8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen en beledigen van politieambtenaren en het beschadigen van een politievoertuig. Dit zijn vervelende en hinderlijke feiten. De rechtbank constateert dat verdachte inmiddels 95 dagen in voorarrest heeft gezeten voor deze feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 10 juni 2020. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder een geweldsdelict minder dan vijf jaar geleden.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsrapport van mevrouw [naam 3] van 13 juli 2020. De reclassering rapporteert dat al jarenlang sprake is van psychische problematiek, hetgeen zijn weerslag heeft op het gedrag van verdachte. Op praktisch gebied is hij voornamelijk afhankelijk van zijn familie: hij heeft geen eigen huisvesting (woont bij zijn ouders) en zijn financiën worden beheerd door zijn broer. Hij heeft geen dagbesteding en er is sprake van problematisch middelengebruik. Hij staat onder behandeling van Inforsa. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert een toezicht als aanvulling op de zorgmachtiging die is aangevraagd en inmiddels is toegewezen voor de duur van zes maanden. Behandeling kan dan plaats vinden in het kader van de zorgmachtiging en deels kan dit gebeuren in het forensisch kader. Hierdoor kan er een vangnet voor verdachte worden gecreëerd ten aanzien van onder andere de praktische zaken van verdachte. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een korte klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole, schuldhulpverlening en dagbesteding.
Uit het Pro Justitiarapportage van 18 juni 2020, waaruit geen advies is gevolgd omdat verdachte geweigerd heeft mee te werken, volgt wel dat er sprake zou zijn van middelenproblematiek en dat verdachte bekend is bij diverse hulpverlenende instanties. Er zou sprake zijn van agressieregulatieproblematiek en ernstige psychosociale problematiek waarbij zijn netwerk ernstig is overbelast.
De rechtbank constateert ook dat op 20 juli 2020 een zorgmachtiging is afgegeven voor verschillende vormen van verplichte zorg ten behoeve van de behandeling van de psychische problemen van verdachte.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het licht heeft gezien en bereid is om af te komen van zijn verslavingen en zijn problemen met emotieregulatie.
De rechtbank vindt het van belang dat verdachte wordt geholpen met zijn problemen. De zorgmachtiging biedt daarvoor de basis. Daarnaast acht de rechtbank, met de reclassering, als aanvulling op deze zorgmachtiging van belang om – ter beperking van recidive – een voorwaardelijke straf met daarbij alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft immers hulp nodig op meerdere leefgebieden waaronder zijn huisvesting, welke hulp niet allemaal middels de zorgmachtiging kan worden geboden.
De rechtbank zal een lager voorwaardelijk strafdeel opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd nu de rechtbank minder bewezen acht en het complementaire karakter van de bijzondere voorwaarden naast de zorgmachtiging, wil benadrukken. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, waarvan 4 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. De rechtbank merkt hierbij nog op dat vanwege dit complementaire karakter zij ervan uit gaat dat bij eventuele haperingen in de uitvoering van de bijzondere voorwaarden, uitdrukkelijk wordt bezien welke mogelijkheden de zorgmachtiging, naast het opgelegde reclasseringstraject, biedt om de nodig geachte behandeling en begeleiding te laten plaatsvinden.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 23 juni 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/053353-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d.
29 augustus 2018 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 10 uur, subsidiair 5 dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Uit het dossier maakt de rechtbank op dat de 10 uur voorwaardelijk opgelegde taakstraf reeds ten uitvoer is gelegd bij de onherroepelijke beslissing van 10 mei 2019, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging.