ECLI:NL:RBAMS:2020:5257

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
13/012614-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een anti Zwarte Piet demonstrant tijdens de Sinterklaasintocht

Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belediging van een demonstrant tijdens de Sinterklaasintocht in Amstelveen op 17 november 2018. De zaak kwam voort uit een demonstratie tegen Zwarte Piet, waarbij de aangeefster, een van de demonstranten, een livestream op Facebook plaatste die leidde tot duizenden reacties, voornamelijk negatief. De aangeefster deed aangifte van racistische en beledigende berichten die zij ontving, wat haar een gevoel van onveiligheid bezorgde. Het Openbaar Ministerie startte een onderzoek, genaamd 13Bitburg, naar de identiteit van de personen die deze berichten hadden geplaatst. De verdachte was een van de 25 personen die door het OM waren gedagvaard. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren voor het opzettelijk beledigen van de aangeefster via een Facebookbericht. De rechtbank concludeerde dat het bericht, dat de aangeefster beledigde, als een schriftelijke belediging in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht moest worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300,-, met een voorwaardelijke straf van hechtenis van 6 dagen bij niet-betaling. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die € 50,- aan immateriële schadevergoeding eiste, toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.012614.20
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/012614-20
Datum uitspraak: 2 november 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Velleman.

2.Inleiding

Op 17 november 2018 vond tijdens de intocht van Sinterklaas in Amstelveen een demonstratie tegen Zwarte Piet plaats. Een van de aanwezige demonstranten, [slachtoffer] , plaatste op haar privépagina op Facebook een livestream van deze demonstratie. Hierop kreeg zij duizenden (in overwegende mate negatieve) reacties.
[slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft op 20 november 2018 aangifte gedaan van racistische, seksistische, beledigende en bedreigende berichten. Uit de aangifte volgt dat het lezen van deze teksten heel heftig en ingrijpend voor aangeefster is geweest. Zij geeft aan dat zij zich onveilig voelt door de berichten. Aangeefster heeft materiaal dat voor een deel door haarzelf en voor een deel door vrienden van haar is verzameld aan de politie ter beschikking gesteld.
Naar aanleiding van de aangifte is onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM) het onderzoek 13Bitburg gestart. Het aangedragen materiaal is onderzocht en geprobeerd is de identiteit te achterhalen van de personen die berichten hebben geplaatst.
Verdachte is één van de 25 personen in het onderzoek 13Bitburg waarvan het OM tot dagvaarding heeft besloten. Elk van de 25 zaken staat op zich, maar de aanleiding (de reactie op de livestream van het protest tegen Zwarte Piet) is hetzelfde.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting uitgelegd hoe het OM tot de vervolging van juist deze 25 personen, waaronder verdachte, is gekomen. De basis voor het politie onderzoek is het door en namens aangeefster overhandigde materiaal, bestaande uit ongeveer 200 berichten. Het OM heeft deze berichten beoordeeld aan de hand van de volgende wegingsfactoren: de ernst van de uitlating (waarbij als criterium is aangelegd of de berichten een aantoonbaar racistisch dan wel geweldselement bevatten), of het bericht direct aan aangeefster is gericht en of meerdere malen een bericht is geplaatst. Naar de 40 Facebookprofielen die overbleven is een onderzoek gestart. Na voltooiing van dit onderzoek heeft het OM een keuze gemaakt welke afdoeningsmodaliteit passend en geboden was. Dit heeft er toe geleid dat een vijfde van de zaken (al dan niet voorwaardelijk) is geseponeerd, al dan niet met bijzondere voorwaarden. Tevens zijn er strafbeschikkingen aangeboden. De overige verdachten hebben een dagvaarding ontvangen.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 november 2018 te Amstelveen en/of te Oss, in elk geval in
Nederland, opzettelijk [slachtoffer] door een toegezonden of aangeboden
geschrift heeft beledigd, door middels Facebookaccount “ [naam account] ” een bericht via Facebook Messenger naar [slachtoffer] te sturen met als inhoud: “Ga terug naar je eigen land rot op vies vuil kut wijf”.

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging

5.Waardering van het bewijs

5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat het bericht “
Ga terug naar je eigen land rot op vies vuil kut wijf” naar aangeefster is gestuurd door Facebookaccount “ [naam account] ”. Ondanks meerdere pogingen daartoe door de politie is verdachte niet gehoord. Evenmin is hij op de zitting verschenen om een toelichting te geven. Gelet op het proces-verbaal van de politie acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat het genoemde Facebookaccount van verdachte is. Nu verdachte, ondanks dat hij daartoe wel in de gelegenheid is geweest, niet heeft ontkend dat hij het bericht heeft geplaatst, is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier bewezen kan worden dat verdachte het bericht heeft geplaatst.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het bericht als een schriftelijke belediging in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is aan te merken.
Er is sprake van belediging wanneer iemands eer of goede naam wordt aangerand. Vereist is verder dat de dader opzet heeft op het beledigen en op de persoon van de beledigde.
Verdachte heeft in zijn bericht op Facebook aangeefster uitgemaakt zoals hiervoor omschreven. Naar het oordeel van de rechtbank behoeft het geen betoog dat deze uitlating er toe strekte de eer en goede naam van aangeefster aan te tasten.
Verder is van belang dat tekstberichten op internet en social media, zoals berichten die via Facebook worden gestuurd, kunnen worden aangemerkt als uitlatingen die bij geschrift zijn gedaan.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 17 november 2018 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] door een toegezonden of aangeboden geschrift heeft beledigd, door middels Facebookaccount “ [naam account] ” een bericht naar [slachtoffer] te sturen met als inhoud: “Ga terug naar je eigen land rot op vies vuil kut wijf”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,- , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen, waarvan € 250,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank hecht er aan om enkele opmerkingen vooraf te maken. In de eerste plaats over de wijze waarop de zaken aan de rechtbank zijn voorgelegd. De zaak van iedere verdachte zou normaal gesproken afzonderlijk bij de politierechter worden aangebracht, in de regel in het arrondissement waar verdachte woont. De aanpak in de onderhavige zaak, waarbij verdachte samen met 24 medeverdachten is gedagvaard om voor de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam te verschijnen, staat het OM vrij, maar het gevolg hiervan is dat de behandeling van de zaak meer impact op verdachte heeft dan wanneer de zaak door de politierechter in het eigen arrondissement was afgedaan. De zaak heeft immers mede hierdoor veel aandacht in de nationale media gekregen.
Daarnaast zijn er veel meer reacties onder de livestream van aangeefster geweest dan dat er verdachten worden vervolgd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet in strijd met gelijkheidsbeginsel, maar is de wijze waarop de selectie door het OM heeft plaatsgevonden, met name dat een groot deel van de uitlatingen door vrienden van aangeefster is geselecteerd en niet zelf door het OM is bekeken, onvoldoende zorgvuldig.
De rechtbank kan zich gelet op het voorgaande voorstellen dat de wel vervolgde verdachten zich enigszins ‘kop van jut’ voelen, en zal daar bij de strafmaat (in beperkte mate) rekening mee houden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging door via Facebook een privébericht aan aangeefster te sturen. Niet alleen heeft hij een negatieve opmerking achtergelaten onder de livestream van aangeefster, maar verdachte heeft het hierna nodig gevonden om aangeefster middels een privébericht kwetsende opmerkingen te sturen. Aangeefster heeft zich, zoals blijkt uit haar aangifte, beledigd gevoeld en alle uitingen (waar verdachte met zijn privébericht een bijdrage aan heeft geleverd) hebben een flinke impact op haar leven gehad.
Voor alle 25 verdachten heeft de rechtbank dezelfde criteria toegepast bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft in straf verzwarende zin meegewogen:
- of sprake is van meerdere uitlatingen;
- in de zaken waarin het aanzetten tot discriminatie of het beledigen wegens ras bewezen is verklaard, of sprake is van uitingen die oproepen tot geweld tegen de zwarte mensen;
- in de zaken waarin opruiing is bewezen verklaard, of sprake is van een discriminatoir aspect;
De rechtbank heeft in alle zaken in straf verminderende zin meegewogen:
- of de verdachte oprecht inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn of haar gedrag;
- ( in beperkte mate) of verdachte ter terechtzitting is verschenen (behoudens in de gevallen waar voor het niet verschijnen een goede reden was);
- met het feit dat sprake is van vervolging door middel van een dagvaarding voor de meervoudige kamer in het kader van een megaproces in Amsterdam, dat veel aandacht heeft gehad in de media;
- met de lange tijd die het heeft geduurd voor de zaak op zitting kwam.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een geldboete ter hoogte van € 300,- passend en geboden.

10.Benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 50,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit in haar eer of goede naam is aangetast.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 50,-.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 50,- (vijftig euro).

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 36f en 266 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een geldboete van € 300,-(driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 50,- (vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, aan vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 50,- (vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 november 2020.