ECLI:NL:RBAMS:2020:5224
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake intrekking exploitatievergunningen voor rondvaartboten in Amsterdam
Op 29 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bestaande uit vier besloten vennootschappen, een voorlopige voorziening vroegen tegen de intrekking van hun exploitatievergunningen voor het vervoeren van personen of goederen over water. De intrekking was gebaseerd op het feit dat er gedurende een periode van ten minste 12 maanden geen gebruik was gemaakt van de vergunningen. Verzoekers stelden dat vijf van de zes boten gereed waren voor keuring, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de boten daadwerkelijk klaar waren voor exploitatie. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor de uiteindelijke beroepsprocedure.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers, die zo snel mogelijk willen varen, tegen het belang van de gemeente Amsterdam, die schaarse vergunningen eerlijk wil verdelen. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van de gemeente zwaarder weegt, omdat verzoekers niet voldoende hebben aangetoond dat hun boten gereed zijn voor gebruik. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.