ECLI:NL:RBAMS:2020:5075

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
AMS 20/4907
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woonbooteigenaren tegen handhaving door gemeente Amsterdam

In deze zaak hebben twee woonbooteigenaren, verzoekers, een voorlopige voorziening aangevraagd tegen de handhaving van de gemeente Amsterdam. De gemeente had hen een last onder bestuursdwang opgelegd, waarin werd geëist dat zij hun woonboten, gelegen aan wissellocaties, binnen een bepaalde termijn zouden verwijderen. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en vroegen de voorzieningenrechter om de besluiten te schorsen totdat zij een nieuwe ligplaats voor hun boten hadden gevonden. De zitting vond plaats op 15 oktober 2020 via een videoverbinding vanwege COVID-19.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers geen omgevings- en ligplaatsvergunning hebben en dat zij niet voldoen aan de voorwaarden om op een wissellocatie te mogen liggen. De gemeente heeft weliswaar inspanningen geleverd om een nieuwe ligplaats voor de verzoekers te vinden, maar deze inspanningen hebben tot nu toe geen resultaat opgeleverd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente niet verplicht is om een ligplaats te garanderen en dat de verzoekers zelf verantwoordelijk zijn voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is om de handhaving van de gemeente te schorsen. De uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla en is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4907

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 oktober 2020 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. B.J. de Laaf),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigden: mr. H. Hosper en F. Loef).

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2020 (het bestreden besluit I) heeft verweerder [verzoeker 1] een last onder bestuursdwang opgelegd, die inhoudt dat hij de woonboot ‘ [woonboot 1] ’ aan de [adres 1] binnen zes weken moet verwijderen. Daarnaast heeft verweerder op 31 juli 2020 eenzelfde last opgelegd aan [verzoeker 2] voor het verwijderen van de woonboot ‘ [woonboot 2] ’ aan de [adres 2] (het bestreden besluit II).
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten I en II bezwaar gemaakt. Daarnaast hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de bestreden besluiten I en II worden geschorst tot het moment dat verzoekers een andere ligplaats hebben gevonden voor hun woonboten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020. Vanwege de maatregelen die zijn getroffen rondom de uitbraak van COVID-19 (het coronavirus) heeft de zitting met een videoverbinding plaatsgevonden. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Verzoekers zijn eigenaar van de woonboten [woonboot 1] en [woonboot 2] . Aanvankelijk lagen deze aan de [adres 3] . Omdat verweerder besloot handhavend op te treden tegen alle vaartuigen aan de [adres 3] , hebben verzoekers hun woonboten in juni 2020 afgemeerd aan de [adres 1] en [adres 2] .
2. Verweerder heeft verzoekers in de bestreden besluiten I en II opgedragen de woonboten van de [adres 1 en 2] te verwijderen. Verweerder heeft dit gedaan, omdat verzoekers geen omgevings- en ligplaatsvergunning hebben. Legalisatie is niet mogelijk, omdat de boten op een wissellocatie liggen. Wissellocaties zijn bedoeld voor woonboten waarvoor een ligplaatsvergunning is afgegeven en die vanwege publieke werkzaamheden tijdelijk niet op hun eigen ligplaats kunnen liggen. Verzoekers voldoen hier niet aan.

Standpunt verzoekers

3. Verzoekers hebben in hun verzoekschrift en op de zitting toegelicht dat verweerder hen jarenlang heeft gedoogd aan de [adres 3] . Eerder dit jaar heeft een zitting plaatsgevonden over verweerders besluit om lasten onder bestuursdwang op te leggen voor verschillende woonboten aan de [adres 3] . Tijdens die zitting heeft verweerder vrijwillig een inspanningsverplichting op zich genomen, die inhield dat verweerder zich actief zou inspannen om voor verzoekers een ligplaats te vinden in of rondom Amsterdam. Daarom hebben verzoekers ervoor gekozen om de [adres 3] vrijwillig te verlaten. Volgens verzoekers heeft verweerder zich echter niet aan deze inspanningsverplichting gehouden. Verweerder heeft bij andere gemeenten geïnformeerd, maar dat is niet genoeg. Verzoekers vinden dat verweerder juist de middelen had moeten aanwenden die zij als burgers zelf niet hebben. Zo heeft verweerder bijvoorbeeld de mogelijkheid om de bestemming van gebieden te veranderen en om nieuwe ligplaatsen te creëren of toe te wijzen, maar dat heeft verweerder nagelaten. Doordat verzoekers nu geen vaste ligplaats hebben en tijdelijk aan de [adres 1 en 2] liggen, lopen zij tegen praktische problemen aan. Zo kunnen zij zich niet inschrijven bij de gemeente en kunnen zij hun auto niet kwijt. Ook zorgt hun huidige woonsituatie voor veel onrust. Dit wordt versterkt door de huidige situatie rondom de uitbraak van het coronavirus. Daarom willen verzoekers graag een geschikte plek om (tijdelijk) ligplaats in te nemen totdat zij een nieuwe ligplaats gevonden hebben.
Standpunt verweerder
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat namens de gemeente voldoende is gedaan om voor verzoekers een nieuwe ligplaats te vinden en dat dus is voldaan aan de genoemde inspanningsverplichting. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder diverse e‑mails overgelegd, waaruit blijkt dat een medewerker van verweerder contact heeft opgenomen met havenmeesters uit verschillende omliggende gemeenten. Ook is gekeken naar de mogelijkheden binnen de gemeente Amsterdam. Tot dusver heeft dit onderzoek niet tot een oplossing geleid voor verzoekers. Dit betekent volgens verweerder niet dat vanuit de gemeente meer gedaan had moeten worden, want er is slechts sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting. Verweerder staat er voor open om in gesprek te gaan over de eventuele ligplaatsmogelijkheden die verzoekers hebben aangedragen, maar handhaaft de opgelegde lasten onder bestuursdwang. Omdat de boten van verzoekers op een wissellocatie liggen, is het namelijk niet mogelijk daar langer te blijven zonder dat concreet zicht bestaat op een andere ligplaats.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechter in een eventueel bodemgeding niet.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers geen omgevings- en ligplaatsvergunning hebben en dat zij op een wissellocatie liggen. De voorzieningenrechter stelt ook vast dat verzoekers niet aan de voorwaarden voldoen om op een wissellocatie te mogen liggen. Verzoekers hebben dit ook niet bestreden. Zoals verweerder in de bestreden besluiten en op de zitting heeft toegelicht, zijn de betreffende plaatsen daarom niet geschikt om voor een langere termijn ligplaats in te nemen. Hieruit volgt dat verweerder bevoegd was om handhavend op te treden.
7. De voorzieningenrechter heeft oog voor de situatie waarin verzoekers zich bevinden. Het is begrijpelijk dat zij bezorgd zijn over het vinden van een nieuwe ligplaats voor hun woonboten. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat dit niet voor rekening van verweerder komt. Verzoekers hebben geen ligplaatsvergunning en zij voldoen niet aan de voorwaarden om op een wissellocatie te mogen liggen. Bovendien heeft verweerder moeite gedaan om voor verzoekers een geschikte ligplaats te vinden, in en rondom Amsterdam. Dat dit niet gelukt is, is geen reden de bestreden besluiten te schorsen. De voorzieningenrechter concludeert daarom dat er geen aanleiding is om in afwachting van de beslissing op bezwaar een voorlopige voorziening te treffen.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.C.H. Hersbach, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.