ECLI:NL:RBAMS:2020:5068

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
13/993022-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben en gebruik maken van valse geschriften in een strafzaak tegen een medewerker van een bedrijf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben en gebruiken van valse geschriften. De verdachte, geboren in 1970 en werkzaam bij [bedrijf 4], was betrokken bij een systeem waarbij valse facturen werden gebruikt om lagere invoer- en antidumpheffingen te betalen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 8 oktober 2020 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. N. van der Laan. De officier van justitie, mr. H.J. Hart, heeft de vordering ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de fraude door het controleren en vernietigen van facturen waarvan hij wist dat ze vals waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in totaal 398 valse facturen zijn gebruikt, waarvan 96 bij [bedrijf 4] zijn aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust was van het systeem van dubbele facturen en dat hij de lage facturen gebruikte als controlemiddel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 216 uren, met een vervangende hechtenis van 108 dagen voor het geval hij de taakstraf niet naar behoren verricht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/993022-18
Datum uitspraak: 22 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 8 oktober 2020 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was als raadsman van verdachte aanwezig, mr. N. van der Laan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.J. Hart, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Verdenking

Aan verdachte is, na wijziging op de zitting, kort samengevat tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan (mede)plegen van het voorhanden hebben, gebruik maken dan wel afleveren van valse geschriften.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
In het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek naar onder meer de bedrijven [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) en [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ), vond op 27 november 2017 een doorzoeking plaats bij [bedrijf 4] . [bedrijf 4] was op dat moment de enige afnemer van door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] vanuit China ingevoerd porselein. Tevens hebben er in datzelfde onderzoek op 27 november 2017 op diverse andere locaties doorzoekingen plaatsgevonden. Deze doorzoekingen vonden plaats in Nederland en op een locatie in Duitsland. Op dit adres in Duitsland bevond zich de kantoorruimte van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . [2]
Bij [bedrijf 4] zijn onder meer mapjes met documenten aangetroffen die allemaal betrekking hadden op de invoer van Chinees porselein. Deze mapjes zijn gevonden op de werkplek van verdachte, medewerker van de afdeling inkoop van [bedrijf 4] . [3] Het ging in totaal om 96 facturen in mapjes en ordners, gericht aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . [4] In 73 van deze mapjes is van dezelfde bestelling zowel een hoge als een lage, vermoedelijk valse, Chinese inkoopfactuur aangetroffen. [5]
In de administratie van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] zijn meer van dit soort “setjes” inkoopfacturen aangetroffen dan bij [bedrijf 4] , namelijk 357 in totaal. [6] Dat [bedrijf 4] de werkelijke koper was van de goederen, en dus niet [bedrijf 1] , [bedrijf 2] of [bedrijf 3] , bleek uit sales-contracten die [bedrijf 4] van de Chinese leveranciers had ontvangen. [7]
Uit nader onderzoek bleek dat de lage, vermoedelijk valse, facturen werden gebruikt bij de inklaring van de goederen, met als gevolg dat een lagere antidumpingheffing en minder invoerrechten werden betaald. [8]
Uit de verklaring van [naam 1] , feitelijk leidinggever van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] , bleek dat hij op een beurs in China heeft besproken met [medeverdachte] , indirect enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 4] , dat zij via zijn bedrijven met lage inkoopfacturen zouden werken voor [bedrijf 4] , om zo de anti-dumpheffing te omzeilen. [9] Zijn partner en tevens bestuurder van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] , [naam partner] , verklaarde dat zij de facturen per e-mail aan verdachte stuurde. Hij was haar contactpersoon bij [bedrijf 4] . [10]
Eén van de medewerkers van [bedrijf 4] , [naam medewerker] , heeft verklaard dat zij wist dat er iets niet klopte met de Chinese inkoopfacturen omdat zij van deze leveranciers twee inkoopfacturen kreeg. Op één van deze facturen stonden de prijzen zoals deze waren afgesproken door haar collega’s en op de andere factuur stonden lagere prijzen vermeld. Ook verklaarde zij dat de dossiers normaal gesproken worden opgeslagen in een grijs bakje in haar kamer, maar dat zij op verzoek van verdachte,haar collega, de facturen geadresseerd aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] of [bedrijf 3] op zijn bureau neerlegde. [11]
Verdachte heeft in zijn verhoor verklaard hij er na enige maanden achter kwam dat er met dubbele facturen werd gewerkt en dat hij wist dat één van de facturen niet juist was. Hij heeft verder verklaard dat hij zag dat de valse factuur altijd ongeveer een derde bedroeg van de juiste factuur. De lage factuur werd door verdachte gebruikt als controlemiddel op de bijkomende kosten. Na deze controle werden deze Chinese inkoopfacturen door hem weggegooid, omdat deze niet meer van belang waren voor [bedrijf 4] . Doordat er minder antidumpheffing werd betaald, ging de kostprijs naar beneden. De beslissing om met [bedrijf 1] te gaan samenwerken kwam volgens hem van [medeverdachte] . [12]
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Mede gelet op de aangetroffen hoge en lage facturen, de inklaring telkens op de lage facturen en de naheffingen die door [bedrijf 4] zijn voldaan, staat de fraude met de invoer- en antidumpheffingen vast. In totaal gaat het om 398 valse lage facturen, waarvan 96 bij [bedrijf 4] zijn aangetroffen. De rest was daar al vernietigd. De facturen waren vals omdat daarin een te lage prijs was opgenomen, maar ook omdat in die facturen werd voorgewend dat [bedrijf 1] , [bedrijf 3] of [bedrijf 2] de inkoper was, terwijl feitelijk [bedrijf 4] de inkoper was.
Verdachte wist van het systeem van twee facturen, had die voorhanden gelet op de grote hoeveelheid facturen die in mapjes en een ordner op zijn bureau zijn aangetroffen en begreep al snel dat er iets niet in de haak was. Op basis van de salescontracten, kende hij de inkoopprijzen. Het was dus in één oogopslag duidelijk dat de factuur met een derde van de inkoopwaarde niet juist kon zijn. Het feit dat er slechts 96 van de 398 valse facturen bij [bedrijf 4] zijn aangetroffen, omdat de rest door verdachte is vernietigd, zegt genoeg over zijn wetenschap, betrokkenheid en opzet. Hij heeft de facturen voorhanden gehad, maar ook doorgestuurd aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en hij wist dat deze bedrijven de facturen afleverden aan expediteurs en gebruikten voor de berekening van de te lagen invoer- en antidumpheffingen. Verdachte heeft de valsheid in geschrift medegepleegd met [medeverdachte] als feitelijk leidinggever, en met [bedrijf 4] , maar ook met [naam partner] , [naam 1] , [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en daarmede zijn de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat de rechtbank tot bewezenverklaring kan komen van het voorhanden heb van zes valse facturen. Ten aanzien van het overige aantal facturen moet verdachte worden vrijgesproken.
Het doorsturen van een beperkt aantal facturen is geen medepleeghandeling van het daarop volgende gebruik daarvan door [bedrijf 1] , [bedrijf 2] of [bedrijf 3] . Ook het controleren van de facturen is geen medepleeghandeling omdat dit de feitelijke gedraging was die plaatsvond na het gebruik door [bedrijf 1] , [bedrijf 2] of [bedrijf 3] van die facturen. Het uitgangspunt dat verdachte alle valse facturen die zijn aangetroffen bij en/of gebruikt zijn door [bedrijf 1] , [bedrijf 2] of [bedrijf 3] , voorhanden zou hebben gehad, kan daarom uit het dossier niet volgen.
Voorts zijn de 96 bij [bedrijf 4] aangetroffen facturen niet allemaal afzonderlijk tenlastegelegd en zijn deze ook niet allemaal in het strafdossier gevoegd. Hierdoor kan niet worden gecontroleerd of de 96 facturen inderdaad vals zijn. Bovendien blijkt dat de vermoedelijk valse facturen die verdachte doorstuurde, niet altijd identiek waren aan de valse facturen die door [bedrijf 1] werden gebruikt. Van slechts zes specifiek tenlastegelegde facturen kan bewezen worden dat deze vals waren en dat verdachte die voorhanden heeft gehad.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De werkwijze
Vast staat dat [bedrijf 4] lage inkoopfacturen van Chinese leveranciers heeft ontvangen, die zijn vervalst. [13] Gelet op de modus operandi, die bij alle inkoopfacturen hetzelfde was, gaat de rechtbank ervan uit dat elke betaling die door [bedrijf 4] is gedaan aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en elke juiste inkoopfactuur is gebaseerd op een valse inkoopfactuur. Het totaal aantal valse facturen bedraagt 398. [14] Hoewel van de facturen aan [bedrijf 3] een aantal niet in de opsomming van AMB-058a staan, kan de rechtbank op grond van de andere ambtshandelingen die zijn opgenomen in de bewijsmiddelen toch vaststellen dat het ook hier gaat om valse inkoopfacturen. Dat niet kan worden vastgesteld dat deze valse inkoopfacturen vervolgens ook terugkomen in het overzicht van AMB-058a, doet daar niet aan af.
Voorts overweegt de rechtbank dat er kennelijk afspraken zijn gemaakt tussen [naam 1] en [medeverdachte] over deze werkwijze. Hoewel de rechtbank niet precies kan vaststellen wat er is besproken, blijkt uit het dossier wel voldoende dat er consensus bestond over de nieuwe werkwijze en de samenwerking tussen [bedrijf 4] en in eerste instantie [bedrijf 1] . [bedrijf 4] bleef de inkoop doen en zowel met [bedrijf 1] als later met [bedrijf 2] en [bedrijf 3] was afgestemd dat de facturen van de Chinese leveranciers op naam van deze B.V.’s zouden komen. In sommige gevallen kwam de hoge factuur gericht aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] of [bedrijf 3] binnen bij [bedrijf 4] . Daarnaast kwam ook een lagere factuur binnen. Deze facturen werden doorgezonden aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] of [bedrijf 3] en in enkele gevallen werd dit rechtstreeks gedaan door de leverancier. Vervolgens blijkt uit het dossier dat er een te laag bedrag, het bedrag op de valse factuur, is gebruikt bij de inklaring. De lage factuur werd door verdachte gebruikt als controlemiddel op de bijkomende kosten voor [bedrijf 4] en daarna door hem vernietigd.
Medeplegen
De constructie, waarbij er lagere inkoopfacturen werden gebruikt ten behoeve van lagere invoer- en antidumpheffingen, is door [medeverdachte] in samenspraak met [naam 1] en [naam partner] opgezet. Ook verdachte leverde een substantiële bijdrage aan deze werkwijze, onder meer door het controleren en vernietigen van de facturen waarvan hij wist dat dit valse en te lage facturen waren. Verdachte was al jaren betrokken bij de inkoop en heeft ook verklaard dat hij wist dat steeds één van de twee facturen op naam van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] of [bedrijf 3] niet juist was. Desondanks bleef hij de lage facturen gebruiken als controlemiddel op de bijkomende kosten, waarna hij ze vernietigde.
Dit alles werd gedaan ten behoeve van [bedrijf 4] . Door de lage facturen betaalde [bedrijf 4] immers minder invoer- en antidumpheffingen. Niemand heeft zich vervolgens hiervan gedistantieerd en ieder bleef zijn bijdrage leveren om deze werkwijze voort te zetten. Gelet op het hiervoor overwogene vindt de rechtbank dan ook dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [bedrijf 4] , [naam partner] , [naam 1] en verdachte en dat zij alle valse facturen tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad en hebben gebruikt met hetzelfde doel, namelijk het verlagen van de invoer- en antidumpheffingen. Dat geldt voor de facturen die zijn aangetroffen bij [bedrijf 4] , maar ook voor de facturen die zijn aangetroffen bij [bedrijf 1] , [bedrijf 2] of [bedrijf 3] .
In een aantal gevallen zijn er ook facturen gevonden die gelijk zijn aan de valse factuur maar waar tevens een aantal wijzigingen op staan. De rechtbank stelt vast dat deze verschillen minimaal zijn en dat de inkoopfacturen qua inkoopprijs overeenstemmen. Hoewel niet in alle gevallen duidelijk is welke van de twee facturen is gebruikt bij de inklaring, stelt de rechtbank vast dat ook deze facturen, gelet op het te lage inkoopbedrag, vals zijn en dat [bedrijf 4] , [naam partner] , [naam 1] en [verdachte] deze facturen, in het kader van de hiervoor beschreven constructie ten behoeve van [bedrijf 4] , tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad en hebben gebruikt. De mogelijkheid dat niet alle valse inkoopfacturen die zich bij [bedrijf 4] (hebben) bevonden niet zijn gebruikt voor de inklaring van de goederen en de omstandigheid dat inkoopfacturen bij [bedrijf 4] deels afweken van de inkoopfacturen die bij [bedrijf 1] . c.s. zijn aangetroffen, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben en gebruiken van valse geschriften.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op meer tijdstippen in de periode van 9 april 2012 tot en met 26 november 2017 te Lelystad en/of Duivendrecht en/of Mijdrecht en/of Hoorn en te Bedburg-Hau, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk gebruik hebben gemaakt en voorhanden hebben gehad
398 (AMB-058a) valse geschriften, te weten inkoopfacturen,
waaronder
A)257 inkoopfacturen gericht aan [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ) (AMB-054, zie ook AMB-040 en AMB-040a), waaronder :
1. een factuur afkomstig van [bedrijf 5] . met factuurnummer 20120914 en factuurdatum 14 september 2012, met een totaal bedrag van $ 12.868,44 (DOC-161, p. 1), en
2. een factuur afkomstig van [bedrijf 5] . met factuurnummer 0409A en factuurdatum 9 april 2012, met een totaal bedrag van $ 12.909,24 (DOC-119, p. 1), en
3.een factuur afkomstig van [bedrijf 5] . met factuurnummer 0409B en factuurdatum 9 april 2012, met een totaal bedrag van $ 9.059,58 (DOC-119, p. 3), en
4.een factuur afkomstig van [bedrijf 5] . met
factuurnummer 0409C en factuurdatum 9 april 2012, met een totaal bedrag van
$ 16.583,70 (DOC-119, p. 5), en
5.een factuur afkomstig van [bedrijf 6] met factuurnummer LX13311 en factuurdatum 26 september 2013, met een totaal bedrag van $ 10.454,88(DOC-160, p. 1), en
6.een factuur afkomstig van [bedrijf 7] .met factuurnummer 20130428 en factuurdatum 28 april 2013, met een totaal bedrag van $ 11.529,64 (DOC-162, p. 2-3), en
7. een factuur afkomstig van [bedrijf 8] met factuurnummer 20130731 en factuurdatum 31 juli 2013, met een totaal bedrag van $ 10.595,81 (DOC-163, p. 2-3), en
8. een factuur afkomstig van [bedrijf 6] met factuurnummer LX14375 en factuurdatum 4 september 2014, met een totaal bedrag van $ 6.520,80 (DOC-164, p. 1), en
9. een factuur afkomstig van [bedrijf 9] . met factuurnummer ZB1416L en factuurdatum 26 september 2014, met een totaalbedrag van $ 12.960,00 (DOC-187 p. 1), en
10. een factuur afkomstig van [bedrijf 10] . met factuurnummer YK14204 en factuurdatum 6 februari 2015, met een totaalbedrag van $ 5.412,00 (DOC-188, p. 2), en
11.een factuur afkomstig van [bedrijf 5] . met factuurnummer 20150818 en factuurdatum 18 augustus 2015, met een totaal bedrag van $ 10.464,00 (DOC-117, p. 4), en
12.een factuur afkomstig van [bedrijf 11] . met factuurnummer OR306 en factuurdatum 9 november 2015, met een totaalbedrag van $ 15.081,00 (DOC-113, p. 3), en
13.een factuur afkomstig van [bedrijf 12] . met factuurnummer FSN211623 en factuurdatum 12 mei 2016, met een totaalbedrag van $ 7.484,64 (DOC-202, p. 2), en
B)91 inkoopfacturen gericht aan [bedrijf 2] (AMB-053, zie ook AMB-031 en AMB-031a), waaronder
l. een factuur afkomstig van [bedrijf 5] . met factuurnummer 20161128, en factuurdatum 28 november 2016, met een totaal bedrag van $ 10.894,28 (DOC-146, p. 1-3), en
2. een factuur afkomstig van [bedrijf 5] . met factuurnummer 20170121, en factuurdatum 21 januari november 2017, met een totaal bedrag van $ 11.087,28 (DOC-148, p. 4-6), en
3. een factuur afkomstig van [bedrijf 5] . met factuurnummer 20170320, en factuurdatum 20 maart 2017, met een totaal bedrag van $ 11.543,24 (DOC-149, p.4-6), en
4. een factuur afkomstig van [bedrijf 6] met factuurnummer LX17121 en factuurdatum 2 mei 2017, met een totaal bedrag van $ 6.997,84 (DOC-070, p. 3), en
5. een factuur afkomstig van [bedrijf 13] met factuurnummer 202538, en factuurdatum 9 augustus 2016, met een totaal bedrag van $ 28.140,00 (DOC-176, p. 1), en
C)50 inkoopfacturen gericht aan [bedrijf 3] (AMB-049, AMB-058, zie ook AMB -041 en AMB-041a), waaronder:
1. een factuur afkomstig van [bedrijf 14] met factuurnummer HI17-010 en factuurdatum 28 augustus 2017, met een totaal bedrag van $ 5.220,00 (DOC-102, p. 2), en
2. een factuur afkomstig van [bedrijf 13] met factuurnummer 205820 en factuurdatum 31 augustus 2017, met een totaal bedrag van $ 51.052,80 (DOC-103, p. 2), en/
3. een factuur afkomstig van [bedrijf 12] . met factuurnummer
FSN212324-4 en factuurdatum 10 oktober 2017, met een totaal bedrag van
$ 5.401,08 (DOC-098c), en
4. een factuur afkomstig van [bedrijf 5] . met factuurnummer LX17512, en factuurdatum 18 oktober 2017, met een totaal bedrag van $ 7.006,00 (DOC-145, p. 3), en
5. een factuur afkomstig van [bedrijf 13] met factuurnummer 05540, en factuurdatum 30 september 2017, met een totaal bedrag van $ 33.316,32 (DOC-173, p. 2),
zijnde telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
terwijl hij en zijn mededaders telkens wisten dat die geschriften bestemd waren tot gebruik als ware die geschriften echt en onvervalst
en bestaande dat gebruik maken en voorhanden hebben van voornoemde valse of vervalste facturen hierin dat hij en zijn mededaders telkens voornoemde valse of vervalste facturen als basis hebben laten dienen voor de berekening van invoerrechten en antidumpingheffing en voornoemde facturen (per mail) hebben toegezonden aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of expediteurs/expeditieondernemingen/direct vertegenwoordigers
en telkens voornoemde facturen hebben ontvangen en/of hebben geprint en/of hebben opgeborgen in mapjes en/of een ordner en/of doen/laten opbergen in
mapjes en/of een order en/of hebben vernietigd en/of doen/laten vernietigen,
en bestaande die valsheid telkens hierin dat in die facturen een lagere inkoopprijs is opgenomen dan in werkelijkheid was overeengekomen tussen [bedrijf 4] en de betreffende Chinese leveranciers en dat in die facturen is opgenomen/voorgewend dat [bedrijf 1]
of [bedrijf 2] of [bedrijf 3] de inkoper van de goederen is, terwijl die goederen in werkelijkheid door [bedrijf 4] ingekocht werden (bij de betreffende Chinese leveranciers.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straffen en maatregelen

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte slechts uit loyaliteit richting zijn werkgever en het bedrijf is meegegaan in de betreffende werkwijze. Hij was niet meer dan een radartje binnen de organisatie van [bedrijf 4] en de strafbare feiten werden in de kern door [bedrijf 4] gepleegd. Bovendien heeft hij er zelf geen financieel voordeel van gehad. Daar komt bij dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Primair verzoekt de verdediging daarom om aan verdachte een taakstraf van 120 uren op te leggen in combinatie met een geldboete. Subsidiair zou ook gekozen kunnen worden voor een taakstraf van langere duur, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich structureel en gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en hij heeft hierdoor de markt ernstig verstoord. Door het medeplegen van het voorhanden hebben en gebruiken van valse facturen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
Afgezien van de ernst van de feiten, de persoon van verdachte en de persoonlijke omstandigheden kan de rechtbank, bij het afwegen van de onderhavige belangen, ook rekening houden met de oriëntatiepunten opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) teneinde te voorkomen dat straffen van verschillende rechtbanken en gerechtshoven te veel van elkaar verschillen. Het LOVS heeft oriëntatiepunten opgesteld voor een aantal veelvoorkomende misdrijven. Die geven weer welke straffen rechters opleggen voor bepaalde feiten.
Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat niet is gebleken dat verdachte aanwijsbaar direct voordeel heeft genoten door het plegen van het strafbare feit. Weliswaar heeft hij door zijn handelen meegewerkt aan een oneerlijke concurrentie waardoor het bedrijf, waarvoor hij werkte en waarvan hij bonussen ontving, een voorsprong op de markt genoot. Maar niet is gebleken dat hij voor zijn handelen direct geld of giften ontving.De rechtbank vindt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals is geëist door de officier van justitie, alles afwegend niet passend.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 27 februari 2020. Daarin staat beschreven dat verdachte door de verdenking en de aanloop naar de strafzaak zich bewust lijkt te zijn geworden van de mogelijke strafbaarheid van zijn handelen en zijn eigen verantwoordelijkheid hierin. Gezien de impact op zijn leven valt te verwachten dat hij anders zal handelen in soortgelijke situaties. Het risico op recidive wordt dan ook ingeschat als laag. De rechtbank ziet daarom geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank vindt wegens de overschrijding van de redelijke termijn strafvermindering op zijn plaats. De termijn is aangevangen op datum aanhouding, te weten 21 februari 2018 en is daarmee met tien maanden overschreden. De rechtbank zal daarom een korting toepassen van tien procent en in plaats van een taakstraf van 240 uren, zal de rechtbank aan verdachte een taakstaf van 216 uren opleggen.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 225 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 lid
1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
en
medeplegen van voorhanden hebben van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht terwijl verdachte weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik van dit geschrift als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
216 (tweehonderdzestien) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 108 dagen, met dien verstande dat voor iedere dag die in verzekering is doorgebracht, aftrek zal plaatsvinden, naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. A.A. Fase en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 oktober 2020

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verdenking [bedrijf 4] , AMB-011
3.Proces-verbaal van ambtshandeling, AMB-041
4.Processen-verbaal van ambtshandeling, AMB-040a, AMB-031a en AMB-041a.
5.Processen-verbaal van ambtshandeling, AMB-040, AMB-031 en AMB-041
6.Processen-verbaal van ambtshandeling, AMB-040a, AMB-031a en AMB-041a.
7.Processen-verbaal van ambtshandeling, AMB-060
8.Processen-verbaal van ambtshandeling, AMB-043
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , V-08-08 p. 2 en V08-07 3 en 4 en Uittreksel KvK [bedrijf 4] DOC-093
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam partner] , V-05-06, p. 5
11.Pv verhoor verdachte [naam medewerker] , V-13-01, p. 2 t/m 4
12.Een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van verdachte [verdachte] , V-12-05, p. 4 en 5 en een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , V-12-06, p. 5 en 6
13.Een proces-verbaal van ambtshandelingen:
14.Een proces-verbaal van ambtshandelingen: AMB-058a en AMB-049