ECLI:NL:RBAMS:2020:5039

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
13/108217-20 en 13/053353-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling, bedreiging en belediging van politieambtenaren met reclasseringstoezicht en zorgmachtiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2020, is de verdachte beschuldigd van bedreiging, vernieling en belediging van politieambtenaren. De feiten vonden plaats op 19 april 2020 te Amsterdam, waar de verdachte zich schuldig maakte aan het bedreigen van politieagenten door te spugen en beledigende uitlatingen te doen. De officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, vorderde een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 24 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. Hendriksen, vroeg om vrijspraak voor de bedreiging, maar erkende de feiten 2 en 3. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging met de woorden 'ik maak je dood' bewezen was, maar sprak de verdachte vrij van de bedreiging door spugen en de uitlating over corona, omdat er onvoldoende bewijs was voor een direct verband. De rechtbank achtte de feiten van vernieling en belediging wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 4 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor psychische problemen. De rechtbank benadrukte het belang van hulp voor de verdachte, gezien zijn psychische problematiek en eerdere veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/108217-20 en 13/053353-17 (tul)
Datum uitspraak: 23 juli 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.L.A. ter Veer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 19 april 2020 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
Bedreiging van politieagenten [naam 1] en/of [naam 2] door middel van verbale uitingen en door in hun richting te spugen.
Vernieling van een dienstvoertuig van de politie-eenheid Amsterdam.
Belediging van politieagenten [naam 1] en/of [naam 2] .
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De verbalisanten hebben verklaard dat verdachte in hun richting heeft gespuugd en daarbij heeft gezegd: ‘Ik hoop dat jullie en jullie gezin corona krijgen.’ Ook hebben zij verdachte horen zeggen dat hij de verbalisanten dood zou maken. Onder verwijzing naar jurisprudentie heeft de officier aangevoerd dat het spugen naar verbalisanten normaal gesproken als een belediging wordt aangemerkt maar in de periode dat Corona heerst, als een bedreiging moet worden aangemerkt. Corona is een besmettelijke ziekte, waarbij men zwaar lichamelijk letsel kunt oplopen of zelfs in sommige gevallen de dood kan volgen. Verdachte heeft bewust gehandeld.
De verbalisanten hebben daarnaast verklaard dat verdachte tegen de deur van het politievoertuig heeft getrapt en dat deze deur naar buiten veerde, waardoor schade aan de deur is ontstaan. De ouders van verdachte hebben hem ook tegen de deur zien trappen.
De belediging van verbalisanten zoals neergelegd in het tenlastegelegde onder 3, de verbale uitingen en het spugen, heeft verdachte bekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman verzocht om verdachte vrij te spreken. Verdachte ontkent dat hij de verbalisanten heeft bedreigd. De verwensing dat de verbalisanten en hun familie Corona zouden krijgen zou hij naar eigen zeggen niet hebben geuit. Deze verwensing is bovendien maar door één verbalisant gehoord, terwijl verdachte deze volgens de betreffende verbalisant niet direct na het spugen heeft geuit, maar pas op een later moment onderweg naar het cellencomplex. Verdachte heeft mogelijk in het wilde weg gespuugd uit frustratie, maar niet bewust in de richting van de verbalisanten en ook niet om ervoor te zorgen dat zij Corona krijgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle feiten.
Ten aanzien van feit 1 zal de rechtbank alleen de bedreigende uiting ‘ik maak je dood’ bewezen verklaren.
Van de bedreiging door middel van het spugen in de richting van de verbalisanten en de uitlating ‘Ik hoop dat jullie en jullie gezin Corona krijgen’ zal verdachte worden vrijgesproken, omdat onvoldoende uit het dossier voortvloeit dat sprake is van een bedreiging. De uitlating over het Coronavirus is niet tegelijkertijd of direct na het spugen in de auto en op de grond vlak na zijn aanhouding gedaan maar pas toen verdachte in het arrestantenbusje onderweg naar het cellencomplex werd gebracht. Er zit te veel tijd tussen het spugen en de uitlating over het Coronavirus, zodat het verband tussen beiden ontbreekt. Het spugen levert onder deze omstandigheden geen bedreiging, maar een belediging op.
De rechtbank acht op grond van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de bekentenis van verdachte ook de feiten 2 en 3 bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 19 april 2020 te Amstelveen [naam 1] en [naam 2] , respectievelijk hoofdagent en brigadier bij de politie-eenheid Amsterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door tegen voornoemde [naam 1] en [naam 2] te zeggen: “Ik maak je dood";
2.
op 19 april 2020 te Amstelveen opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig (kenteken [kenteken] ), dat aan de politie-eenheid Amsterdam toebehoorde, heeft beschadigd;
3.
op 19 april 2020 te Amstelveen opzettelijk de ambtenaren, te weten [naam 1] en
[naam 2] (respectievelijk hoofdagent en brigadier bij de politie-eenheid Amsterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening (belast met noodhulp en surveillance), in hun tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd door hun de woorden toe te voegen: "Hoerenzoon, Judas, kankerlijer", en door te spugen in de richting van het lichaam van voornoemde [naam 1] en [naam 2] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis die dan aan het verkort vonnis wordt gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 24 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar met daarbij alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld zich te kunnen verenigen met de strafeis van de officier van justitie, met dien verstande dat de raadsman heeft verzocht om geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft hulp nodig, maar tegelijkertijd heeft hij fases waarin hij niet makkelijk samenwerkt met organisaties. De zorgmachtiging die inmiddels aan verdachte is opgelegd, creëert een ingrijpendere bevoegdheid. Als iemand de bijzondere voorwaarden overtreedt, dan wordt diegene doorgaans niet opgenomen, maar gaat de reclassering over tot terugmelding. De raadsman acht dit niet in het belang van verdachte of de maatschappij.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen en beledigen van politieambtenaren en het beschadigen van een politievoertuig. Dit zijn vervelende en hinderlijke feiten. De rechtbank constateert dat verdachte inmiddels 95 dagen in voorarrest heeft gezeten voor deze feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 10 juni 2020. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder een geweldsdelict minder dan vijf jaar geleden.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsrapport van mevrouw [naam 3] van 13 juli 2020. De reclassering rapporteert dat al jarenlang sprake is van psychische problematiek, hetgeen zijn weerslag heeft op het gedrag van verdachte. Op praktisch gebied is hij voornamelijk afhankelijk van zijn familie: hij heeft geen eigen huisvesting (woont bij zijn ouders) en zijn financiën worden beheerd door zijn broer. Hij heeft geen dagbesteding en er is sprake van problematisch middelengebruik. Hij staat onder behandeling van Inforsa. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert een toezicht als aanvulling op de zorgmachtiging die is aangevraagd en inmiddels is toegewezen voor de duur van zes maanden. Behandeling kan dan plaats vinden in het kader van de zorgmachtiging en deels kan dit gebeuren in het forensisch kader. Hierdoor kan er een vangnet voor verdachte worden gecreëerd ten aanzien van onder andere de praktische zaken van verdachte. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een korte klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole, schuldhulpverlening en dagbesteding.
Uit het Pro Justitiarapportage van 18 juni 2020, waaruit geen advies is gevolgd omdat verdachte geweigerd heeft mee te werken, volgt wel dat er sprake zou zijn van middelenproblematiek en dat verdachte bekend is bij diverse hulpverlenende instanties. Er zou sprake zijn van agressieregulatieproblematiek en ernstige psychosociale problematiek waarbij zijn netwerk ernstig is overbelast.
De rechtbank constateert ook dat op 20 juli 2020 een zorgmachtiging is afgegeven voor verschillende vormen van verplichte zorg ten behoeve van de behandeling van de psychische problemen van verdachte.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het licht heeft gezien en bereid is om af te komen van zijn verslavingen en zijn problemen met emotieregulatie.
De rechtbank vindt het van belang dat verdachte wordt geholpen met zijn problemen. De zorgmachtiging biedt daarvoor de basis. Daarnaast acht de rechtbank, met de reclassering, als aanvulling op deze zorgmachtiging van belang om – ter beperking van recidive – een voorwaardelijke straf met daarbij alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft immers hulp nodig op meerdere leefgebieden waaronder zijn huisvesting, welke hulp niet allemaal middels de zorgmachtiging kan worden geboden.
De rechtbank zal een lager voorwaardelijk strafdeel opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd nu de rechtbank minder bewezen acht en het complementaire karakter van de bijzondere voorwaarden naast de zorgmachtiging, wil benadrukken. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, waarvan 4 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. De rechtbank merkt hierbij nog op dat vanwege dit complementaire karakter zij ervan uit gaat dat bij eventuele haperingen in de uitvoering van de bijzondere voorwaarden, uitdrukkelijk wordt bezien welke mogelijkheden de zorgmachtiging, naast het opgelegde reclasseringstraject, biedt om de nodig geachte behandeling en begeleiding te laten plaatsvinden.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 23 juni 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/053353-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d.
29 augustus 2018 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 10 uur, subsidiair 5 dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Uit het dossier maakt de rechtbank op dat de 10 uur voorwaardelijk opgelegde taakstraf reeds ten uitvoer is gelegd bij de onherroepelijke beslissing van 10 mei 2019, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van feit 3:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
100 dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht
Verdachte meldt zich op afspraken met de reclassering (locatie is afhankelijk van verblijfsadres), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak.
- Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Verdachte laat zich, indien geïndiceerd, behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering, in overleg met de behandelaren vanuit de klinische setting. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaren nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaren nodig vindt.
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte werkt, voor zover dit niet in het kader van de zorgmachtiging gebeurt, mee aan het vinden en behouden van huisvesting, ook als dat inhoudt dat hij dient te verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- Dagbesteding
Verdachte werkt mee aan het vinden en behouden van een zinvolle en structurele dagbesteding. Daarbij wordt rekening gehouden met zijn draagkracht/draaglast.
- Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek
(blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/053353-17.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en R.P.F. de Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.D.N. Tool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juli 2020.
Bijlage
[--]