ECLI:NL:RBAMS:2020:5164

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
C/13/687937 / KG ZA 20-682
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de rechtsvorm en bestuur van de Stichting Het Rooms Katholiek Maagdenhuis

In deze zaak is er al tien jaar een juridische strijd gaande over de rechtsvorm van de Stichting Het Rooms Katholiek Maagdenhuis, dat oorspronkelijk in 1570 als weeshuis voor Rooms Katholieke meisjes werd opgericht. De vraag is of het Maagdenhuis een civielrechtelijke stichting is, zoals het in het Handelsregister staat vermeld, of dat het een zelfstandig onderdeel is van het R.K. Kerkgenootschap. Op 30 juni 2020 heeft het gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat het Maagdenhuis een zelfstandig onderdeel van het R.K. Kerkgenootschap is. Dit leidde tot een veroordeling van de civielrechtelijke bestuurders van het Maagdenhuis om mee te werken aan de overname van het bestuur door door de bisschop benoemde bestuurders.

In het kort geding dat volgde, vorderden de bestuurders van het Maagdenhuis schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof, totdat de Hoge Raad een einduitspraak zou doen op het door hen in te stellen cassatieberoep. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van het Maagdenhuis bij het behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van het bisdom bij de uitvoerbaarheid van het arrest. De voorzieningenrechter schorste daarom de tenuitvoerlegging van het arrest van 30 juni 2020, totdat de Hoge Raad een einduitspraak heeft gedaan.

De voorzieningenrechter heeft het bisdom ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van het Maagdenhuis c.s. zijn begroot op € 1.636,00. Dit vonnis is uitgesproken op 4 september 2020 door voorzieningenrechter A.J. Beukenhorst, bijgestaan door griffier E. van Bennekom.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/687937 / KG ZA 20-682 AB/EB
Vonnis in kort geding van 4 september 2020
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING HET ROOMSCH CATHOLIJK MAAGDENHUIS,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[eiser 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
4.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers bij niet betekende dagvaarding,
advocaat mr. A.F.J.A. Leijten te Amsterdam,
tegen
de kerkelijke rechtspersoon
HET BISDOM HAARLEM-AMSTERDAM,
domicilie gekozen hebbende te Amsterdam,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Eisers zullen hierna gezamenlijk het Maagdenhuis c.s. worden genoemd en afzonderlijk het Maagdenhuis, [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] . Gedaagde zal het bisdom worden genoemd.

1.De procedure

Op de zitting van 20 augustus 2020 is deze zaak gelijktijdig behandeld met het kort geding met zaaknummer C/13/687313 / KG ZA 20-644, dat verband houdt met dezelfde kwestie en deels tussen dezelfde partijen speelt.
Op de zitting hebben het Maagdenhuis c.s. de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding in deze zaak toegelicht. Het bisdom heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Vonnis is in beide zaken bepaald op heden.
Ter zitting waren aan de zijde van het Maagdenhuis c.s. aanwezig [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] met mr. Leijten en zijn kantoorgenoten mr. I. Koudstaal en
mr. M.F. van Schendel. Tevens waren aanwezig [naam 1] ( [functie] ) en [naam 2] . Namens het bisdom was aanwezig mr. J.M. Blanco Fernández, advocaat te Amsterdam.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn sinds ongeveer tien jaar verwikkeld in een discussie en in gerechtelijke procedures over de vraag of het Maagdenhuis (opgericht in 1570 als weeshuis voor Rooms Katholieke meisjes, maar sinds 1953 een charitatieve instelling met een aanzienlijk vermogen) een civielrechtelijke stichting is, of een zelfstandig onderdeel van het R.K. Kerkgenootschap.
2.2.
Sinds jaar en dag staat het Maagdenhuis in het handelsregister vermeld als civielrechtelijke stichting, met als huidige bestuurders [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] . Deze bestuurders zijn niet door de bisschop van het bisdom Haarlem-Amsterdam benoemd en hun benoeming is ook niet door de bisschop bekrachtigd. Bij decreet van 10 juli 2013 heeft de bisschop, overwegende dat de benoeming van deze bestuurders niet rechtsgeldig is en zij het kerkrechtelijk karakter van de instelling ook niet erkennen, tot bestuurders van het Maagdenhuis benoemd [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . Op 20 april 2018 heeft de bisschop de benoeming van [naam 6] tot [functie] van het Maagdenhuis bekrachtigd.
2.3.
Nadat een kerkrechtelijke procedure was doorlopen, waarin laatstelijk door de Congregatie voor de Clerus is geoordeeld dat het Maagdenhuis een zelfstandig onderdeel van het R.K. Kerkgenootschap is, is het bisdom een civiele procedure begonnen om dat karakter in rechte erkend te krijgen. In ieder geval in de civiele procedures zijn het Maagdenhuis c.s. bijgestaan door advocaten van advocatenkantoor Stibbe.
2.4.
Op 16 december 2014 hebben [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] het bisdom toegezegd voor de duur van de bodemprocedure bij deze rechtbank geen bijzondere beheershandelingen te zullen verrichten die buiten de normale gang van zaken van het Maagdenhuis vallen. Die toezegging geldt inmiddels voor de gehele procedure.
2.5.
Op 18 mei 2017 heeft het bisdom via haar advocaat aan mr. Fleming (Stibbe) laten weten te verwachten de dagvaarding voor de bodemprocedure bij de rechtbank de week erna te laten betekenen, en daarbij meegedeeld dat het bisdom zou afzien van het vragen van een dwangsom als het Maagdenhuis c.s. vrijwillig zouden voldoen aan een eventuele veroordeling. Op 23 mei 2017 heeft
mr. Fleming bevestigd dat zijn cliënten vrijwillig aan een eventuele veroordeling zouden voldoen.
2.6.
De rechtbank heeft het bisdom in eerste aanleg in het ongelijk gesteld, bij vonnis van 18 juli 2018. In hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam het vonnis op de voor deze zaak relevante punten vernietigd. De beslissing in het eindarrest van 30 juni 2020 luidt als volgt:
“Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep met uitzondering van onderdeel 5.1. van het dictum,
en opnieuw rechtdoende
verklaart voor recht dat het Maagdenhuis een zelfstandig onderdeel is van het R.K. Kerkgenootschap;
verklaart voor recht dat geen van de geïntimeerden sub 2, 3 en 5 ( [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , vzr.) het ambt van bestuurder van het Maagdenhuis rechtsgeldig heeft verkregen;
verklaart voor recht dat de in de dagvaarding in eerste aanleg genoemde nieuwe bestuurders (in die dagvaarding gedefinieerd als de personen die krachtens het benoemingsdecreet van 10 juli 2013 zijn benoemd, met uitzondering van [naam 5] , vzr.) het ambt van bestuurder van het Maagdenhuis rechtsgeldig hebben verkregen;
gebiedt het Maagdenhuis c.s. om binnen tien dagen na betekening van dit arrest (i) de nieuwe bestuurders volledige en onvoorwaardelijke toegang tot de administratie van het Maagdenhuis te verlenen, en (ii) met de nieuwe bestuurders in overleg te treden om de nieuwe bestuurders in staat te stellen het bestuurderschap uit te oefenen;
veroordeelt het Maagdenhuis in de kosten van het geding in beide instanties (…)
verklaart het gebod en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.”
2.7.
Per 30 juni 2020 is de rechtsvorm van het Maagdenhuis in het handelsregister gewijzigd van stichting in kerkgenootschap. Op verzoek van [eisers] . heeft de Kamer van Koophandel die wijziging ongedaan gemaakt.
2.8.
Op 2 juli 2020 heeft mr. J. Struycken, advocaat te Amsterdam, aan
mr. I. Koudstaal (één van de advocaten van) [eisers] . de volgende e-mail gestuurd:
“Tot mij heeft zich het door de bisschop benoemde bestuur gewend van de Stichting het Roomsch Catholijk Maagdenhuis (…) met het verzoek om het Maagdenhuis vanaf nu juridisch bij te staan.
Daarmee eindigt dan ook per direct de cliëntrelatie die het Maagdenhuis met u en uw kantoor heeft onderhouden. (…)
Ik wijs u erop dat het uw kantoor nu ook niet meer vrij staat om geïntimeerden sub 2 t/m 5 (als genoemd in het arrest (…) (voor zover hier van belang [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , vzr.)) bij te staan in hun verhouding tot het Maagdenhuis. (…)”
2.9.
Op 5 juli 2020 heeft mr. Leijten namens Het Maagdenhuis c.s. als volgt geantwoord:
“Het Maagdenhuis verwerpt de inhoud van uw email aan mijn kantoorgenoot Koudstaal van 2 juli jl.
Blijkens uw email treedt u op namens mr. [naam 3] en drs. [naam 4] . Uw cliënten zijn geen partij bij het door u genoemde arrest (…) Een rechterlijke uitspraak bindt alleen de partijen tussen wie zij wordt gedaan.
Uw cliënten zijn reeds daarom niet bevoegd om u te verzoeken het Maagdenhuis ‘vanaf nu’ juridisch bij te staan. Uw stelling dat de cliëntrelatie tussen het Maagdenhuis en ons kantoor zou zijn geëindigd faalt om dezelfde reden. (…) Eventuele declaraties uwerzijds gericht aan het Maagdenhuis zullen onbetaald blijven.
Overigens is het voornoemde arrest nog niet in kracht van gewijsde gegaan. Voor zover u met uw ongegronde email tevens beoogt om het Maagdenhuis te beletten om een rechtsmiddel tegen dat arrest aan te wenden, acht ik dat onbetamelijk.”
2.10.
Op 7 juli 2020 heeft het bisdom het arrest laten betekenen aan het Maagdenhuis c.s. en hen bevolen om de nieuwe bestuurders binnen tien dagen volledige en onvoorwaardelijke toegang tot de administratie van het Maagdenhuis te verlenen en met de nieuwe bestuurders in overleg te treden om hen in staat te stellen het bestuurderschap uit te oefenen.
2.11.
Op de onder 2.9. aangehaalde e-mail heeft mr. J. Struycken op 8 juli 2020 als volgt gereageerd:
“Anders dan jij schrijft, treed ik niet op voor de heer [naam 3] en Mevrouw [naam 4] , maar voor het Maagdenhuis, (…). Het door de bisschop benoemde bestuur van het Maagdenhuis heeft mij daartoe aangewezen. (…) Het Maagdenhuis (…) zal niet in cassatie gaan tegen het arrest en heeft daar ook geen belang bij, ook als jij dat minder betamelijk acht. (…)”
2.12.
Op 13 juli 2020 heeft mr. Koudstaal [naam 3] en [naam 4] via mr. Struycken uitgenodigd voor een overleg op het kantoor van Stibbe en aangekondigd dat het Maagdenhuis c.s. tijdens dat overleg zullen worden bijgestaan door mr. Leijten en hemzelf.
2.13.
Op 15 juli 2020 hebben [naam 3] , [naam 4] en
[naam 6] een brief gestuurd aan het Maagdenhuis c.s., waarin zij schrijven dat de uitnodiging om bij Stibbe langs te komen voor overleg bij lange na niet voldoende is om aan de veroordeling te voldoen. In deze brief hebben zij verzocht om beantwoording van negen in een bijlage vermelde vragen over – kort gezegd – de administratie van het Maagdenhuis.
2.14.
Op 17 juli 2020 heeft [naam 6] een brief gestuurd aan alle medewerkers van het Maagdenhuis waarin hij – samengevat weergegeven – mede namens [naam 3] en [naam 4] laat weten dat zij drieën het geldige bestuur van het Maagdenhuis vormen, dat ze graag in contact willen komen met de medewerkers en dat ze uitzien naar een vruchtbare samenwerking.
2.15.
Het Maagdenhuis c.s. hebben cassatieadvies ingewonnen en zijn van plan cassatie in te stellen.

3.Het geschil

3.1.
Het Maagdenhuis c.s. vorderen, kort gezegd:
primair
schorsing van het arrest totdat de Hoge Raad einduitspraak heeft gedaan op het door hen in te stellen cassatieberoep;
subsidiair
het bisdom te verbieden het arrest ten uitvoer te leggen totdat door de Hoge Raad einduitspraak is gedaan op het door hen in te stellen cassatieberoep, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
met veroordeling van het bisdom in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Het bisdom voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het bisdom heeft het arrest aan het Maagdenhuis c.s. laten betekenen en daarmee de tenuitvoerlegging in gang gezet. Het Maagdenhuis c.s. vorderen in dit executiegeschil schorsing van die tenuitvoerlegging.
4.2.
Het arrest, waarvan de cassatietermijn nog loopt en waartegen als het aan de verliezers ligt binnen die termijn zeker cassatie wordt ingesteld, behelst een aantal verklaringen voor recht. Dat zijn geen constitutieve uitspraken, die op zichzelf een rechtstoestand creëren of tenietdoen, maar declaratoire uitspraken, die naar hun aard niet voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn. Om de feitelijke toestand, zoals die sinds jaren bestaat, in overeenstemming te brengen met de nieuw door het Hof vastgestelde rechtstoestand zijn dan ook nadere uitvoeringshandelingen nodig. Vandaar dat het bisdom naast de verklaringen voor recht een gebod heeft gevorderd en verkregen jegens het Maagdenhuis c.s. om de nieuwe bestuurders volledige en onvoorwaardelijke toegang tot de administratie van het Maagdenhuis te verlenen, en met hen in overleg te treden om hen in staat te stellen het bestuurderschap uit te oefenen. Anders dan de verklaringen voor recht is dat gebod wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zij het dat dit niet is gemotiveerd. Als de verklaringen voor recht gezag van gewijsde hebben, zou het bisdom zo nodig nadere vorderingen tegen het Maagdenhuis c.s. kunnen instellen om ervoor te zorgen dat de door haar aangewezen bestuurders die functie ook werkelijk kunnen uitoefenen. Een en ander zou dan natuurlijk ook in onderling overleg geregeld kunnen worden. Wat in ieder geval niet kan, nu het arrest nog niet onherroepelijk is, is de verklaringen voor recht op eigen houtje ‘tenuitvoerleggen’ door daarmee naar het Handelsregister te gaan of als nieuwe bestuurders het personeel aanschrijven. Zich met deze niet onherroepelijke verklaringen voor recht in de hand uitroepen tot het enige echte Maagdenhuis en het Maagdenhuis c.s. beletten in cassatie te gaan van het in hun nadeel gewezen arrest is zonder meer onrechtmatig.
4.3.
Uitgangspunt is dat het uitgesproken gebod, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar moet zijn. Nu de door het bisdom aangestelde bestuurders echter met de verklaringen voor recht aan de haal zijn gegaan en proberen cassatie te beletten, hebben het Maagdenhuis c.s. een zo zwaarwegend belang bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hen in te stellen rechtsmiddel is beslist, dat het belang van het bisdom bij de uitvoerbaarheid daarvoor moet wijken. Daarbij speelt mee dat de bestaande toestand al tientallen, zo niet honderden jaren is zoals die is, partijen daarover al jaren procederen en het Maagdenhuis c.s. hebben toegezegd geen bijzondere beheershandelingen te zullen verrichten die buiten de normale gang van zaken van het Maagdenhuis vallen zolang niet onherroepelijk is beslist.
Het bisdom heeft nog aangevoerd het arrest slechts te hebben laten betekenen en niet verantwoordelijk te zijn voor het handelen van de nieuwe bestuurders, maar het kan wel degelijk verantwoordelijk worden gehouden voor wat bestuurders, die het zelf heeft aangesteld en ten behoeve van wie het de bodemprocedure heeft gevoerd, uitvoeren met het aldus verkregen arrest.
4.4.
De primaire vordering is toewijsbaar. Het bisdom zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het Maagdenhuis c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00Totaal € 1.636,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het tussen partijen gewezen arrest van 30 juni 2020, totdat de Hoge Raad einduitspraak heeft gedaan op het door het Maagdenhuis c.s. in te stellen cassatieberoep, dan wel de cassatietermijn ongebruikt is verstreken,
5.2.
veroordeelt het bisdom in de proceskosten, aan de zijde van het Maagdenhuis c.s. tot op heden begroot op € 1.636,00,
5.3.
veroordeelt het bisdom in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 82,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: eB