ECLI:NL:RBAMS:2020:519

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
13-011681-29
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door negeren van rood verkeerslicht

Op 1 februari 2018 vond in Amsterdam een verkeersongeval plaats waarbij een bestelbus en een motor betrokken waren. De bestuurder van de bestelbus, verdachte, negeerde een rood verkeerslicht en verleende geen voorrang aan de motorrijder, die met hoge snelheid naderde. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de motorrijder, die onder andere een gebroken bekken en schedelbasisfractuur opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig had gedragen door niet te stoppen voor het rode licht en niet te letten op het naderend verkeer. De officier van justitie eiste een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, terwijl de verdediging pleitte voor milderende omstandigheden. De rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 150 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer, die blijvend invalide is en afhankelijk van anderen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-011681-19
Datum uitspraak: 29 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. de Vos, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is
primairten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto (bestelbus), daarmee rijdende over de Basisweg, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken bekken, gebroken oogkassen, een schedelbasisfractuur, een gebroken elleboog en/of interne bloedingen, werd toegebracht, in elk geval zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Basisweg, komende uit de richting van de Transformatorweg, en
gaande in de richting van de Rijksweg A10,
verdachte is niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het in zijn verkeer gelend
rood uitstralend verkeerslicht,
verdachte is (vervolgens), het kruisingsvlak van de Basisweg overgestoken,
verdachte heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat dat kruisingsvlak vrij was van enig
(kruisend) verkeer,
verdachte heeft (vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, een voor hem van rechts komende bestuurder, te weten
de bestuurder van een Motor, genaamd [slachtoffer] , geen voorrang verleend, althans niet voor laten
gaan en/of heeft verdachte (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of
is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor die [slachtoffer] ,
verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en en/of aangebotst, althans in botsing gekomen met die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, is ontstaan.
Subsidiair:
hij op of omstreeks 1 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto (bestelbus), daarmee rijdende over de Basisweg, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Basisweg, komende uit de richting van de Transformatorweg, en
gaande in de richting van de Rijksweg A10,
verdachte is niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het in zijn verkeer gelend
rood uitstralend verkeerslicht,
verdachte is (vervolgens), het kruisingsvlak van de Basisweg overgestoken,
verdachte heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat dat kruisingsvlak vrij was van enig
(kruisend) verkeer,
verdachte heeft (vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, een voor hem van rechts komende bestuurder, te weten
de bestuurder van een Motor, genaamd [slachtoffer] , geen voorrang verleend, althans niet voor laten
gaan en/of heeft verdachte (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of
is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor die [slachtoffer] ,
verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en en/of aangebotst, althans in
botsing gekomen met die [slachtoffer] .

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 1 februari 2018 heeft in Amsterdam op het kruisingsvlak van de Basisweg met de toerit naar de A10 een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een bestelbus met aanhanger en een motor waren betrokken. Verdachte was de bestuurder van de bestelbus en stak de Basisweg over, in de richting van de toerit naar de A10. Het slachtoffer, [slachtoffer] , was de bestuurder van de motor en reed rechtdoor op de Basisweg in de richting van de Transformatorweg. [slachtoffer] is op het kruisingsvlak tegen de rechterkant van de bestelbus van verdachte aangereden en heeft als gevolg van dit ongeval blijvend zwaar lichamelijk letsel en mentale beperkingen opgelopen.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde bewezen. Volgens hem was er bij verdachte sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Het verkeer op de bewuste kruising was zo geregeld dat wanneer het verkeerslicht voor de verdachte op rood sprong, het verkeer van rechts, de rijrichting van de bestuurder van de motor, groen licht kreeg. Verdachte is door rood licht gereden en hij heeft vervolgens niet naar rechts gekeken op het moment dat hij de kruising is opgereden. Kort daarna is de motor van slachtoffer [slachtoffer] tegen de zijkant van de bestelbus van verdachte aangereden, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar haar pleitnotities, naar voren gebracht dat, hoewel verdachte in zijn beleving met het verkeer is meegereden en door groen licht is gereden, uit de camerabeelden en de (aanvullende) bevindingen van de politie het beeld naar voren is gekomen dat verdachte waarschijnlijk de verkeerslichten is gepasseerd toen het licht in de laatste seconde(n) oranje was en mogelijk net rood werd of net rood was. De verdachte beseft dat hij een fout heeft gemaakt als hij door rood licht is gereden en daarvoor neemt hij alle verantwoordelijkheid.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Uit zowel de verklaring van verdachte als de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is voldoende duidelijk geworden dat verdachte op 1 februari 2018 te Amsterdam als bestuurder van zijn oranje bestelbus met aanhanger, komende uit de richting van de Transformatorweg, onder de autosnelweg A10 door reed, linksaf sloeg en daarna rechtdoor de Basisweg over wilde steken naar de toerit S102 van de A10. Het was op dat moment erg druk op de weg en het verkeer stond muurvast, omdat de Coentunnel was afgesloten. [2] Verdachte heeft op de zitting van 15 januari 2020 verklaard dat hij langzaam met een groene golf is meegereden met het verkeer en dat hij de kruising wilde oversteken. [3]
Op het weggedeelte waar verdachte reed, bestaat de weg uit twee rijbanen voor rechtdoor en één baan voor linksaf. Op de linker rijbaan van de twee rijbanen voor rechtdoor, achter de bestelbus van verdachte, reed de getuige [getuige 1] in een Volkswagen Polo. Op de rechter rijbaan van de twee rijbanen voor rechtdoor, rechts naast de bestelbus van verdachte, reed de getuige [getuige 2] in een vrachtwagen. [4] [getuige 2] heeft verklaard dat hij stond te wachten voor het rode verkeerslicht. Hij zag dat de bestelbus van verdachte het rode verkeerslicht negeerde en door rood licht reed op het moment dat het verkeer van rechts begon op te rijden. [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat de vrachtwagen die rechts voor hem reed stopte, dat hij – bij gebrek aan eigen zicht op het verkeerslicht – daaruit concludeerde dat het verkeerslicht op oranje of rood zou staan, en dat hij zag dat de oranje bestelbus langzaam doorreed en de vrachtwagen aan diens linkerzijde passeerde. Omdat de bestelbus doorreed, kon [getuige 1] zelf doorrijden tot aan de stopstreep. Bij het verkeerslicht aangekomen zag hij dat het verkeerslicht op rood stond. Ook getuige [getuige 1] zag dat het van rechts komende verkeer aan het optrekken was en zag vervolgens het ongeluk gebeuren. De van rechts komende motorrijder reed volgens [getuige 1] met een flinke snelheid tegen de bestelbus van verdachte aan.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de getuigen worden ondersteund door de omschrijving van de camerabeelden [5] en de bevindingen met betrekking tot de verkeersregelinstallatie ter plaatse. [6] Uit het fasediagram, zoals weergegeven in het aanvullend proces-verbaal “Onderzoek plaats ongeval” van 9 juni 2019, blijkt dat de verkeerslichten voor de verdachte en de motorrijder nooit op hetzelfde moment groen licht kunnen uitstralen. Op het moment dat het verkeerslicht voor de rijrichting van verdachte op rood staat, is de ontruimingstijd voor de rijrichting van de motorrijder nul seconden, plus drie seconden geeltijd. Dat tijdsbestek is volgens de wegbeheerder, mede gelet op de afstand tussen de verkeerslichten en het conflictvak, voldoende om het kruisingsvlak vrij te maken van verkeer.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals primair ten laste is gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Iedere verkeersdeelnemer heeft naar het oordeel van de rechtbank de plicht om te reageren op zich aandienende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de aanwezigheid van ander verkeer waaraan voorrang moet worden verleend. Verdachte is, terwijl er op dat moment sprake was van een drukke verkeerssituatie met langzaam rijdend en stilstaand verkeer, door rood licht gereden. Verdachte heeft niet gekeken of er verkeer van rechts aankwam en is met zijn bestelbus met aanhanger het kruisingsvlak met de Basisweg opgereden zonder voorrang te verlenen aan de motorrijder die op dat moment voor hem, de verdachte, vanaf rechts de kruising op kwam rijden. De motorrijder is hierbij met een flinke snelheid tegen de rechter achterzijde van de bestelbus van de verdachte gebotst, als gevolg waarvan de motorrijder zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Uit de medische verklaringen [7] blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer] naast interne bloedingen, meerdere fracturen heeft opgelopen aan zijn bekken, oogkassen, elleboog en schedelbasis. Uit de verklaring van het slachtoffer, die in het kader van het spreekrecht op de zitting is voorgelezen, blijkt dat hij vier maanden in het ziekenhuis heeft gelegen en al vele operaties heeft ondergaan. Het slachtoffer is gedeeltelijk blind en blijvend invalide en hij is vanwege zijn beperkingen afhankelijk van anderen.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte, ten aanzien van het primair ten laste gelegde,
op 1 februari 2018 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bestelbus, daarmee rijdende over de Basisweg, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken bekken, gebroken oogkassen, een schedelbasisfractuur, een gebroken elleboog en interne bloedingen, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Basisweg, komende uit de richting van de Transformatorweg, en
gaande in de richting van de Rijksweg A10, verdachte is niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en voor zijn verkeer geldend rood uitstralend verkeerslicht, verdachte is vervolgens het kruisingsvlak van de Basisweg opgereden,
verdachte heeft zich daarbij niet voldoende vergewist en is zich er niet tijdig en voldoende van blijven vergewissen dat dat kruisingsvlak vrij was van enig kruisend verkeer,
verdachte heeft vervolgens in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, een voor hem van rechts komende bestuurder, te weten
de bestuurder van een motor, genaamd [slachtoffer] , geen voorrang verleend,
verdachte is vervolgens in botsing gekomen met voornoemde [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit en de verdachte

5.1.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
5.2.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straffen

6.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar haar pleitnotities, verzocht bij het opleggen van de straf rekening te houden met de snelheid waarmee de motorrijder is opgetrokken. Verder heeft zij naar voren gebracht dat verdachte voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn rijbewijs, met welke omstandigheid de officier van justitie ook al rekening heeft gehouden in zijn eis.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straffen laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkeersongeval. Hij heeft een rood verkeerslicht genegeerd en heeft niet gelet op ander mogelijk naderend verkeer. Door zo te handelen heeft verdachte geen voorrang verleend aan het slachtoffer, als gevolg waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de rijstijl van het slachtoffer heeft bijgedragen aan de ernst van het verkeersongeval, maar als verdachte zich anders had gedragen dat had het ongeval niet plaatsgevonden.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft ter zitting het spreekrecht uitgeoefend door zijn gemachtigde een verklaring te laten voorlezen. Hij heeft daarin op een invoelbare wijze naar voren gebracht welke grote gevolgen het ongeval voor zijn leven heeft, op alle vlakken. Het slachtoffer is blijvend invalide, gedeeltelijk blind en kan niet meer werken. Ook zijn sociale leven is totaal veranderd.
Bij het bepalen van de straffen heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van zwaar lichamelijk letsel, houden deze oriëntatiepunten als uitgangspunt in een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank heeft daarnaast vastgesteld dat verdachte geen strafblad heeft en dat er inmiddels bijna twee jaar zijn verstreken sinds het verkeersongeval. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte voor het kunnen uitoefenen van zijn werk, en daarmee het hebben van een inkomen, afhankelijk is van zijn rijbewijs. Om die reden zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke rijontzegging opleggen en tegelijkertijd een wat hogere taakstraf dan gebruikelijk opleggen.
De rechtbank acht, dit alles afwegende, de eis van de officier van justitie passend en geboden. De voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen dient er toe verdachte ervan te doordringen voorzichtig en oplettend te zijn in het verkeer.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen, 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
75 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 maanden. Beveelt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 jaarvast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2020.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 25 juni 2018 (p. 1-8).
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 januari 2020.
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] van 4 juli 2019, van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2019 (p. 43-44).
6.Proces-verbaal “Onderzoek plaats ongeval” van 9 juni 2019 (ongenummerd).
7.Geschriften, te weten een aanvraagformulier medische indicatie ten name van [slachtoffer] , opgemaakt door [naam 1] (p. 24); een brief van [naam 2] , fysiotherapeut VUmc van 25 april 2018 (p. 25 ev); de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] , overgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2020.