ECLI:NL:RBAMS:2020:5070

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
13/698509-19 (A) en 13/250840-19 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens drugshandel, wapenbezit en medeplichtigheid aan autokraak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 13/698509-19 (A) en 13/250840-19 (B). De verdachte is beschuldigd van drugshandel, het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, en medeplichtigheid aan een autokraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van zes maanden cocaïne heeft verhandeld en dat hij op 12 november 2019 in het bezit was van verschillende hoeveelheden cocaïne en MDMA. Daarnaast zijn er drie vuurwapens en munitie aangetroffen in de boxruimte van de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de resultaten van het politieonderzoek in overweging genomen. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de drugshandel en de autokraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag en de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/698509-19 (A) en 13/250840-19 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 7 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres verdachte] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2020.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [naam medeverdachte] (13/698629-19).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.N. Refos en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.S. Kat naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van zaak A:
1. medeplegen van het opzettelijk bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne aan verschillende personen, althans het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 1 januari 2018 tot en met 12 november 2019 te Amsterdam;
en/of
medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden cocaïne, MDMA en Xtc-pillen op 12 november 2019 te Amsterdam;
2. medeplegen van het voorbereiden van het opzettelijk bewerken/verwerken/verkopen/
afleveren/verstrekken/vervoeren van cocaïne door het voorhanden hebben van weegschalen, een gasstelletje, flessen ammoniak en verpakkingsmaterialen in de periode van 23 augustus 2019 tot en met 12 november 2019 te Amsterdam;
3. medeplegen van het voorhanden hebben van drie vuurwapens en meerdere stuks munitie van categorie II en/of III op 12 november 2019 te Amsterdam;
Ten aanzien van B:
primair:medeplegen van een autokraak op 19 oktober 2019 te Amsterdam, waarbij een laptoptas met inhoud van [slachtoffer] is weggenomen;
subsidiair:medeplichtigheid aan een autokraak op 19 oktober 2019 te Amsterdam, waarbij een laptoptas met inhoud van [slachtoffer] is weggenomen;
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 23 augustus 2019 ontving het onderzoeksteam van de politie een proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) met de volgende tekst:
“Een Marokkaanse man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] handelt in harddrugs. Hij verkoopt zijn drugs in Amsterdam-Oost, in de omgeving van het Krugerplein te Amsterdam.”Het onderzoeksteam is vervolgens onderzoek ‘13Meppen’ gestart. Op basis van gevorderde identificerende gegevens, observaties en telefoongesprekken werd verdachte als verdachte aangemerkt van onder andere de handel, het verwerken en het bereiden van verdovende middelen.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – feit 1 (drugshandel en -bezit) en feit 3 (voorhanden hebben wapens en munitie) in zaak A en het subsidiaire feit in zaak B (medeplichtigheid aan autokraak) wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd. Ten aanzien van feit 1 eerste cumulatief/alternatief in zaak A kan worden bewezenverklaard dat verdachte in ieder geval vanaf 1 januari 2018 tot aan zijn aanhouding, te weten 12 november 2019 heeft gedeald. Verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het bezit van de drugs die in de woningen van [koper 1] en [koper 2] zijn aangetroffen, omdat uit het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden afgeleid dat deze drugs aan verdachte toebehoorden of dat hij specifiek deze drugs aan [koper 1] en [koper 2] heeft verkocht. De officier van justitie acht feit 2 in zaak A (voorbereidingshandelingen) niet bewezen, omdat op basis van het dossier niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde goederen door verdachte zouden worden gebruikt. Verdachte moet van dat feit dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 is de verklaring van verdachte dat hij de wapens en munitie moest bewaren voor een vriend en dat hij niet wist van het derde vuurwapen in de kluis, is volgens de officier van justitie niet concreet, niet verifieerbaar en op een te laat moment afgelegd. Deze verklaring is afgestemd op de inhoud van het dossier.
De officier van justitie wijst er in zaak B op dat [medeverdachte 2] in zijn strafzaak het plegen van de autokraak heeft bekend. Het primair ten laste gelegde feit in zaak B (medeplegen autokraak) kan niet worden bewezen. Wel kan de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid worden bewezen, omdat verdachte [medeverdachte 2] van en naar de plek van het misdrijf heeft gereden en op de uitkijk heeft gestaan.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitaantekeningen – het volgende aangevoerd. Ten aanzien van zaak A feit 1 eerste cumulatief/alternatief (drugshandel) kan uit het dossier niet worden afgeleid dat verdachte zich bezig houdt met het dealen van drugs. Ook blijkt uit het dossier niet dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte vrij te spreken van zaak A feit 1 tweede cumulatief/alternatief (drugsbezit), omdat de drugs onder het tweede en derde gedachtestreepje is aangetroffen in de woningen van gebruikers en de aangetroffen drugs in de woning van verdachte alleen een gebruikershoeveelheid was.
Ten aanzien van zaak A feit 2 (voorbereidingshandelingen) kan niet worden bewezen dat verdachte in een woning verdovende middelen heeft bereid, verwerkt, bewerkt of aanwezig gehad. Verdachte moet van dit feit dan ook worden vrijgesproken. Verdachte moet primair worden vrijgesproken van feit 3 (bezit vuurwapens en munitie). Niet kan worden gezegd dat verdachte zeggenschap over de wapens heeft gehad. Verdachte bewaarde de tas voor een ander. Subsidiair moet verdachte worden vrijgesproken van het wapen waarop geen DNA is aangetroffen.
Ook moet verdachte worden vrijgesproken van wat in zaak B ten laste is gelegd (de autokraak). Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] slechts een lift gaf. Uit het dossier en uit de verklaring van verdachte blijkt niet dat hij wist dat er een autokraak plaatsvond. Verdachte heeft het feit niet gepleegd en is ook niet medeplichtig.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Zaak A
Feit 1
Drugshandel, afleveren drugs
Op basis van (onder meer) taps is het vermoeden gerezen dat de telefoonnummers [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2] ) en [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3] ) worden gebruikt voor handel in harddrugs.
De telefoons die horen bij deze nummers zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van verdachte. [2] Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij die telefoons sinds twee/drie weken, dus vanaf ongeveer begin november 2019, in bewaring had voor een ander. De rechtbank vindt deze verklaring ongeloofwaardig. De stem van verdachte is herkend op tapgesprekken die zijn opgenomen van de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] . [3] In een getapt telefoongesprek op 21 oktober 2019 zegt verdachte dat hij een nieuw nummer heeft ( [telefoonnummer 3] ) en het oude gaat weggooien. [4] Het nummer [telefoonnummer 2] is op 28 september 2019 gebruikt om een bestelling te plaatsen bij Thuisbezorgd.nl, en deze bestelling is afgeleverd op het adres van verdachte. [5] Dat verdachte via de telefoons communiceert, blijkt ook uit de observatie op 4 oktober 2019. Op die dag onderschept de politie berichten tussen het nummer [telefoonnummer 2] en getuige [getuige 1] . [getuige 1] heeft vaker contact met nummer [telefoonnummer 2] en wil op 4 oktober 2019 met de gebruiker van het nummer afspreken. De politieagenten die gaan naar de plaats waar de personen hebben afgesproken, zien dat [getuige 1] daar verdachte ontmoet. [6] Deze bevindingen worden bevestigd door de getuigenverklaringen, waarin verdachte ook wordt gekoppeld aan deze telefoonnummers. [7] Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat beide telefoonnummers al langere tijd bij verdachte in gebruik waren.
In de getapte telefoongesprekken en sms-berichten maakt verdachte afspraken met drugsgebruikers om langs te komen en/of over prijzen. Dat deze gesprekken gaan over verkoop en levering van drugs wordt bevestigd door observaties en/of verklaringen van de afnemers.
In de gesprekken met [koper 3] worden afspraken gemaakt over wanneer verdachte zal langskomen. [8] Op 27 oktober 2019 wordt [koper 3] aangehouden omdat politieagenten een transactie waarnemen tussen hem en een persoon op een scooter en zij vermoeden dat het om een drugsdeal gaat. [koper 3] blijkt vier bolletjes van in totaal 0,72 gram cocaïne bij zich te hebben. [9] In de verhoren bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaart [koper 3] dat hij sinds een halfjaar base coke koopt bij verdachte en dat hij dat ook had gedaan op 27 oktober 2019. [10]
In de gesprekken met [koper 4] vraagt [koper 4] of verdachte kan langskomen. Verdachte reageert daarop door te zeggen dat dat goed is of dat hij nog moet maken. [11] Bij de politie heeft [koper 4] verklaard dat hij crack gebruikt, dat hij alleen bij verdachte koopt, dat hij dit al 2/3 jaar doet en dat verdachte gebruikmaakt van de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] . [12]
In de gesprekken met [getuige 1] vraagt deze: “al gemaakt?” en wordt gesproken over “2 affoes voor 30” of over de locatie waar een ontmoeting zal plaatsvinden. [13] Politieagenten zien bij de observatie op 4 oktober 2019 dat verdachte en [getuige 1] elkaar ontmoeten en horen [getuige 1] zeggen “Ik haal bij jou want jij hebt goede shit”. [14] In de verhoren bij de politie en de rechter-commissaris bevestigt [getuige 1] dat hij al zeker vier maanden drugs koopt bij verdachte. [15]
In de gesprekken met [koper 5] worden afspraken gemaakt over wanneer verdachte langskomt, dat verdachte zelf wacht op “de dingen” maar wel een “twintigje” kan langsbrengen en of verdachte “twintig” in de brievenbus kan gooien. [16] In het verhoor bij de politie verklaart [koper 5] dat hij sinds het voorjaar van 2019 base coke kocht van verdachte. [17]
[koper 6] belt op 12 oktober 2019 met verdachte op nummer [telefoonnummer 2] en vraagt of verdachte bij hem kan langskomen. [18] [koper 6] verklaart tegenover de politie dat hij één keer van verdachte heeft gekocht via het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [19]
Van [koper 7] zitten geen tapgesprekken in het dossier. [koper 7] verklaart tegenover de politie dat hij sinds 5 maanden cocaïne koopt van verdachte. [koper 7] heeft het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in zijn telefoon staan. [20]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [koper 4] , [koper 5] en [koper 8] moeten worden uitgesloten van het bewijs. De verdediging voert hiertoe aan dat [koper 4] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij het allemaal niet goed weet en dat hij twijfelt. Zijn verklaringen zijn daardoor inconsistent en onduidelijk, zodat deze niet mogen worden gebruikt voor het bewijs. [koper 5] bleek tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris zodanig labiel dat ook aan zijn eerdere verklaring geen waarde mag worden gehecht. [koper 8] is meerdere keren teruggekomen op haar verklaring.
De rechtbank stelt voorop dat [koper 4] bij de politie heel duidelijk heeft verklaard dat hij drugs kocht van verdachte. Voor zover al kan worden gezegd dat [koper 4] bij de rechter-commissaris is teruggekomen op deze verklaring, overweegt de rechtbank het volgende. [koper 4] is niet gedagvaard of opgeroepen om als getuige ter terechtzitting te verschijnen. Uit vaste rechtspraak volgt dat in dat geval de verklaring waarop deze getuige is teruggekomen niet het enige bewijsmiddel mag zijn waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit rechtstreeks volgt. De verklaringen moeten in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De verklaring dat [koper 4] drugs kocht bij verdachte vindt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate steun in de hiervoor aangehaalde tapgesprekken. Verdachte noch [koper 4] hebben een andere verklaring gegeven over de betekenis van deze gesprekken. De rechtbank zal de verklaring op dit punt dus wel gebruiken voor het bewijs. In het dossier is daarentegen geen ondersteunend bewijs aanwezig voor een afnameperiode van 2/3 jaar, zodat de rechtbank dit gedeelte van de verklaring te weinig vindt om de lengte van de periode op te baseren.
Voor [koper 5] geldt dat het verhoor bij de rechter-commissaris vroegtijdig is beëindigd omdat het gesprek zeer moeizaam verliep. De rechtbank stelt vast dat [koper 5] in hetgeen hij aldaar wel heeft verklaard niet terugkomt op zijn verklaring bij de politie. De rechtbank ziet in de – kennelijk – labiele toestand van [koper 5] tijdens het verhoor door de rechter-commissaris ook geen aanleiding om de verklaring van [koper 5] bij de politie niet voor het bewijs te gebruiken. Dat [koper 5] ook tijdens het verhoor bij de politie labiel zou zijn geweest, zoals de verdediging betoogt, is niet gebleken. Relevant daarbij is ook dat de verdediging, hoewel zij geen afstand heeft gedaan van deze getuige, niet heeft verzocht om oproeping van [koper 5] als getuige ter terechtzitting om duidelijkheid te krijgen over zijn gemoedstoestand ten tijde van het politieverhoor. Zijn verklaring bij de politie wordt daarentegen wel ondersteund door de tapgesprekken.
[koper 8] is alleen gehoord bij de politie. Zij verklaart in het eerste verhoor bij de politie dat verdachte niet haar dealer is. In het tweede verhoor verklaart zij dat verdachte drugs verkoopt aan haar. In het derde verhoor ontkent [koper 8] dat ze heeft gezegd dat ze drugs heeft gekocht bij verdachte. Gelet op het feit dat [koper 8] twee keer ontkent drugs te hebben gekocht bij verdachte en het ontbreken van steunbewijs voor de verklaring dat verdachte haar dealer is, vindt de rechtbank haar verklaringen onvoldoende betrouwbaar om te gebruiken voor het bewijs.
Aan verdachte is niet het verkopen van drugs ten laste gelegd, maar het afleveren daarvan. Het afleveren is, gelet op het bovenstaande, een onderdeel geweest van de drugshandel door verdachte. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte verdovende middelen heeft afgeleverd aan [koper 3] , [koper 4] , [getuige 1] en anderen (namelijk [koper 5] , [koper 6] en [koper 7] ). Dat verdachte aan de overige in de tenlastelegging genoemde personen drugs heeft verkocht blijkt niet uit het dossier.
De rechtbank acht verder bewezen dat de drugshandel heeft plaatsgevonden in de periode 1 mei 2019 tot en met 12 november 2019. Getuige [koper 3] heeft op 13 november 2019 verklaard dat hij sinds een halfjaar drugs koopt bij verdachte [21] , wat neerkomt op een aanvangsmoment in mei 2019. Dit strookt met de verklaring van getuige [koper 5] , dat hij sinds het voorjaar van 2019 drugs koopt bij verdachte. [22]
Verstrekken
[getuige 2] heeft verklaard dat verdachte wel eens bij haar heeft gekookt en dat zij daar een bolletje voor kreeg. [23] Verdachte heeft op de zitting verder bekend dat hij wel eens cocaïne heeft gegeven aan [getuige 3] om spullen voor een hennepkwekerij voor hem te bewaren. [24] Dat bevestigt de verklaring van [getuige 3] daarover. [25]
De rechtbank acht daarom ook bewezen dat verdachte verdovende middelen heeft verstrekt aan [getuige 2] en [getuige 3] .
Bewerken en/of verwerken
Meerdere getuigen verklaren dat zij bolletjes cocaïne of base coke kochten bij of kregen van verdachte. Base coke wordt gemaakt door cocaïne, in poedervorm, te koken.
In de getapte gesprekken wordt meermaals gesproken over “maken” of “fixen”. Verdachte bespreekt met getuigen [koper 4] en [getuige 1] dat hij nog moet maken. [26] In gesprekken met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 4] , wiens identiteit onbekend is gebleven, zegt verdachte op 4 oktober 2019 “i’am cooking” en “it’s almost ready i’m fixing”. Op 6 oktober 2019 zegt verdachte “i am fixing now”. Op 20 oktober 2019 vraagt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 4] of verdachte klaar is met “the coke”. Verdachte reageert hierop door te zeggen dat het met tien minuten klaar is. In gesprekken met medeverdachte [naam medeverdachte] zegt verdachte dat medeverdachte niets voor hem op het vuur hoeft te doen omdat hij zelf dingen gaat maken. [27]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] wel eens bij haar hebben gekookt. [28] Gelet hierop, en bij afwezigheid van een andere verklaring voor de gesprekken, gaat de rechtbank ervan uit dat de hiervoor weergegeven gesprekken gaan over het bewerken en/of verwerken van drugs.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte de base coke heeft bewerkt en/of verwerkt.
Medeplegen
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gehandeld. Uit de tapgesprekken komt wel het beeld naar voren dat verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] contact hebben over de handel, maar ook dat de een alleen drugs van de ander kan krijgen als hij dat van hem koopt. Dit duidt er op dat verdachten functioneerden als zelfstandigen. Dit vindt bevestiging in de verklaringen van de afnemers, dat zij alleen van verdachte of alleen van medeverdachte [naam medeverdachte] kochten. Mogelijk was er wel enig crimineel samenwerkingsverband omdat zij gebruik maakten van dezelfde faciliteiten, maar van een bewuste en nauwe samenwerking ten aanzien van deze ten laste gelegde feiten, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Aanwezig hebben
Gelet op de verklaring van [koper 3] dat hij de vier bolletjes van in totaal 0,72 gram cocaïne heeft gekocht van verdachte [29] , acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze drugs heeft afgeleverd.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank ook de drugs die zijn aangetroffen tijdens de doorzoeking van zijn woning, te weten 0,65 gram cocaïne en 1,66 gram (wat neerkomt op 4,87 pillen) MDMA, voorhanden gehad. [30] Deze drugs zijn aangetroffen in zijn slaapkamer [31] en verdachte heeft niet ontkend dat deze van hem zijn.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de drugs die zijn aangetroffen in de woningen aan de [adres 1] en [adres 2] van verdachte waren. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte deze drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Feit 2, voorbereidingshandelingen
De verdenking dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft getroffen, is gebaseerd op de goederen die zijn aangetroffen in de woning van [naam 1] . De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat deze goederen door verdachte zijn gebruikt of zouden worden gebruikt voor de bereiding van base coke. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Feit 3, voorhanden hebben wapens en munitie
In de boxruimte, die hoort bij de woning van verdachte, zijn in een sporttas drie vuurwapens en in totaal 35 stuks munitie aangetroffen. Twee pistolen waren opgeborgen in een sok. Een revolver was opgeborgen in een autokluis, waar ook 15 patronen in zaten. De autokluis was op slot. In een los doosje in de tas zaten 19 stuks 9mm patronen. [32] Uit wapenonderzoek is gebleken dat de vuurwapens ongeladen waren en dat de 9mm patronen geschikt zijn om te worden verschoten met één van de pistolen. [33] Er is DNA-materiaal aangetroffen op de pistolen. [34] Uit DNA-onderzoek volgt dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat dit DNA-materiaal afkomstig is van verdachte en twee willekeurige onbekende personen dan van drie willekeurige onbekende personen. [35]
Verdachte heeft verklaard dat de wapens en munitie niet van hem zijn, maar dat hij deze in bewaring had voor iemand anders. Hij wist dat in de tas twee pistolen zaten, die heeft hij ook aangeraakt. Hij wist niet wat er in het losse doosje en de autokluis zat.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte pas op de zitting met deze verklaring is gekomen. Verdachte heeft verder niets willen zeggen over de persoon voor wie hij de spullen in bewaring zou hebben, zodat zijn verklaring volstrekt oncontroleerbaar is. Reeds hierom vindt de rechtbank de verklaring van verdachte dat de wapens en munitie, die in de boxruimte bij zijn woning zijn gevonden, niet van hem zijn ongeloofwaardig.
Op grond van de verklaring van verdachte en het aangetroffen DNA-materiaal kan verder worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van aanwezigheid van de twee pistolen. De rechtbank neemt dat ook aan voor het doosje met 19 patronen, omdat dat los en dus zichtbaar in dezelfde tas lag. De rechtbank vindt het onder deze omstandigheden, waarbij zwaar weegt dat verdachte de pistolen ook heeft vastgehad, niet geloofwaardig dat verdachte vervolgens niet wist wat de inhoud van de autokluis was.
Omdat de goederen in de boxruimte van zijn woning lagen, had verdachte ook de mogelijkheid om deze uit zijn woning te verwijderen. Dat maakt dat verdachte beschikkingsmacht had ten aanzien van de wapens en munitie.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de drie vuurwapens en 35 stuks munitie voorhanden heeft gehad.
Zaak B
De auto van [slachtoffer] stond op 19 oktober 2019 geparkeerd op de Herengracht in Amsterdam, ter hoogte van nummer [huisnummer 1] Tussen 00:45u en 2:30u is een zwarte aktetas van het merk “Porsche design” uit zijn auto gestolen. [36]
Politieagent [verbalisant 1] neemt rond 01:30u waar dat een scooter met daarop twee personen stopt op de Herengracht ter hoogte van nummer [huisnummer 2] . Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij de bestuurder van de scooter was. De bijrijder is medeverdachte A. [medeverdachte 2] . Agent [verbalisant 1] ziet [medeverdachte 2] tussen de auto’s verdwijnen. Verdachte kijkt in de tussentijd om zich heen en houdt, volgens de agent, de omgeving in de gaten. Wanneer de personen wegrijden, worden zij gevolgd door agent [verbalisant 2] , die zich even verderop bevond. Deze neemt waar dat [medeverdachte 2] een voorwerp in zijn schoot heeft. Hij ziet de personen stoppen in de Kerkstraat, waar [medeverdachte 2] tussen een bouwkeet en een gevel gaat staan en verdachte achter de bouwkeet uit het zicht verdwijnt. Verdachte en [medeverdachte 2] rijden vervolgens naar de Vijzelstraat. Daar stapt [medeverdachte 2] weer af en schijnt hij bij verschillende auto’s met het lichtje van zijn telefoon naar binnen. Verdachte staat op dat moment ter hoogte van één van die auto’s en houdt, volgens de agent, de omgeving in de gaten. Op hetzelfde moment ziet agent [verbalisant 1] dat, op de plek waar [medeverdachte 2] tussen de auto’s op de Herengracht verdween, een auto staat waarvan de achterruit is vernield. De agenten besluiten daarop de verdachten aan te houden. [37] Bij zijn aanhouding laat [medeverdachte 2] een ruitentikker op de grond vallen. [38] Na de aanhouding van verdachten worden bij de bouwkeet in de Kerkstraat de aktetas en verschillende documenten op naam van [slachtoffer] gevonden. [slachtoffer] bevestigt bij teruggave dat dit zijn tas is. [39]
Verdachte heeft gesteld dat hij niet wist dat [medeverdachte 2] een autokraak pleegde.
De rechtbank is op basis van de waarnemingen van de politieagenten van oordeel dat verdachte wist van de autokraak door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft de autokraak in de nabijheid van verdachte gepleegd, is met de buit achterop de scooter van verdachte gestapt en heeft die buit naar alle waarschijnlijkheid met verdachte bekeken bij de bouwkeet. In ieder geval moet verdachte, die ook achter de bouwkeet verdween, hebben gezien dat [medeverdachte 2] zijn buit bekeek. Verdachte ging daarna met [medeverdachte 2] naar een andere plek, waar [medeverdachte 2] vervolgens duidelijk zichtbaar de inhoud van andere auto’s onderzocht. De rechtbank interpreteert de waarneming dat verdachte om zich heen keek terwijl [medeverdachte 2] de autokraak pleegde zo, dat verdachte voor hem op de uitkijk stond. Verdachte heeft daarmee, en door [medeverdachte 2] weg te rijden van de plaats delict, de autokraak gefaciliteerd. Verdachte is daarmee medeplichtig aan deze autokraak.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de rubriek 3.4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 12 november 2019 te Amsterdam, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en afgeleverd (aan: [koper 3] , [koper 4] , [getuige 1] en overige personen) en verstrekt (aan: [getuige 3] en [getuige 2] ,
- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en
- 0,72 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde de op 27 oktober 2019 aan [koper 3] overgedragen middelen;
en
op 12 november 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 0,65 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 4,87 Xtc-pillen, zijnde
de middelen aangetroffen bij de doorzoeking van het pand [adres verdachte] ;
3.
op 12 november 2019 te Amsterdam, wapens en patronen munitie van categorie III, te weten
- een pistool van het merk Colt, model 1911 Gouvert MK IV Series 70 en
- een pistool van het merk Fabrique National Herstal, model HP-35 Capitan en
- een revolver van het merk Keseru, model Flobert en
- 19 patronen van het kaliber 9mm Luger (zijnde patronen geschikt om af te vuren met het pistool van het merk Fabrique National Herstal) en
- 6 patronen van het kaliber 7.65mm GECO en
- 1 patroon van het kaliber 7.65mm S&B en
- 6 patronen van het kaliber 32 auto RMP en
- 2 patronen van het kaliber 32 short colt W-V
voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van zaak B subsidiair:
[medeverdachte 2] op 19 oktober 2019 te Amsterdam een laptoptas met inhoud, toebehorend aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl [medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 19 oktober 2019 te Amsterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest door [medeverdachte 2] naar en van het plaats delict te vervoeren en door op de uitkijk te staan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem in zaak A onder 1 en 3 en in zaak B subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende 6 maanden schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Cocaïne is niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar werkt ook verslavend met alle gevolgen van dien voor de maatschappij. De harddrugshandel gaat bovendien gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en in Amsterdam in het bijzonder regelmatig tot ernstige incidenten leidt. Met zijn handelen heeft verdachte een rol gehad in de keten van de handel in harddrugs.
De rechtbank acht strafverzwarend dat verdachte misbruik heeft gemaakt van drugsverslaafden door bij hen thuis ‘base’ cocaïne te bereiden. Zij kregen hiervoor in ruil een bolletje van die base cocaïne. Voor drugsverslaafden wordt het op deze manier nog moeilijker om van hun verslaving af te komen. Verdachte heeft zich kennelijk niet om de risico’s voor deze kwetsbare personen bekommerd en over hun rug gehandeld om er financieel beter van te worden. Dit gedrag rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van drie vuurwapens en munitie in de berging van zijn woning. Dat is een zeer aanzienlijke hoeveelheid. Dit, in combinatie met de drugshandel door verdachte, levert een zeer verontrustende en ernstige situatie op. Het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie is kwalijk, omdat het mogelijk gevaarzettend is. Het ongecontroleerde voorhanden hebben en gebruik van vuurwapens moet dan ook krachtig worden bestreden.
Verder is verdachte medeplichtig geweest aan een autokraak.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 3 september 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld .
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het adviesrapport van Reclassering Nederland van 20 maart 2020. Hieruit blijkt dat verdachte beperkt heeft meegewerkt aan het onderzoek, waardoor de reclassering onvoldoende zicht heeft gekregen op zijn persoonlijke omstandigheden om risicofactoren te kunnen inschatten en beschermende factoren te kunnen benoemen. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten vermelden voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende meer dan 3 maanden, maar minder dan 6 maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Voor een dealperiode tussen de 6 en 12 maanden vermelden de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 12 maanden. Omdat verdachte gedurende 6 maanden heeft gedeald, heeft de rechtbank een gevangenisstaf voor de duur van 9 maanden als uitgangspunt genomen. De rechtbank heeft vervolgens rekening gehouden met de eerdergenoemde strafverzwarende omstandigheid dat verdachte drugs heeft ‘gekookt’ in de woningen van drugsverslaafden en acht daarvoor een verzwaring van de gevangenisstraf met 3 maanden passend.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de Amsterdamse oriëntatiepunten voor wapenbezit. Deze oriëntatiepunten zijn vastgesteld, omdat in het bijzonder in Amsterdam het (vuur)wapenbezit en –gebruik een groot maatschappelijk probleem is. De Amsterdamse oriëntatiepunten vermelden een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voor het voorhanden hebben van een pistool/revolver in en woning. Omdat verdachte drie vuurwapens en (deels) bijbehorende munitie in de berging van zijn woning voorhanden had, neemt de rechtbank 18 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor het wapenbezit.
Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom verdachte drie vuurwapens en munitie in de berging van zijn woning voorhanden had, maar de combinatie met drugshandel is zeer zorgwekkend te noemen. Gelet op het feit dat verdachte jong is en niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld, zou hij in aanmerking kunnen komen voor begeleiding door de reclassering om zo zijn leven op de rit te krijgen. De rechtbank heeft er echter geen vertrouwen in dat verdachte zal meewerken met de reclassering, omdat het reclasseringsrapport daarvoor geen aanknopingspunten biedt. De rechtbank ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstaf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie, omdat de officier van justitie in zijn requisitoir uitgaat van een aanzienlijk langere dealperiode.

8.Beslag

De beslaglijst is opgenomen in bijlage 2, die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd
geldt.
8.1.
Onttrekking aan het verkeer
De onder nummers 28 (munitie), 29 (pistool), 30 (patroonhouder), 56 (munitie), 71 (revolver), 72 (pistool) en 73 (patroonhouder) inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer, omdat met betrekking tot deze voorwerpen het in zaak A onder 3 bewezen geachte is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
8.2.
Verbeurdverklaring
De onder nummers 32 (holster), 41 (simkaart) en 47 (IPhone) inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, worden verbeurdverklaard, omdat met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.
8.3.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De onder nummers 1 t/m 27, 31, 33 t/m 40, 42 t/m 46, 48 t/m 54, 57 t/m 70, 74 en 75 inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 45, 57, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 in zaak A en het in zaak B primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 in zaak A en het in zaak B subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A feit 1 eerste cumulatief/alternatief:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak A feit 1 tweede cumulatief/alternatief:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak A feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: de nummers 32, 41 en 47 van de beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de nummers 28, 29, 30, 56, 71, 72 en 73 van de beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: de nummers 1 t/m 27, 31, 33 t/m 40, 42 t/m 46, 48 t/m 54, 57 t/m 70, en 74 en 75 van de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en M.M. Breugem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 oktober 2020.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342 van 12 november 2019, doorgenummerde pag. I 0015 t/m I 0017 en proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342 van 4 januari 2020, doorgenummerde pag. C 0210.
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342 van 14 november 2019, doorgenummerde pag. B 0058 t/m B 0059.
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342 van 29 oktober 2019, doorgenummerde pag. B 0049.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342 van 3 oktober 2019, doorgenummerde pag. B 0013 t/ B 0014.
6.Een geschrift, te weten een niet gedagtekend proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342, datum onbekend, doorgenummerde pag. B 0015 t/m B 0018.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met nummer 2019178342 van 15 november 2019, doorgenummerde pag. D 0028 en D 0029, proces-verbaal van verhoor getuige [koper 4] met nummer 2019178342 van 13 november 2019, doorgenummerde pag. D. 0015, proces-verbaal van verhoor getuige [koper 6] met nummer 2019178342 van 6 december 2019, doorgenummerde pag. D 0127 en proces-verbaal van verhoor getuige [koper 7] met nummer 2019178342 van 29 november 2019, doorgenummerde pag. D 0092.
8.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342 van 13 november 2019, doorgenummerde pag. C 0001 t/m C 0004
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019226311-3 van 1 november 2019, doorgenummerde pag. D 009 t/m D 0010 en Rapport in de zaak contra verdachte [koper 3] met nummer 1448N19 van 8 november 2019, opgesteld door ing. [naam 2] , doorgenummerde pag. D 0014.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [koper 3] met nummer 2019178341 van 13 november 2019, doorgenummerde pag. D 0001 t/m D 0003 en proces-verbaal van verhoor van getuige [koper 3] d.d. 14 augustus 2020 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342, inclusief bijlagen, van 13 november 2019, doorgenummerde pag. C 0014 t/m C 0034.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige Van [koper 4] met nummer 2019178342 van 13 november 2019, doorgenummerde pag. D 0015 t/m D 0016.
13.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342, inclusief bijlagen, van 26 oktober 2019, doorgenummerde pag. C 0049 t/m C 0093.
14.Een geschrift, te weten een niet gedagtekend proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342, datum onbekend, doorgenummerde pag. B 0015 t/m B 0018.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met nummer 2019178342 van 15 november 2019, doorgenummerde pag. D 0027 t/m D 0029 en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 20 augustus 2020 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank
16.Proces verbaal van bevindingen met nummer 2019178342 van 29 november 2019, doorgenummerde pag. D 0134 t/m D 0138.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [koper 5] met nummer 2019178342 van 9 december 2019, doorgenummerde pag. D 0139 t/m D 0141.
18.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342, inclusief bijlage, van 26 oktober 2019, doorgenummerde pag. D 0119 t/m D 0122.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [koper 6] met nummer 2019178342 van 6 december 2019, doorgenummerde pag. D 0126 t/m D 0128.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [koper 7] met nummer 2019178342 van 29 november 2019, doorgenummerde pag. D 0091 t/m D 0092.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [koper 3] met nummer 2019178341 van 13 november 2019, doorgenummerde pag. D 0001 t/m D 0003.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [koper 5] met nummer 2019178342 van 9 december 2019, doorgenummerde pag. D 0139 t/m D 0141.
23.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 20 augustus 2020 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
24.De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 23 september 2020 heeft afgelegd, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] met nummer 2019178342 van 15 november 2019, doorgenummerde pag. D 0033t/m 0035.
26.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342 van 13 november 2019, inclusief bijlagen, doorgenummerde pag. C 0001 t/m C 0019 en proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019178342 van 26 oktober 2019, doorgenummerde pag. C 0049 t/m C 0070.
27.Proces-verbaal van bevindingen identiteit NNM3743 en NNM4255, inclusief bijlagen, van 12 november 2019, doorgenummerde pag. K 0002 t/m K 0014.
28.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 20 augustus 2020 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [koper 3] met nummer 2019178341 van 13 november 2019, doorgenummerde pag. D 0001 t/m D 0003.
30.Rapport in de zaak contra verdachte [verdachte] met nummer 1494N19 van 19 november 2019, opgesteld door drs. [naam 3] , doorgenummerde pag. C 0040.
31.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 2019178342, inclusief bijlagen, van 13 november 2019, doorgenummerde pag. I 0004 t/m I 0014.
32.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen vuurwapen van 14 november 2019, doorgenummerde pag. G 0001 t/m G 0003.
33.Proces-verbaal van onderzoek met nummer 2019178342 van 14 november 2019, doorgenummerde pag. G 0040 t/m G 0047
34.Proces-verbaal vooronderzoek lab met nummer 2019178342-59 van 13 november 2019, doorgenummerde pag. G 0048 t/m G 0053.
35.Rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet en het aantreffen van wapens en munitie in Amsterdam op respectievelijk 23 augustus en 12 november 2019 van het Nederlands Forensisch Instituut, doorgenummerde pag. G 0067 t/m G 0070.
36.Proces-verbaal aangifte met nummer 2019220250-1 van 19 oktober 2019, doorgenummerde pag. 5 t/m 7.
37.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019220250-7 van 19 oktober 2019, doorgenummerde pag. 8 t/m 11.
38.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019220250-15 van 19 oktober 2019, doorgenummerde pag. 17.
39.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019220250-7 van 19 oktober 2019, doorgenummerde pag. 8 t/m 11.