Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiseres sub 3],
[eiseres sub 4],
[eiseres sub 5],
[eiseres sub 6],
[eiser sub 7],
[eiseres sub 8],
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 januari 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 23 oktober 2019, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de e-mail van 6 april 2020 van de rechtbank waarin staat dat zij, om de doorloop van zaken ook tijdens de Corona-crisis zo veel mogelijk op niveau te houden, een plan voor schriftelijke afdoening van renteswapzaken heeft opgesteld. Partijen zijn verzocht kenbaar te maken of zij instemmen met schriftelijke afdoening en afstand van het recht op mondelinge behandeling in eerste aanleg,
- de e-mails van partijen van 9 april 2020 waarin staat dat zij instemmen met schriftelijke afdoening en afstand doen van het recht op mondelinge behandeling in eerste aanleg,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek, met productie,
- de akte uitlating productie van de zijde van [eisers]
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
De vordering van [eisers]
“Hiermee kan ik niet akkoord gaan aangezien de transactie niet om speculatieve redenen is gedaan maar voor het afdekken van renterisico’s. De afdekking van 2016 tot 2020 heb ik dan niet. Zo is dat ook nooit met ons besproken.”Uit deze e-mail maar ook uit de correspondentie daarna (zie 2.17.) leidt de rechtbank verder af dat [eisers] niet alleen bekend was met het beëindigingsrecht van ING, maar ook met de werking daarvan. Partijen hebben voor deze constructie gekozen om een overhedge te voorkomen. ING heeft vanwege de herfinanciering van de leningenportefeuille (zie 2.20.) van de beëindigingsmogelijkheid geen gebruik gemaakt. Daarnaast geldt dat uit de tussen partijen gesloten “Raamovereenkomst inzake niet-beursverhandelde derivaten” volgt dat [eisers] op de hoogte was van het feit dat een renteswap een negatieve marktwaarde kan ontwikkelen en een tussentijdse beëindiging van Renteswap IV daardoor had kunnen leiden tot een betalingsverplichting aan ING.
break clause) ter voorkoming van een overhedge in verband de omstandigheid dat de swap langer doorliep dan de onderliggende lening. Deze renteswap diende wel primair om het risico van rentestijging af te dekken. Voor een dergelijke swap geldt dat de renteverwachting niet of in elk geval minder relevant is, omdat een renteswap juist bedoeld is om het risico af te dekken dat de renteontwikkeling afwijkt van de verwachting. Bovendien deelde ING haar renteverwachting vanaf 2010 wel met [eisers] (zie 2.12.), zodat het verwijt in zoverre niet alleen onterecht is, maar bovendien zonder feitelijke grondslag.
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)