ECLI:NL:RBAMS:2020:5185
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding op verzoek ex artikel 530 Sv na beëindiging strafzaak
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 29 september 2020, is het verzoek van de verzoeker om een schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering toegewezen. De verzoeker, geboren in 1982, had een verzoekschrift ingediend voor een vergoeding van € 808,04 voor de kosten van zijn raadsvrouw en € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 30 april 2015 was aangehouden op verdenking van Opiumwetdelicten, maar dat de strafzaak op 22 februari 2019 onvoorwaardelijk was geseponeerd. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen, ondanks het verzet van het Openbaar Ministerie, dat stelde dat de zaak bewijsbaar was en dat de verzoeker redelijkerwijs niet in aanmerking kwam voor vergoeding. De rechtbank vond dat de kosten van rechtsbijstand niet voor risico van de verzoeker dienden te blijven, vooral omdat hij de bevindingen van de politie betwistte. De rechtbank kende de gevraagde vergoedingen toe, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter mr. L. Dolfing, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose.