ECLI:NL:RBAMS:2020:5232

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
13/751332-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgings EAB België - Terugkeergarantie

Op 20 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Ieper. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1989, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De officier van justitie diende op 22 april 2020 een vordering in op basis van artikel 23 van de Overleveringswet (OLW) om de overlevering van de opgeëiste persoon aan België te verzoeken. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak, en zijn raadsvrouw is niet ter zitting verschenen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconcludeerd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat er geen weigeringsgronden zijn, behalve het ontbreken van een terugkeergarantie op het moment van haar standpunt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten als voldoende beoordeeld, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de wettelijke vereisten. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en C. Huizing-Bruil, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751332-20
Datum uitspraak: 20 mei 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 april 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 april 2020 door
de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg te West-Vlaanderen afdeling Ieper(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989
zonder vaste woon- of verblijfplaats
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht, heeft per e-mail van 30 april 2020 haar standpunt ingediend. De officier van justitie heeft daarop bij e-mail van 4 mei 2020 haar standpunt ingediend.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 mei 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon heeft bij verklaring van 30 april 2020 afstand gedaan van zijn recht aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. Zijn raadsvrouw is – met voorafgaand bericht – niet ter zitting verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Standpunt raadsvrouw

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn, behalve dat er ten tijde van het indienen van haar standpunt nog geen terugkeergarantie was verstrekt.
4.
Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een op 1 april 2020 uitgevaardigd bevel tot aanhouding bij verstek door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel c) onder ‘Strafbare feiten’ (rubriek c van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 5 en 28, te weten:
5. Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
28. Opzettelijke brandstichting
Volgens de in rubriek b) onder ‘Gegevens betreffende de duur van de straf’ van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings van West-Vlaanderen, Afdeling Ieper Onderzoek heeft op 30 april 2020 de volgende garantie gegeven:
"Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het
Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon], geboren op [geboortedag] 1999(de rechtbank begrijpt: 1989)
.
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren teneinde deze straf of maatregel aldaar verder te ondergaan."
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. Aan deze voorwaarde is voldaan.
De feiten zijn namelijk naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid Opiumwet
en
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 en 157 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 11b Opiumwet en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Ieper(België).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 mei 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.