ECLI:NL:RBAMS:2020:5204

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
13/701981-17 (A) 13/706310-17 (B) 13/227603-19 (C)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vervalsing van medische recepten en diefstal

Op 29 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een 55-jarige vrouw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De vrouw werd beschuldigd van het vervalsen van medische recepten en het plegen van diefstallen. Tussen november 2014 en april 2018 vervalste zij samen met een ander recepten voor medicijnen en bood deze aan bij verschillende apotheken in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de vrouw samen met haar mededader meerdere recepten valselijk had opgemaakt en deze had ingeleverd bij apotheken, waardoor zij onterecht medicijnen verkreeg. Daarnaast werd zij beschuldigd van diefstal bij de Bijenkorf, Hornbach en Albert Heijn. De rechtbank achtte de diefstal van de zonnebril en de lampen bewezen, maar sprak haar vrij van enkele andere diefstallen wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte en de noodzaak voor behandeling van haar verslaving aan slaap- en kalmeringsmiddelen. De uitspraak benadrukt de ernst van het vervalsen van recepten en de gevolgen daarvan voor de betrokken apotheken en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/701981-17 (A) 13/706310-17 (B) 13/227603-19 (C)
Datum uitspraak: 29 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 5 december 2019 en 15 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. van Laere en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. N. El Farougui naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen de reclasseringswerker, D.W. Schoemakers, op zitting heeft verteld.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er van beschuldigd dat zij samen met een ander in de periode van 28 november 2014 tot en met 2 april 2018 meerdere recepten voor medicijnen heeft vervalst of vals heeft opgemaakt met het doel deze als echt en onvervalst te gebruiken. Dit is tenlastegelegd als valsheid in geschrift (zaak A, feit 1). Verdachte wordt er verder van beschuldigd dat zij in dezelfde periode samen met een ander verschillende apotheken heeft opgelicht, namelijk door hen te bewegen tot afgifte van medicijnen door het maken en inleveren van valse recepten (zaak A, feit 2). In dezelfde periode zou verdachte ook samen met een ander opzettelijk gebruik hebben gemaakt van valse of vervalste recepten om medicijnen te verkrijgen (zaak A, feit 3).
Verder wordt verdachte in zaak B beschuldigd van het plegen van een aantal diefstallen, namelijk op 27 augustus 2016 bij de Bijenkorf in Amsterdam (zaak B, feit 1), op 25 september 2017 bij Hornbach in Amsterdam (zaak B, feit 2) en op 26 april 2017 bij Benu apotheek in Badhoevedorp (zaak B, feit 3).
In zaak C wordt zij verdacht van een diefstal op 20 september 2019 bij de Albert Heijn in Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
In het in zaak A onder 2 ten laste gelegde is in de opsomming van apothekers bij wie valse recepten zouden zijn ingeleverd en die bewogen zouden zijn tot afgifte van medicijnen weggelaten “ [naam 1] en/of Schinkelapotheek”. De rechtbank leest het als ware “ [naam 1] en/of Schinkelapotheek” daar opgenomen, omdat van een kennelijke misslag sprake is. Deze apotheek is immers wel genoemd in hetzelfde feit bij de opsomming van apotheken die door verdachte zouden zijn opgelicht. De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in haar verdediging.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat medeplegen van de feiten 1, 2 en 3 in zaak A bewezen kan worden verklaard.
De officier van justitie vindt verder dat de diefstallen van zaak B bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat de diefstal bij de Bijenkorf alleen voor de bril kan worden bewezen. Ook de diefstal in zaak C vindt de officier van justitie bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in zaak A geen verweer gevoerd ten aanzien van feit 1, 2 en 3, behalve ten aanzien van het recept op naam van [naam 2] omdat de zoon van verdachte door de rechtbank is vrijgesproken van het bestanddeel ‘medeplegen’. Verdachte was wel aanwezig bij de apotheek, maar haar zoon heeft het recept ingeleverd en er was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen beiden. De raadsvrouw verzoekt daarom verdachte vrij te spreken van het een na laatste gedachtestreepje onder feit 3.
De raadsvrouw verzoekt ook om verdachte vrij te spreken van diefstal bij de Bijenkorf.
Zij voert daartoe aan dat de bevindingen van de beveiligers zoals die op het formulier ‘aangifte winkeldiefstal winkelier’ staan vermeld tegenstrijdig zijn en niet stroken met de camerabeelden. Het formulier kan daarom niet als bewijsmiddel dienen en dan is er onvoldoende wettig bewijs. Subsidiair verzoekt zij verdachte vrij te spreken ten aanzien van de diefstal van de bril en de clutch omdat verdachte niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad.
Meer subsidiair verzoekt zij verdachte vrij te spreken voor het bestanddeel ‘medeplegen’ omdat de dochter van verdachte is vrijgesproken van deze diefstal.
Voor de diefstal bij de Benu apotheek zit in het dossier alleen de aangifte als bewijsmiddel. Daarom verzoekt de raadsvrouw verdachte ook voor dit feit vrij te spreken.
Ten aanzien van feit 2 in zaak B en ten aanzien van zaak C heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 (
Partiële) vrijspraak van het in zaak B onder 1 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht (deels) niet bewezen wat in zaak B onder 1 en 3 is ten laste gelegd. Verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken en motiveert dit als volgt.
Feit 1 (diefstal Bijenkorf):
De rechtbank stelt vast dat de aangifte veel inconsistenties bevat ten aanzien van de diefstal van de clutch. De twee beveiligers verklaren daar tegenstrijdig over; de één zegt dat de clutch werd aangetroffen in de tas van verdachte en de ander zegt dat verdachte voordat zij werd aangehouden de clutch had weggelegd in een stelling. Ten aanzien van de clutch kan de aangifte niet als bewijsmiddel worden gebruikt. Dan blijft met betrekking tot de clutch één bewijsmiddel over, de camerabeelden, hetgeen echter te weinig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank spreekt verdachte daarom in zoverre vrij van dit feit. De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van de diefstal van de haarband nu niet kan worden uitgesloten dat verdachte zich er niet van bewust was dat deze niet was afgerekend. Ter zake van de zonnebril volgt echter geen vrijspraak (zie hierna).
Feit 3 (diefstal Benu Apotheek Badhoevedorp):
Ook ten aanzien van dit tenlastegelegde feit stelt de rechtbank vast dat enkel de aangifte in het dossier als bewijsmiddel aanwezig is. Verdachte ontkent. Anders dan waar de officier van justitie van uit lijkt te gaan, zit er geen proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden in het dossier. Dat verdachte de goederen heeft weggenomen vindt geen steun in andere bewijsmiddelen dan de aangifte zodat om die reden de rechtbank verdachte vrijspreekt van deze diefstal.
4.3.2
Het oordeel over het in zaak A, in zaak B onder 1 (zonnebril) en 2 en in zaak C ten laste gelegde
Zaak A, feit 1, 2 en 3:
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode samen met een ander meerdere medicijnrecepten heeft vervalst en valselijk heeft opgemaakt. Hoewel verdachte hierover wisselend heeft verklaard – aanvankelijk zou zij dit samen met haar zoon hebben gedaan, later verklaart zij dat het met een medisch specialist is geweest - kan worden vastgesteld dat verdachte de feiten samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en haar mededader hebben recepten valselijk opgemaakt dan wel vervalst met daarop de namen van de in de dagvaarding genoemde artsen en hebben op die recepten de namen van familieleden, zichzelf en derden vermeld alsof diegenen de begunstigde patiënten waren. Verdachte en haar zoon hebben valse of vervalste recepten ingeleverd bij apotheken. De onder feit 2 genoemde apotheken hebben daadwerkelijk medicijnen verstrekt aan verdachte. De rechtbank acht medeplegen van alle drie de tenlastegelegde feiten bewezen.
Het verweer dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van het gebruik maken van het vervalste recept op naam van [naam 2] , omdat de zoon het recept heeft aangeboden, zal de rechtbank passeren om de volgende reden. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en haar zoon samen in de apotheek van het ziekenhuis zijn. Zij pakken tegelijkertijd een ticket en nemen al pratend naast elkaar plaats in de wachtruimte. Zij bieden vervolgens allebei een vals of vervalst medicijnrecept aan bij de apotheek. De modus operandi is hetzelfde als die door verdachte bij de andere apotheken wordt gehanteerd. Zij heeft bovendien verklaard dat de medicatie die werd verkregen zowel voor haarzelf als voor haar zoon bestemd was en dat zij ook geregeld elkaars medicijnen gebruikten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en acht ook ten aanzien van het gebruik maken van het vervalste recept op naam van [naam 2] onder feit 3 medeplegen bewezen.
Zaak B, feit 1 (diefstal Bijenkorf, zonnebril)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de zonnebril heeft gestolen. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte de zonnebril wegpakt. De Dior shop is een shop-in-shop in de Bijenkorf; de enige plek waar zij de bril kon afrekenen was in de Dior winkel. Zij heeft die winkel verlaten zonder de bril te betalen. Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat zij de bril heeft gestolen. De zonnebril is vervolgens bij de dochter van verdachte aangetroffen. Volgens de verklaring van de dochter heeft verdachte de zonnebril in haar hand geduwd en haar bevolen de zonnebril op haar hoofd te zetten. Nu niet kan worden bewezen dat de dochter het oogmerk had van wederrechtelijke toeëigening kan medeplegen van dit feit niet bewezen worden verklaard.
Zaak B, feit 2 (diefstal Hornbach):
Uit de aangifte blijkt dat een medewerker heeft gezien dat verdachte drie lampen in haar tas stopt, niet ter betaling bij de kassa aanbiedt en de kassa voorbij loopt. De beveiliger heeft verdachte aangehouden. Verdachte heeft bij de politie en op zitting verklaard dat zij na het passeren van de kassa een winkelwagen heeft gepakt, daar de lampen in heeft gedaan en dat zij van plan was terug de winkel in te gaan en af te rekenen. Uit het proces-verbaal camerabeelden wordt gerelateerd dat verdachte een winkelwagen pakt maar vervolgens ook weer laat staan en wegloopt. De beveiliger heeft de drie lampen bij verdachte aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de lampen.
Zaak C:
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen aangezien verdachte de diefstal van de goederen heeft bekend en dit ook blijkt uit de aangifte en het proces-verbaal bevindingen betreffende het uitkijken van de camerabeelden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Zaak A:
1.
op meerdere tijdstippen in de periode van 28 november 2014 tot en met 2 april 2018 in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, recepten voor Lormetazepam CF- tabletten (2 mg) en/of Oxycodon-tabletten (80 mg) en/of Oxycodon- tabletten (40mg) en/of Fentanyl- pleister (25ug/uur) en/of Efexor- capsules (37,5) en/of Flunitrazepam-tabletten (2mg) en/of Concerta-tabletten (54 mg) en/of Midazolam Dormicum–tabletten (15 mg) en/of Amitriptyline-tabletten (25 mg) en/of Temazepam-tabletten (20 mg) en/of Codeïnefosfaat-tabletten (20 mg) en/of Paracetamol- tabletten (1000 mg) en/of Zopiclon- tabletten (75 mg),
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers hebben verdachte en haar mededader valselijk blanco medicijnreceptbladen van medici gebruikt en/of gekopieerd en op voornoemde medicijnreceptbladen de personalia getypt/gekopieerd van
[naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 10] en/of [naam 9] en/of [naam 11] en/of [naam 2] ,
als ware voornoemde [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 10] en/of [naam 9] en/of [naam 11] en/of [naam 2] de begunstigde patiënten
en/of op voornoemde medicijnreceptbladen een handtekening en/of paraaf geplaatst als ware die van de medicus die het recept zou hebben uitgeschreven,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
op meerdere tijdstippen in de periode van 28 november 2014 tot en met 2 april 2018 te Amsterdam en Badhoevedorp, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen,
- [naam 12] en/of Apotheek Sint Lucas Andreas en/of
- [naam 1] en/of Schinkelapotheek en/of
- [naam 13] en/of [naam 18] en/of
- [naam 14] en/of Apotheek Nieuw Sloten en/of
- [naam 15] en/of
-Benu Apotheek Overtoomseveld en/of
- [naam 16] en/of Plesman Apotheek en/of
- [naam 17] en/of Stadionapotheek,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten meerdere medicijnen: Amitriptyline-tabletten (25 mg) en/of (Midazolam) Dormicum-tabletten (15 mg) en/of Flunitrazepam-tabletten (2 mg) en/of Concerta-tabletten (54 mg) en/of Codeïnefosfaat-tabletten (20 mg) en/of Paracetamol-tabletten (1000 mg) en/of Zopiclon-tabletten (7,5 mg),
hebbende verdachte en haar mededader met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
meerdere valse medicijnreceptblad(en) opgemaakt en/of
vervolgens voornoemde medicijnreceptbladen ingeleverd en/of overhandigd aan/bij voornoemde
[naam 12] en/of Apotheek Sint Lucas Andreas en/of OLVG West en/of [naam 1] en/of Schinkelapotheek en/of [naam 13] en/of [naam 18] en/of [naam 14] en/of Apotheek Nieuw Sloten en/of [naam 15] en/of Benu Apotheek Overtoomseveld en/of [naam 16] en/of Plesman Apotheek en/of [naam 17] en/of de Stadion apotheek,
waardoor voornoemde
[naam 12] en/of Apotheek Sint Lucas Andreas en/of OLVG West en/of [naam 1] en/of Schinkelapotheek en/of [naam 13] en/of [naam 18] en/of [naam 14] en/of Apotheek Nieuw Sloten en/of [naam 15] en/of Benu Apotheek Overtoomseveld en/of [naam 16] en/of Plesman Apotheek en/of [naam 17] en/of de Stadion apotheek
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
op meer tijdstippen in de periode van 28 november 2014 tot en met 2 april 2018 te Amsterdam en/of Badhoevedorp, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste medicijnenreceptbladen, te weten
- een recept van psychiater [naam 20] en
- een recept van psychiater [naam 21] en
- meerdere recepten van psychiater [naam 22] en
- een recept van huisarts [naam 23] en
- een recept van psychiater [naam 24] en
- een recept van huisarts [naam 25] en
- meerdere recepten van huisarts [naam 26] en
- meerdere recepten van psychiater [naam 27] en
- een recept van huisarts [naam 28] en
- een recept van huisarts [naam 29] en
- een recept van psychiater [naam 30] en
- meerdere recepten van huisarts [naam 31] en
- meerdere recepten van psychiater [naam 32] en
- een recept van waarnemend huisarts [naam 33] en
- een recept van huisarts [naam 34] ,
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst – en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar mededader voornoemde medicijnenreceptbladen heeft/hebben aangeboden bij
Apotheek AMC en/of Benu Apotheek Bijlmer en/of Plesman Apotheek en/of Apotheek Sint Lucas Andreas en/of Schinkel Apotheek en/of [naam 18] en/of Parkrand Apotheek en/of Apotheek Nieuw Sloten en/of Stadion Apotheek en/of Benu Apotheek Overtoomseveld en/of Benu Apotheek Badhoevedorp,
ter verkrijging van de op de medicijnreceptbladen genoemde tabletten, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
blanco medicijnreceptbladen van medici zijn gebruikt en/of is/zijn gekopieerd en/of
op voornoemde medicijnreceptbladen of een kopie daarvan de naam van verdachte en/of haar zoon, zus en/of oom en/of echtgenoot en/of haar eigen naam en/of die van haar zoon en/of de naam van een ander persoon is geschreven en/of getypt, als ware deze zus en/of oom en/of echtgenoot en/of verdachte en/of haar zoon en/of andere persoon de begunstigde patiënt en/of
op voornoemde medicijnreceptbladen of een kopie daarvan een handtekening en/of paraaf is/zijn geplaatst als ware die van de medici die de recepten zouden hebben uitgeschreven;
Zaak B:
1.
op 27 augustus 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zonnebril toebehorende aan Bijenkorf B.V. (vestiging Dam);
2.
op 25 september 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, drie (3) lampen, toebehorende aan winkelbedrijf Hornbach, vestiging [vestigingsadres] ;
Zaak C:op 20 september 2019 te Amsterdam meerdere levensmiddelen ter waarde van 56,81 euro, die aan een ander toebehoorden, te weten aan winkelbedrijf Albert Heijn (vestiging Osdorpplein), heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, namelijk een meldplicht bij de reclassering en een klinische opname voor de duur van zes maanden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De raadsvrouw heeft er verder op gewezen dat een aantal van de feiten van erg lang geleden is en dat de redelijke termijn is geschonden. Daarnaast stelt zij dat de feiten 1 en 3 in zaak A als een voortgezette handeling moeten worden aangemerkt.
Zij heeft verzocht om met het oog op uitspraken in vergelijkbare zaken een voorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal zes maanden op te leggen en om de klinische behandeling op te leggen voor maximaal zes maanden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft over een lange periode valse c.q. vervalste medicijnrecepten gemaakt dan wel laten opmaken en aangeboden bij diverse apothekers. In veel gevallen heeft dit ook er toe geleid dat verdachte zware medicijnen in haar bezit heeft gekregen die niet voor haar bestemd waren. Zij heeft ook medicijnen aan haar zoon gegeven, zonder dat deze door een arts aan hem waren voorgeschreven. Verdachte heeft hiermee gevaarlijke situaties gecreëerd. Bovendien zijn gegevens gebruikt van derden, die niets met het handelen van verdachte van doen hadden.
Het handelen van verdachte heeft ook voor de diverse apothekers gevolgen gehad.
Naast de overlast die het veroorzaakt heeft, is het vertrouwen van de diverse apothekers geschaad. De recepten mogen enkel door bevoegde artsen worden uitgeschreven en de apothekers moeten er op kunnen vertrouwen dat zij de medicijnen leveren aan de personen voor wie de artsen deze hebben voorgeschreven. Dit vertrouwen is geschonden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen.
Gezien de langere periode en grote hoeveelheid voorvallen zoekt de rechtbank geen aansluiting bij de door strafrechters vastgestelde oriëntatiepunten (LOVS) voor valsheid in geschrifte en oplichting. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar straffen die eerder door verschillende rechtbanken zijn opgelegd.
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de persoon van verdachte.
De psychiater en psycholoog die over verdachte hebben gerapporteerd hebben geconcludeerd dat de tenlastegelegde feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend. Bij verdachte is sprake van een psychische stoornis. De psychiater en psycholoog hebben beiden vastgesteld dat er sprake is van een stoornis in het gebruik van slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen.
Zij hebben beiden gerapporteerd dat er sprake is van het gebruik van een opioïde, waarbij de psycholoog dit aanmerkt als een stoornis en de psychiater meldt dat het onduidelijk is of daarbij op dit moment gesproken moet worden van een psychische stoornis. Zij zijn het erover eens dat sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol, langdurig in remissie. De psycholoog vermeldt dat er ook sprake is van een ongespecificeerde depressieve-stemmingsstoornis met angstige spanning. De rapporteurs hebben geconcludeerd dat de stoornis in het gebruik van slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen een rol speelde in de gedagskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare en zal hier in strafverminderende zin rekening mee houden.
De rapporteurs stellen verder dat het risico op herhaling hoog is zolang verdachte niet is behandeld voor haar verslaving. Verdachte is beperkt in staat om negatieve gevoelens op een constructieve manier te hanteren, waardoor stressoren haar verslaving aan medicatie in stand houden. Een belangrijke stressor is dat de meerderjarige zoon van verdachte inwonend is en er sprake is van herhaalde conflicten en stress. Omdat behandeling van de verslaving in een ambulante setting om meerdere redenen tot op heden niet succesvol is geweest, vinden de rapporteurs het nodig dat verdachte in het strafrechtelijk kader klinisch behandeld zal gaan worden bij een verslavingsinstelling, met als doel de verslaving aan benzodiazepines te behandelen. Aanvullende diagnostiek kan na afbouw van de benzodiazepines deels klinisch en deels in ambulante setting plaatsvinden.
De rechtbank vindt klinische en aansluitend ambulante behandeling van verdachte en begeleiding door de reclassering noodzakelijk om het recidiverisico te verminderen. Ten tijde van het tenlastegelegde was de verslaving aan slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen van invloed op het gedrag van verdachte. Het is van belang dat zij hiervoor behandeld wordt en dat haar medewerking daaraan door een fors voorwaardelijk strafdeel wordt gewaarborgd. De rechtbank legt de voorwaardelijke straf ook op om te voorkomen dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt.
De reclasseringswerker heeft ter zitting van 15 oktober 2020 aangegeven dat de reclassering het eens is met de adviezen van de psychiater en psycholoog. Hij heeft ook aangevuld dat de kliniek, waar verdachte waarschijnlijk naartoe zal gaan, op basis van het dossier de inschatting heeft gemaakt dat een opname minimaal tussen de drie en zes maanden zou moeten duren.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van verdachte van 2 september 2020. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat zij eerder op 2 februari 2016 onherroepelijk is veroordeeld voor een winkeldiefstal. Uit het strafblad van verdachte blijkt ook dat verdachte na de pleegdatum van een deel van deze feiten voor een ander feit is veroordeeld, zodat artikel 63 van het Wetboek van strafrecht van toepassing is.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van het merendeel van de feiten op de dagvaardingen. Zij houdt hier in strafverminderende zin rekening mee.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Alles afwegende vindt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar, in dit geval passend. De rechtbank vindt dat de opname in de kliniek minimaal zes maanden moet duren. Indien de behandeling voor de verslaving eerder is afgerond kan in de kliniek verdere diagnostiek plaatsvinden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57, 63, 225, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3, in zaak B onder 1 en 2 en in zaak C ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:
Feit 1 en 3:
Voorgezette handeling van:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals/vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Zaak B:
Feiten 1 en 2: Diefstal, meermalen gepleegd.
Zaak C:
Diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Geeft aan reclassering Inforsa de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd melden bij reclassering Inforsa en moet zich gedurende de proeftijd blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelde moet zich gedurende minimaal 6 maanden van de proeftijd laten opnemen in de kliniek van Novadic-Kentron, forensische verslavingsafdeling in Vught, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Veroordeelde moet zich vervolgens gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling stellen van een nog door de reclassering aan te wijzen ambulante behandelinstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. Deze behandelinstelling zal verdachte behandelen op basis van de diagnose die zal worden gesteld na het afronden van de behandeling in de verslavingskliniek.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en A.A. Fase, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2020.