ECLI:NL:RBAMS:2020:5192

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
13/024501-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van taxichauffeur voor oplichting van buitenlandse reizigers

Op 29 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man, die als taxichauffeur buitenlandse reizigers oplichtte. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten van oplichting en pogingen daartoe, gepleegd in de periode van april tot juli 2016. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting van twee slachtoffers en pogingen tot oplichting van twee andere slachtoffers. De verdachte bood taxiritten aan, maar vroeg bij aankomst veel hogere bedragen dan vooraf was afgesproken. Bij een van de slachtoffers, [slachtoffer 2], werd zelfs een bedrag van 3.700 euro afgeschreven van zijn creditcard, terwijl de normale prijs voor de rit slechts 123 euro zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen de indruk wekte een betrouwbare taxichauffeur te zijn, terwijl hij in werkelijkheid op bedrieglijke wijze te werk ging. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, samen met een taakstraf van 90 uur. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van een van de feiten, omdat dit feit onder een andere kwalificatie was ten laste gelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die vaak niet bekend zijn met de Nederlandse taxiregels.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/024501-17 (Promis)
Datum uitspraak: 29 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Kerkhoff en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B. Hartman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:oplichting van [slachtoffer 1] op 8 juli 2016;
Feit 2:oplichting van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op 3 april 2016
Feit 3:poging tot oplichting van [slachtoffer 4] op 5 juni 2016;
Feit 4:poging tot oplichting van [slachtoffer 5] op 3 juli 2016;
Feit 5:diefstal van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op 3 april 2016.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van feit 2 en feit 5 innerlijk tegenstrijdig is en dat de dagvaarding ten aanzien van die feiten nietig moet worden verklaard. Hetzelfde feitencomplex is enerzijds onder 2 als oplichting ten laste gelegd en onder 5 als diefstal. Dit verhoudt zich niet tot elkaar. Het is op basis van de dagvaarding onvoldoende duidelijk voor verdachte waartegen hij zich moet verdedigen.
De rechtbank constateert dat hetzelfde feitencomplex onder twee verschillende kwalificaties ten laste is gelegd. De rechtbank meent dat het Openbaar Ministerie de twee verschillende kwalificaties als een primair en subsidiair feit ten laste had moeten leggen. Hoewel de onderhavige tenlastelegging verkeerd is, levert dit geen nietige dagvaarding op omdat het duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen, het onderliggende feitencomplex is immers hetzelfde.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feiten 1 tot en met 4 kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 5 meent zij dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is, nu feit 2 en feit 5 niet tezamen ten laste gelegd hadden kunnen worden en feit 2 al bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het verhoor van verdachte van 10 juli 2016 met terughoudendheid te lezen. Daarin staat een aantal opvallendheden die geïnterpreteerd kunnen worden als verkapte bekentenissen. Uit de verhoren van 8 en 9 juli 2016 komt duidelijk naar voren dat verdachte zichzelf niet herkent in de beeldvorming die over hem is ontstaan. Ten aanzien van feit 2 en 3 geldt dat het tenlastegelegde medeplegen niet kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 5 geldt dat verdachte bij zijn verhoor kenbaar heeft gemaakt dat zijn betaalapparaat mogelijk een storing had. Verdachte betwist in ieder geval dat het bedrag van 3.700 euro op zijn rekening is terechtgekomen. Er is dan ook geen sprake van een voltooid delict. Als een dergelijk bedrag is ingevoerd, is dat mogelijk het gevolg van een storing van het apparaat, maar verdachte heeft niet bewust gehandeld. Het oogmerk op wederrechtelijke toeëigening ontbreekt dus. Verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Feit 1 Oplichting van [slachtoffer 1]
Verbalisanten hadden op 8 juli 2016 ‘taxidienst’, wat inhoudt dat zij de opdracht hebben om oplichters in beeld te krijgen, meestal chauffeurs die vanaf Schiphol met de taxi mensen vervoeren. Zij zagen een Mercedes Viano (kenteken [kenteken] ) rijden die ambtshalve bekend is omdat deze mogelijk betrokken is bij eerdere oplichtingen. De verbalisanten volgden het voertuig naar de eindbestemming op de Eerste Constantijn Huygensstraat. De verbalisanten hebben aan de passagier, naar later bleek aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), gevraagd hoeveel hij heeft betaald voor de rit. Hij verklaarde dat hij 200 euro heeft betaald voor de rit van Schiphol naar zijn eindbestemming. De verbalisanten vertelden dat deze rit maximaal 40 tot 50 euro had mogen kosten en raadden [slachtoffer 1] aan aangifte te doen. De chauffeur wordt aangehouden en dit blijkt verdachte te zijn. [2]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van het voorval op 8 juli 2016. [slachtoffer 1] was aangekomen op Schiphol, waar een man met een geel hesje, die duidelijk een taxichauffeur was, hem een taxi aanbood. Deze taxichauffeur bleek later verdachte te zijn. [slachtoffer 1] ging op dat aanbod in en vertelde verdachte dat hij naar een hotel op de Overtoom te Amsterdam moest. Terwijl [slachtoffer 1] in de taxi zat, vroeg hij verdachte hoeveel hij moest betalen. Verdachte zei 95 euro. Toen [slachtoffer 1] verdachte twee briefjes van 50 euro gaf, zei verdachte dat het 195 euro moest zijn. [slachtoffer 1] vroeg waarom het zo duur was, waarop verdachte antwoordde dat er luchthavenbelasting op de rit zat. Verdachte liet daarbij een apparaat zien dat leek op een taximeter waarop 195 euro stond. [slachtoffer 1] heeft vervolgens 200 euro betaald en geen wisselgeld teruggekregen. [3]
Feit 2 en 5 Oplichting en diefstal van [slachtoffer 2]
Aangever [slachtoffer 2] werd op 3 april 2016 in de aankomsthal van Schiphol aangesproken door een man die vroeg of hij een taxi wilde. [slachtoffer 2] is daarop ingegaan en meegelopen met de man naar de taxi. Er zaten een bestuurder en een bijrijder in de taxi. De man die [slachtoffer 2] had aangesproken, liep weer weg toen zij bij de taxi aankwamen. [slachtoffer 2] had met de man die hem had aangesproken, afgesproken dat hij ongeveer 100 euro zou betalen voor de rit van Schiphol naar Woerden. Toen de taxi bij het hotel van [slachtoffer 2] arriveerde, liet de bestuurder een soort GPS systeem zien met daarop een ritprijs van 777,35 euro. De bestuurder zei dat [slachtoffer 2] moest betalen, waarop [slachtoffer 2] aangaf dat het teveel was. Uiteindelijk is [slachtoffer 2] met de bestuurder overeengekomen dat hij 100 euro zou betalen. De bestuurder gaf [slachtoffer 2] een pinapparaat waarop hij kon pinnen met zijn creditcard. [slachtoffer 2] zag een bedrag van 100 euro op het apparaat staan. De transactie was niet goed gegaan volgens de bestuurder, dus de transactie moest opnieuw. Dat moest zeker 10 keer. De werkgever van [slachtoffer 2] ( [naam werkgever] ) heeft later een mail gekregen van [naam hoofdkantoor] dat er 3.700 euro van de creditcard van [slachtoffer 2] was afgeschreven, zevenmaal 100 euro en driemaal 1.000 euro. Achter één van de afschrijvingen stond dat dit bedrag was betaald aan [naam taxibedrijf] . Die creditcard van [slachtoffer 2] is van [naam hoofdkantoor] . [4]
Uit de boordcomputer van de taxi van verdachte is gebleken dat verdachte op 3 april 2016 een rit heeft uitgevoerd tussen Schiphol en Woerden, waarvan de ritprijs 3.700 euro was. [5] Een normale prijs voor deze rit zou 123 euro zijn. [6]
Feit 3 Poging tot oplichting van [slachtoffer 4]
Aangeefster [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) kwam op 5 juni 2016 aan op Schiphol en wilde met een taxi naar huis in [woonplaats slachtoffer 4] . Buiten de aankomsthal werd [slachtoffer 4] aangesproken door een man met een oranje vest. De man vroeg [slachtoffer 4] of zij een taxicoupon wilde kopen. [slachtoffer 4] vroeg aan de man wat de prijs zou zijn, waarop hij antwoordde dat de prijs via de meter ging. Een stukje verder stapte er een man als bijrijder in. Bij aankomst op haar bestemming zag [slachtoffer 4] dat de ritprijs 158 euro bedroeg. Vervolgens drukte de chauffeur op een knopje waardoor de meter versprong en 258 euro aangaf. [slachtoffer 4] zei dat dat niet klopte. De chauffeur legde uit dat het luchthavenbelasting was. [slachtoffer 4] wilde niet betalen. De chauffeur zei dat [slachtoffer 4] moest betalen, anders mocht ze de taxi niet uit. [slachtoffer 4] heeft vervolgens 160 euro betaald, want op de meter stond een bedrag van 158 euro en bovendien had zij zelf op google gezien dat een rit van Schiphol naar [woonplaats slachtoffer 4] maximaal 160 euro kost. [slachtoffer 4] wilde naar buiten, maar de deur zat op slot en de bijrijder stond bij haar deur. Zij moest de rest ook betalen van de chauffeur. [slachtoffer 4] kreeg vervolgens een handgeschreven bonnetje van 280 euro omdat ze ook nog een fooi moest betalen. Zij heeft vervolgens gezegd dat de chauffeur nu wel genoeg had gekregen. De bijrijder ging weg van de deur en [slachtoffer 4] mocht uitstappen. [slachtoffer 4] heeft een foto gemaakt van de chauffeur en de bijrijder. [7] De chauffeur is door verbalisanten herkend als verdachte. [8]
Feit 4 Poging tot oplichting van [slachtoffer 5]
Aangeefster [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) wilde op 3 juli 2016 omstreeks 19:10 uur vanaf Schiphol een taxi nemen naar Aalsmeer. Buiten werd zij aangesproken door een man die haar een taxi aanbood. Hij droeg een oranje hesje met daarop de tekst ‘official taxi’. De man zei tegen [slachtoffer 5] dat het te druk was en dat zij beter kon omlopen met een collega. Op een gegeven moment kwam de eerste man weer terug en was de collega ineens verdwenen. Zij liep mee met de eerste man naar de taxi. [slachtoffer 5] zei dat zij naar Aalsmeer moest. De man zei dat het 10 minuten zou duren en 30 euro zou kosten. Op een gegeven moment stapte de collega ook in aan de bijrijderskant. Bij het hotel aangekomen kon [slachtoffer 5] de taxi niet uit omdat de deur op slot zat. Na de vijfde keer vragen werd de deur opengedaan. [slachtoffer 5] is toen direct de taxi uit gesprongen en heeft haar koffers vastgepakt. De twee mannen kwamen erg dicht voor haar staan. Beide mannen zeiden dat [slachtoffer 5] 98 euro moest betalen. Na een discussie en een handgemeen zijn de mannen in de taxi gestapt en weggereden. [9]
Op de camerabeelden van 3 juli 2016 van het Plaza Shopping Center op Schiphol is omstreeks 19:28 uur te zien dat een persoon, door verbalisant [naam verbalisant 1] herkend als [naam 1] [10] , contact maakt met [slachtoffer 5] . Om 19:29 uur is [naam 1] aan het bellen. Aan de buitenzijde van het Plaza Shopping Center is op dat moment verdachte te zien, die een oranje hesje draagt en ook aan het bellen is. Om 19:30 uur gaat verdachte in gesprek met personeel van [naam beveiligingskantoor] , volgens verbalisanten mogelijk ter afleiding. Op dat moment komen [naam 1] en [slachtoffer 5] door de draaideur naar buiten, waar verdachte een aantal meter verderop staat in gesprek met personeel van [naam beveiligingskantoor] . Vervolgens draait verdachte naar [slachtoffer 5] toe en maakt contact met haar en verwijst haar naar [naam 1] . Hierna rent verdachte achter [slachtoffer 5] aan. [11]
4.3.2
Het oordeel van de rechtbank
Het oordeel ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte telkens contact heeft gezocht met aangevers en zich daarbij heeft voorgedaan als betrouwbare taxichauffeur door een speciaal hesje te dragen en hen een taxirit aan te bieden. In het geval van aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] had verdachte vooraf of tijdens de rit een prijs afgesproken, maar moesten aangevers bij aankomst een veel hoger bedrag betalen dan was afgesproken en ook een veel hoger bedrag dan gebruikelijk is voor een dergelijke rit. Bij aangever [slachtoffer 2] heeft verdachte doen voorkomen of creditcard transacties niet lukten waardoor een aantal keren achter elkaar een bedrag is afgeschreven zonder dat aangever dat door had. Bij aangeefster [slachtoffer 4] werd op de taximeter gereden, maar bij aankomst schoot de ritprijs met 100 euro omhoog, volgens verdachte vanwege luchthavenbelasting. Bij [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] werden de deuren op slot gedaan waardoor zij niet kon uitstappen. Door op deze bedrieglijke wijze te handelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte de valse hoedanigheid van een betrouwbare taxichauffeur heeft aangenomen en aangevers heeft bewogen of getracht te bewegen tot afgifte van bewezenverklaarde geldbedragen. De rechtbank acht dan ook op grond van voornoemde feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte zich ten aanzien van feit 1 tot en met feit 4 schuldig heeft gemaakt aan (poging) tot oplichting van de betreffende aangevers.
Medeplegen
De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen ten aanzien van feit 2 niet bewezen. Er was weliswaar een bijrijder aanwezig maar op basis van het dossier is niet gebleken dat de bijrijder enige bijdrage heeft geleverd aan de oplichting.
Ten aanzien van feit 3 acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen wel bewezen. Verdachte probeerde [slachtoffer 4] meer te laten betalen dan was afgesproken. Toen [slachtoffer 4] naar buiten wilde zat de deur op slot en stond de bijrijder bij haar deur, kennelijk om te beletten dat [slachtoffer 4] weg zou gaan. Pas toen duidelijk werd dat [slachtoffer 4] niet méér ging betalen, ging de bijrijder weg bij haar deur en mocht zij uitstappen. Er was dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de bijrijder in de poging [slachtoffer 4] te dwingen tot afgifte van een hoger geldbedrag.
Ook ten aanzien van feit 4 acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen. Zowel verdachte als [naam 1] hebben contact gehad met aangeefster [slachtoffer 5] om haar een taxirit aan te bieden. Bij aankomst kwamen beide mannen dicht op [slachtoffer 5] staan en zeiden beiden dat zij een hoger bedrag moest betalen dan was afgesproken. Ook hier was dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 1] in de poging [slachtoffer 5] te bewegen tot afgifte van een hoger geldbedrag.
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Nu hetzelfde feitencomplex onder feit 2 ten laste is gelegd als oplichting en onder feit 5 als diefstal en de rechtbank tot bewezenverklaring van feit 2 komt, zal de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van feit 5.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 8 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van 200,-- euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - valselijk en listiglijk en bedrieglijk
- contact gezocht met voornoemde [slachtoffer 1] en zich aan voornoemde [slachtoffer 1] voorgesteld en voorgedaan als betrouwbare taxichauffeur en
- een hesje gedragen en
- voornoemde [slachtoffer 1] een (taxi)rit aangeboden van de luchthaven Schiphol naar Amsterdam en
- voornoemde [slachtoffer 1] laten plaatsnemen in een taxi en
- voornoemde [slachtoffer 1] vervoerd naar Amsterdam en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] eerst gezegd dat de (taxi)rit 95,-- euro was terwijl de (taxi)rit officieel ongeveer 50,-- euro zou moeten kosten en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat de taxirit 195,-- euro was en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat er luchthavenbelasting op deze (taxi)rit zat en
- voornoemde [slachtoffer 1] een soort taximeter getoond waarop het bedrag van 195,-- euro stond, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
op 3 april 2016 te Woerden en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte tot 3.700,- euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk,
- contact gezocht met voornoemde [slachtoffer 2] en voornoemde [slachtoffer 2] aangesproken en
- voornoemde [slachtoffer 2] een (taxi)rit aangeboden van de luchthaven Schiphol naar Woerden en
- voornoemde [slachtoffer 2] laten plaatsnemen in een taxi en
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] gezegd dat de taxirit ongeveer 30 tot 50 minuten zou duren en
- met voornoemde [slachtoffer 2] afgesproken dat de rit naar Woerden ongeveer 100,-- euro zou kosten en
- met voornoemde [slachtoffer 2] rondjes gereden in Woerden en
- voornoemde [slachtoffer 2] een soort GPS systeem (teller) getoond en/of laten zien waarop 777,35 euro stond vermeld en
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] gezegd dat hij het getoonde bedrag moest betalen en
- met voornoemde [slachtoffer 2] onderhandeld over de prijs en
- met voornoemde [slachtoffer 2] uiteindelijk afgesproken dat voornoemde [slachtoffer 2] 100,-- euro zou betalen en
- voornoemde [slachtoffer 2] een pinautomaat, althans een soortgelijk voorwerp, gegeven en
- voornoemde [slachtoffer 2] een creditcard in die pinautomaat laten doen (om te betalen) en
- meermalen de bedragen op/in die pinautomaat aangepast en veranderd en
- meermalen tegen voornoemde [slachtoffer 2] gezegd dat de betaling niet goed was gegaan waardoor voornoemde [slachtoffer 2] opnieuw de creditcard in die pinautomaat gedaan (om opnieuw te betalen) en
- voornoemde [slachtoffer 2] een kwitantie gegeven voor 150,-- euro
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
op 5 juni 2016 te 's-Gravenhage en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [slachtoffer 4] te bewegen tot de afgifte van 258,-- euro, met dat oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk
- voornoemde [slachtoffer 4] heeft aangesproken en zich heeft voorgedaan als betrouwbare taxichauffeur en
- een oranje vest heeft gedragen en
- tegen voornoemde [slachtoffer 4] heeft gezegd en medegedeeld dat in de aankomsthal een taxicoupon kon worden gehaald en
- voornoemde [slachtoffer 4] heeft medegedeeld dat de prijs van de rit via de meter ging en
- voornoemde [slachtoffer 4] heeft laten plaatsnemen in een taxi en
- voornoemde [slachtoffer 4] heeft vervoerd met de taxi naar 's-Gravenhage en
- op een knop heeft gedrukt van de taximeter waardoor de meter versprong van 158,-- euro naar 258,-- euro en
- tegen voornoemde [slachtoffer 4] heeft gezegd dat het te maken heeft met de luchthavenbelasting en
- tegen voornoemde [slachtoffer 4] heeft gezegd dat het bedrag moest worden betaald anders mocht zij de taxi niet verlaten en
- voornoemde [slachtoffer 4] een kwitantie/bonnetje met het bedrag van 280,-- euro heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op 3 juli 2016 te Aalsmeer en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [slachtoffer 5] te bewegen tot de afgifte van 98, euro, met dat oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk met zijn mededader
- voornoemde [slachtoffer 5] heeft aangesproken en
- contact heeft gezocht en gemaakt met [slachtoffer 5] en
- zich heeft voorgesteld en voorgedaan als betrouwbare taxichauffeur en
- een oranje hesje met de tekst, Official taxi heeft gedragen en
- een taxi heeft aangeboden
- tegen voornoemde [slachtoffer 5] heeft gezegd (in de Engelse taal) dat de rit naar Aalsmeer ongeveer 30,- euro ging kosten en
- voornoemde [slachtoffer 5] heeft laten plaatsnemen in de taxi en
- voornoemde [slachtoffer 5] heeft vervoerd naar Aalsmeer en
- de deuren van de taxi op slot heeft gedaan en
- tegen voornoemde [slachtoffer 5] heeft gezegd dat zij 98,- euro moest betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met aftrek van voorarrest, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen, en een geldboete van € 1.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 dagen.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Gelet op de jurisprudentie zou een korting in de op te leggen straf van 10% aan de orde zijn. Daarnaast is verzocht om rekening te houden met de persoon van verdachte. Hij heeft drie of vier dagen vastgezeten, hetgeen veel indruk maakt op iemand die nog niet eerder heeft vastgezeten. Ook is het buitengewoon belastend voor verdachte geweest dat hij al vier jaar lang wacht op duidelijkheid. Deze zaak is boven het hoofd van verdachte blijven hangen, terwijl hij probeerde verder te gaan met zijn leven. Verdachte werkt op dit moment fulltime. Indien de rechtbank tot bewezenverklaring komt, wordt verzocht de strafeis te matigen en een eventuele geldboete in termijnen op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee oplichtingen en twee pogingen daartoe in een periode van circa drie maanden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij daarbij, al dan niet met een mededader, juist buitenlandse reizigers heeft bedrogen en benadeeld of heeft gepoogd dat te doen. Naast de financiële schade en de overlast die dat met zich brengt, heeft het bewezenverklaarde voor deze slachtoffers een schaduw geworpen op hun verblijf in Nederland. De rechtbank acht het kwalijk dat verdachte en zijn mededader het op buitenlandse reizigers gemunt hadden, nu die een relatief gemakkelijke prooi vormen omdat zij de Nederlandse taal niet machtig zijn en niet bekend zijn met de Nederlandse gang van zaken. Verdachte heeft door zijn handelen afbreuk gedaan aan het imago van Nederland in het algemeen en taxichauffeurs in het bijzonder.
Redelijke termijn
In beginsel moet een zaak binnen twee jaar worden afgedaan door de rechter. De termijn gaat lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat hij vervolgd zal worden. In dit geval is dat de datum dat verdachte in verzekering is gesteld, 8 juli 2016. Omdat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden, had de behandeling van de zaak vóór 8 juli 2018 afgerond moeten zijn. De rechtbank doet echter pas op 29 oktober 2020 uitspraak. De redelijke termijn is daarmee met ruim 2 jaar en 3 maanden overschreden. Deze forse overschrijding, zonder dat daarvoor een duidelijk aanwijsbare reden bestaat, moet een matiging van de op te leggen straf tot gevolg hebben.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 september 2020. Hieruit blijkt dat verdachte is veroordeeld voor diverse overtredingen van taxiregels.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 19 maart 2020. Daaruit volgt dat er geen delict analyse kan worden gemaakt vanwege de ontkennende houding van verdachte. Hij heeft verklaard dat hij zal meewerken, maar het ontbreekt hem aan intrinsieke motivatie voor gedragsverandering. Mede daarom wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op de fraude oriëntatiepunten die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. Bij een benadelingsbedrag tot € 10.000,- geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 1 week tot 2 maanden.
Gelet op de ernst van de feiten, het systematische karakter daarvan en het feit dat verdachte geen enkel besef toont in de kwalijkheid van zijn handelen, acht de rechtbank het passend om de bovenkant van het oriëntatiepunt als uitgangspunt te nemen. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank echter voor een andere strafmodaliteit kiezen. De rechtbank zal daarbij tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur opleggen. Alles overwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 90 uur opleggen.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. EUR 195.45 (Omschrijving: 5217024)
2. 14,66 EUR 14.66 (Omschrijving: 5220433)
3. 423,5 EUR 423.5 (Omschrijving: 5217062)
4. Munteenheid 102.97 (Omschrijving: 5217067; 120 USD tegenwaarden € 102,97)
5. 1 STK Kleding (Omschrijving: 5220857, merk: Hesje v Taxi Service)
6. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 5217136)
7. 1 STK USB-stick (memorykaart) (Omschrijving: 5220690)
8. 1 STK Navigator (Omschrijving: 4909258, merk: tomtom xxl)
9. 1 STK GSM (Omschrijving: 5217066, merk: apple)
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
het hesje (voorwerp 5) en de verdovende middelen (voorwerp 6), worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met het hesje het bewezengeachte is begaan en de verdovende middelen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave aan de rechthebbende
Omdat de overige inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen niet in enige relatie staan tot de bewezenverklaarde feiten, dienen deze voorwerpen aan verdachte te worden teruggegeven. De rechtbank merkt daarbij ten aanzien van voorwerp nummer 1 in het bijzonder op dat hiervan geen relatie blijkt met het onder 1 bewezengeachte, nu aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard met briefjes van 50 euro te hebben verklaard en het geldbedrag onder voorwerp nummer 1 niet bestaat uit enig briefje van 50 euro.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 150,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, omdat niet is gebleken dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De rit van [slachtoffer 4] ging via de taximeter, die in eerste instantie een bedrag van € 158,- aangaf. Uit haar eigen verklaring blijkt ook dat de betreffende rit volgens Google maximaal € 160,- zou zijn. Niet is gebleken dat [slachtoffer 4] meer heeft betaald dan € 158,-.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Oplichting, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3 en feit 4:
Poging tot oplichting, meermalen gepleegd
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder feit 5 tenlastegelegde.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) weken.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
90 (negentig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
45 (vijfenveertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
2 (twee) urenper dag.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
5. 1 STK Kleding (Omschrijving: 5220857, merk: Hesje v Taxi Service)
6. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 5217136)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. EUR 195.45 (Omschrijving: 5217024)
2. 14,66 EUR 14.66 (Omschrijving: 5220433)
3. 423,5 EUR 423.5 (Omschrijving: 5217062)
4. Munteenheid 102.97 (Omschrijving: 5217067; 120 USD tegenwaarden € 102,97)
7. 1 STK USB-stick (memorykaart) (Omschrijving: 5220690)
8. 1 STK Navigator (Omschrijving: 4909258, merk: tomtom xxl)
9. 1 STK GSM (Omschrijving: 5217066, merk: apple)
Wijst de vordering van [slachtoffer 4] af.
Verwijst [slachtoffer 4] in de proceskosten tot aan de uitspraak aan de zijde van verdachte begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Pünt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2020.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p.11-13 en p. 22
3.p. 6-10
4.p. 177-183
5.p. 80
6.p. 65
7.p. 207-210
8.p. 214
9.p. 251-255
10.p. 256
11.p. 260-266