13. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In artikel 7:678 lid 2, onderdeel k, BW is bepaald dat een dringende reden onder andere aanwezig kan zijn als de werknemer grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
13. Naar het oordeel van de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig. Daarbij wordt overwogen dat weliswaar vast is komen te staan dat [verzoeker] een aantal vragen ten behoeve van de TOZO-uitkeringen onjuist heeft beantwoord, maar niet dat hij dit bewust of opzettelijk heeft gedaan. De kantonrechter gelooft [verzoeker] in zijn stelling dat hij nooit de intentie heeft gehad om een uitkering te verkrijgen, waar hij geen recht op had.
13. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] terecht heeft aangevoerd dat het, zeker bij de eerste aanvraag, in den lande niet duidelijk was wie er nu wel en wie niet recht op een TOZO-uitkering had. Zeker was toen niet algemeen bekend dat deze enkel bedoeld was om (per huishouding) het inkomen aan te vullen tot het sociaal minimum. Daarom overtuigen de stukken die Gemeente Amsterdam heeft overgelegd niet; deze dateren immers alle van na (in elk geval) de eerste aanvraag van [verzoeker] op 31 maart 2020.
13. Geoordeeld wordt dat de handelwijze van [verzoeker] niet dusdanig ernstig is, dat er gesproken kan worden van een dringende reden. Daarbij is van belang dat het om privéhandelingen gaat. Dat in deze zaak Gemeente Amsterdam niet alleen werkgever is maar ook uitkeringsinstantie is in feite toeval in behoort niet ten nadele van [verzoeker] te worden meegewogen. Integendeel, het dient ten nadele van Gemeente Amsterdam te worden uitgelegd. Immers moet worden vastgesteld dat van “Chinese Walls”, die er zouden behoren te zijn, geen sprake is. Bij deze muren gaat het om door de wetgever of door organisaties zelf opgelegde, preventieve dan wel door de praktijk gegroeide scheiding tussen afdelingen met (mogelijk) tegengestelde belangen. Gemeente Amsterdam als uitkeringsinstantie heeft Gemeente Amsterdam als werkgever ingeseind dat uit SUWI net was gebleken dat [verzoeker] werkzaam was voor Gemeente Amsterdam en dat er mogelijk sprake was van een integriteitsconflict.
13. Naar het oordeel van de kantonrechter is van een integriteitsconflict geen sprake. Bij het aanvragen van de TOZO-uitkeringen is de positie van [verzoeker] als werknemer niet in het geding geweest. Hij heeft van zijn werknemerschap geen gebruik of misbruik gemaakt. Ook was er geen sprake van dat het werknemerschap hem in een gunstiger of kwetsbaarder positie kon brengen bij het vragen van de uitkering. Aldus moet geoordeeld worden dat [verzoeker] niet gehandeld heeft in strijd met zijn ambtseed of met de gedragscode. Zie in dit verband de passages, die zijn weergegeven onder 1.3.
13. Wat [verzoeker] evenmin kan worden verweten is dat hij niet transparant is geweest over zijn nevenwerkzaamheden als taxichauffeur, door de TOZO-aanvragen niet te melden. Wel acht de kantonrechter het verwijtbaar dat [verzoeker] als taxichauffeur meer uren is gaan werken dan eerder aan Gemeente Amsterdam gemeld. Dit is echter niet zodanig verwijtbaar dat het een (dringende) reden voor ontslag oplevert.
13. Mee wordt ook nog gewogen dat de gevolgen van het ontslag op staande voet voor [verzoeker] onevenredig groot zijn. Niet alleen hij is zijn baan kwijt, maar ook zijn partner. Met deze partner heeft Gemeente Amsterdam de uitzendrelatie verbroken, op grond van de handelwijze van [verzoeker] . Het gezin is daarmee in feite brodeloos geworden. Daaraan doet niet af dat [verzoeker] zijn best doet om als taxichauffeur nog enig inkomen te verkrijgen.
13. Tot slot weegt nog mee dat [verzoeker] onweersproken heeft aangevoerd dat hij een onberispelijke staat van dienst heeft.
13. Gelet op al het bovenstaande zal de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigen.