ECLI:NL:RBAMS:2020:5236

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
13/752103-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

Op 20 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 3 april 2020. De opgeëiste persoon, geboren in 1980 en met de Nederlandse nationaliteit, was gedetineerd in België. Tijdens de openbare zitting op 7 mei 2020 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. B.J. Polman, zijn standpunt ingediend, evenals de officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van het recht om gehoord te worden.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er weigeringsgronden voor de overlevering bestonden. De raadsman stelde dat, gezien de toezegging van de Belgische autoriteiten over de detentieomstandigheden, er geen weigeringsgronden meer van toepassing waren. Het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon zich schuldig had gemaakt aan strafbare feiten volgens Belgisch recht, waaronder deelname aan een criminele organisatie en georganiseerde diefstal. De rechtbank oordeelde dat de overlevering alleen kon worden toegestaan als er een garantie was dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zou ondergaan.

De Procureur des Konings in Antwerpen heeft op 24 april 2020 een garantie verstrekt voor de terugkeer van de opgeëiste persoon naar Nederland na een veroordeling in België. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de toepasselijke wetsartikelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752103-19
RK nummer: 20/1849
Datum uitspraak:20 mei 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 april 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 juni 2019 door
de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats]
gedetineerd in [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. B.J. Polman, advocaat te Amsterdam, heeft per e-mail van 1 mei 2020 zijn standpunt ingediend. De officier van justitie heeft daarop bij e-mail van
4 mei 2020 haar standpunt ingediend.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 mei 2020 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink en de gemachtigde raadsman van de opgeëiste persoon.
De opgeëiste persoon heeft bij verklaring van 29 april 2020 afstand gedaan van het recht om gehoord te worden door de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Standpunt raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er, na een toelichting door de officier van justitie omtrent de detentie-omstandigheden in België gedurende de coronacrisis (en de toezegging van de Belgische autoriteiten dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in een monocel), geen weigeringsgronden meer van toepassing zijn.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel bij verstek d.d. 19 juni 2019, afgeleverd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1, 18 en 21, te weten:

1. Deelneming aan een criminele organisatie

18. Georganiseerde of gewapende diefstal

21. Racketeering en afpersing

Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings Antwerpen afdeling Turnhout heeft op 24 april 2020 de volgende garantie gegeven:
"Met verwijzing naar uw verzoek van 22/04/2020, inzake het Europees aanhoudingsbevel
dd. 19-06-2019, uitgaande van I. Van Hoeylandt, onderzoeksrechter te Antwerpen, afdeling Antwerpen, lastens de genaamde [opgeëiste persoon] ( [geboortedatum] ) heb ik de eer u de volgende garantie te verstrekken:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een
vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal
terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse
erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ)."
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
en
diefstal door twee of meer verenigde personen
en
afpersing.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 140, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen(België).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 mei 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.