbank Amsterdam waarin bezwaarschriften gegrond waren verklaard.
De officier van justitie gaf aan dat het bezwaarschrift gegrond moest worden verklaard, omdat aan de minderjarige veroordeelde alleen een leerstraf was opgelegd en er geen DNA-afname en verwerking zou plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift gegrond was, omdat de maatregel disproportioneel was gezien de opgelegde leerstraf van 20 uren en het feit dat de veroordeelde geen andere relevante veroordelingen had. De rechtbank wees het verzoek om de officier van justitie te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand af, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestond.
De rechtbank besloot het bezwaarschrift gegrond te verklaren, het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen en de vordering tot veroordeling van de officier van justitie in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter M.E. Leijten, in aanwezigheid van griffier S.L. Slaats.