1.21.Nadat partijen op het concept deskundigenrapport hebben mogen reageren heeft de deskundige op 16 oktober 2019 haar definitieve rapport opgemaakt. In dit rapport is onder meer vermeld:
“Vraag a
Is er hij (hevige) regenval sprake van wateroverlast in de gemeenschappelijke tuin ?
Zo ja, wat is daarvan de oorzaak ?
Is dit in dat geval te wijten aan de aanleg van de tuin en/of beïnvloedt dit de groei van bomen en planten in de tuin ?
Ligt er een betonnen plaat in de (grond van de) tuin en leidt dit tot overlast/problemen ?
Vraag e
Kunt u bij de beantwoording van deze vragen betrekken dat in de binnentuin zogenaamde noodoverstorten aanwezig zijn, die ervoor dienen te zorgen dat overtollig hemelwater via het gemeenteriool kan worden afgevoerd ?
behandeling vraag a en e:
De bezichtiging heeft plaatsgevonden op 25 september, op dat moment was het circa17 graden warm en droog. In de week voor de bezichtiging heeft het een aantal keer geregend op verschillende dagen. (Foto’s 13 t/m 19 bijlage 5)
Tijdens de bezichtiging zijn geen waterplassen aangetroffen. De bestrate paden waren droog en het grasveld had geen natte plekken en geen onbegroeide plekken.
Navraag bij de partijen en de vertegenwoordiger van de bewonerscommissie technische zaken leert dat de laatste keer dat de binnentuin aanzienlijk nat was dateert van langere tijd geleden, hoelang geleden was bij geen van de aanwezigen meer bekend.
Van wateroverlast is sinds het aanbrengen van de noodoverstorten geen sprake meer geweest.
Medio 2019 is er nog sprake geweest van een overstroming van 1 put, dit is opgelost door het afschot aan te passen.
De putten zijn (noodoverstorten) verzakt, Woonzorg heeft dit tijdens de bezichtiging zelf aangegeven en gezegd dit binnenkort te zullen oplossen en ze weer op het oorspronkelijke niveau te zullen leggen.
De overstorten die zijn aangebracht zijn permanente voorzieningen, het woorddeel ‘nood’ is een verwarrende term, maar in de bouw heten dit soort voorzieningen nu eenmaal noodoverstort, terwijl dit een acceptabele, reguliere, permanente oplossing betreft.
De tuin is enigszins glooiend aangelegd, er zijn wadi’s aangelegd, echter niet zodanig glooiend dat dit grote wateroverlast op de lager gelegen punten zal veroorzaken.
In de tuingrond is in ieder geval puin aangetroffen ter plaatse van de achtertuinen en terrassen van de appartementen ter plaatse van de blauwe baan zoals aangegeven in de mail van mr. Hielkema (bijlage 3A). (foto 19 bijlage 5).
De aanwezigheid van de betonplaat blijkt tijdens de bezichtiging onduidelijk te zijn. Woonzorg heeft enige tijd geleden gegraven op een plek waar dhr. [gedaagden sub 2] volgens hen heeft aangegeven waar deze plaat zou zijn. Echter er werd alleen plastic gevonden. Dhr. [gedaagden sub 2] geeft aan dat hij deze plek had aangegeven als zijnde de plek waar inderdaad plastic was begraven, maar dat hij juist ook had aangegeven dat de betonplaat zich op een andere plaats bevindt, een plek waar Woonzorg dus niet heeft gegraven.
Bij de reactie op het concept deskundigenverslag heeft de fam. [gedaagden sub 2] (en dhr. [betrokkene gedaagde sub 2] ) het volgende opgemerkt:
‘ [gedaagden sub 2] geven wel aan, dat er nu steeds wordt gesproken over een betonnen plaat, na de recente opgraving, praten zij nu liever over een harde ondoordringbare laag van beton en ander puin, gebruikt voor het aanleggen van de bouwwegen op het binnenterrein.’
Bomen en planten en overige begroeiing heeft alle kans om aan te slaan op grond die puinresten bevat, zolang de grond maar enigszins doordringbaar blijft.
Bij een te dichte laag (betonplaat of anders) vlak onder het maaiveld kunnen bomen niet goed wortelen en blijft de grond te nat, dit is ongunstig voor de eerder genoemde begroeiing.
Bevindt de ondoordringbare laag zich echter veel lager en is deze laag niet overal aanwezig (of niet overal even ondoordringbaar), dan hebben de wortelen de mogelijkheid zich voldoende uit te breiden en kan het regenwater weglopen en blijft de grond niet continu drassig.
Duidelijk is dat het gras en de aanwezige begroeiing in de tuin (zie foto’s bijlage 5) op het moment van de bezichtiging gedijd.
Op de plek waar de betonplaat volgens dhr. [gedaagden sub 2] zou moeten zitten, is geen mankement te zien in de aanwezige begroeiing.
Onder de tuintjes van de appartementen is een baan puin (oude bouwweg) aangetroffen, deze zit circa 30 cm onder het maaiveld. In verband met de breedte van deze baan en het feit dat hij vrij hoog onder het maaiveld ligt, is de kans op een goede begroeiing duidelijk verminderd. De aanwezigheid van deze baan puin wordt door Woonzorg erkend (zie bijlage 3A) en zij heeft ook aangeven deze te zullen verwijderen.
De aanwezigheid van puin in andere delen van de binnentuin is onbekend, fam. [gedaagden sub 2] en fam. [gedaagden sub 1] hebben geen plaats kunnen aanwijzen waar dit zou kunnen zitten, waardoor het op een bepaalde plek openspitten van de tuin weinig zin heeft.
conclusie vraag a en e:
Er lijkt op dit moment geen wateroverlast meer te zijn bij (hevige regenval). Het later aangelegde systeem van noodoverstorten is dus blijkbaar functioneel en werkt als een goede permanente oplossing.
Wel is het van belang dat Woonzorg binnenkort de verzakte putten ophoogt, zoals dhr. [medewerker 1 eiseres] (projectontwikkelaar) tijdens de bezichtiging al heeft aangegeven te zullen laten doen (bijlage 6).
Een voordeel hiervan zal zijn dat er meer water op een natuurlijke manier wordt afgevoerd (via bodeminfiltratie) dan wanneer de putten op een lager niveau lagen.
De puinlaag onder de appartementstuintjes ligt dusdanig ondiep en is ook dusdanig ondoordringbaar dat dit wel een goede begroeiing en afwatering belemmert. Het is van belang dat Woonzorg de puinlaag onder de appartementstuinen verwijdert, zoals mr. Hielkema ook al heeft aangegeven in zijn mail van 24-09-2019 (bijlage 3A).
Ter plaatse van de betegelde terrassen van de appartementen vormt de puinlaag geen probleem omdat begroeiing hier toch ontbreekt. Het is wel van belang dat de terrassen op enig afschot lopen richting de binnentuin, zodat regenwater de goede richting uit afloopt, indien de betegelde terrassen door Woonzorg zijn aangebracht, dan ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij Woonzorg.
De aanwezigheid van de in de processtukken en tijdens de bezichtiging genoemde betonplaat in de binnentuin is tijdens de bezichtiging niet vastgesteld. Aangezien de grootte van de plaat en de hoogte waarop deze ligt onbekend zijn, is het ook onduidelijk of dit een probleem gaat geven voor de begroeiing daarboven.
Fam. [gedaagden sub 2] heeft in de reactie op het concept-deskundigenbericht aangegeven het niet meer over een betonplaat te hebben, maar over een puin/beton-laag verspreid over het terrein, ter plaatse van de oude bouwwegen.
Woonzorg heeft in de reactie op het concept-deskundigenrapport aangegeven dat haar standpunt is dat er nooit een betonplaat heeft gezeten.
Omdat de aanwezigheid van de betonplaat niet is vastgesteld en fam. [gedaagden sub 2] in latere instantie heeft aangegeven dat het wat hen betreft een puin/beton-laag betreft, zal ik mijn conclusie hierop baseren.
Het is mogelijk dat er nog puin, dan wel een combinatie van beton/puin aanwezig is in de grond, echter dit vormt, gezien de aanwezige begroeiing en het ontbreken van wateroverlast, vooralsnog geen duidelijke belemmering voor de aanwezige begroeiing van de tuin. Alleen ter plaatse van geplante bomen op het terrein kan dit wel een belemmering betekenen: Bij een dichte laag puin kan de boom moeite krijgen met wortelen, bij een losse laag puin is dit probleem niet aan de orde.
Aanbevolen wordt om ter plaatse van aanwezige bomen een grondboring te verrichten en na te gaan of zich hieronder een dichte laag puin bevindt. Zo ja, deze dan te verwijderen.
Het niet aanslaan van de berkenhaag, zoals door dhr. [betrokkene gedaagde sub 2] aangegeven (bijlage 6), kan zijn veroorzaakt door een dichte puinlaag in de achtertuinen van de appartementen. Echter ook teveel of te weinig water kan nog een oorzaak zijn. Op deze vraag kan pas een antwoord worden gegeven als de bodem onder de niet aangeslagen berkenhagen wordt opengespit (dan wel een grondboring wordt verricht) en dan blijkt of er wel of niet een puinlaag onder aanwezig is, die de groei van de berkenhaag belemmert. Bovenstaande werkzaamheden worden aanbevolen te laten uitvoeren.
Mocht blijken dat er dan een dichte puinlaag aanwezig ter plekke van de berkenhaag, dan dient deze te worden verwijderd.
Mocht blijken dat de grond erg droog is, dan kan dit worden opgelost door het verhogen van de putten, hetgeen hiervoor al is aangegeven.
Resumerende acties:
- Verzakte putten dienen te worden verhoogd, is al toegezegd door Woonzorg.
- Ter plaatse van aanwezige bomen een grondboring verrichten om te constateren of zich hier een dichte puinlaag bevindt, zo ja, dit verwijderen.
- Puinlaag onder appartementstuinen verwijderen.
- Ter plaatse van niet aangeslagen berkenhagen een grondboring verrichten om te constateren of zich hier een dichte puinlaag bevindt, zo ja, dit verwijderen.
Vraag b
Is er sprake van tocht in de woning ten gevolge van het ventilatiesysteem of om andere redenen?
Zo ja, is dit volgens de bouwnormen toelaatbaar en acceptabel?
Zo ja, is deze tocht te voorkomen?
In deze woningen is gekozen voor een mechanische ventilatiesysteem, waarbij er aanzuigventielen zijn in de keuken, badkamer en technische ruimte. Dit is een veel voorkomend en acceptabel systeem. De verse lucht wordt binnengehaald via de ventilatieroosters in de buitengevel. Een goede ventilatie vereist een goed-werkende mechanische-ventilatie-unit, geopende ventilatieroosters en onder alle deuren een sponning van tenminste 10 mm hoogte. Wordt er goed geventileerd, dan zal overtollige vocht (door koken, wonen en badkamergebruik) worden afgevoerd en verse lucht met
voldoende zuurstof worden aangevoerd.
Wordt dit proces op enige manier belemmerd, dan kan een tekort aan zuurstof (en een te hoog C02-gehalte) in de woning ontstaan en kan er teveel vocht in de woning blijven, waardoor zelfs schimmelvorming in de verschillende ruimten kan ontstaan en condensatie tegen de buitengevelkozijnen. (Schimmelvorming en condensatie tegen de buitengevelkozijnen zijn in de woningen van de fam. [gedaagden sub 2] en [gedaagden sub 1] overigens niet geconstateerd.)
In de woning is er bij dit systeem dus altijd sprake van luchtverplaatsing binnen de woning.
Omdat de woning goed geïsoleerd is, hoeft er relatief weinig te worden verwarmd. De hoeveelheid (door de radiator verwarmde) opstijgende lucht zal dus in veel gevallen beperkt zijn, waardoor de vers aangezogen buitenlucht uit het ventilatierooster (die wordt vermengd met de opgewarmde radiatorlucht) kan worden ervaren als een koudeval of tocht.
Dit verschijnsel is dus het resultaat van de combinatie van een goed geïsoleerde woning, het gekozen verwarmingssysteem en het gekozen ventilatiesysteem. Deze combinatie is en wordt in veel nieuwbouwhuizen en -appartementen toegepast en voldoet aan de huidige eisen en is toelaatbaar en acceptabel.
Fam. [gedaagden sub 2] en fam. [gedaagden sub 1] hebben tijdens de bezichtiging aangegeven dat meerdere ventilatieroosters regelmatig (en zelfs voor langere tijd) worden afgesloten (foto’s 10 en 12 bijlage 5). Hiermee wordt de verversing van de lucht beperkt (op sommige dagen enorm beperkt) met als gevolg dat het C02-gehalte in de woning omhoog gaat (en dus het zuurstofgehalte omlaag) en er veel vocht in de woning aanwezig blijft, waardoor schimmel kan ontstaan. Daarnaast is er sprake van minder luchtverplaatsing, waardoor de verwarmde lucht zich niet goed door de ruimte verplaatsen kan.
Omdat de mv-unit op dezelfde kracht blijft aanzuigen, zal er door de ventilatieroosters die nog wel open staan meer lucht worden aangezogen, dit kan een fluittoon veroorzaken en meer ‘tocht’.
Gordijnen en vensterbanken kunnen ook veroorzaker zijn van ventilatie/tochtproblemen. Zware ondoordringbare gordijnen kunnen de weg van de aangezogen lucht belemmeren. Vensterbanken kunnen de weg van de opgewarmde lucht belemmeren. (foto’s 7,8 en 9 bijlage 5).
Bij de familie [gedaagden sub 2] zijn er dunne luchtdoordringbare gordijnen aanwezig, deze zullen geen belemmering zijn in de route van de aangezogen ventilatielucht.
Bij de familie [gedaagden sub 1] zijn in de woonkamer dikke velours gordijnen aanwezig die tot op de grond vallen en daarnaast zijn er brede vensterbanken aangebracht op geringe hoogte boven de radiatoren en zijn de radiatoren ook voorzien van een betimmering (met open gaasstructuur). Dit heeft een negatief effect op zowel de ventilatie als de verwarming. De gordijnen belemmeren de weg van de aangezogen ventilatielucht en de vensterbanken belemmeren de opstijgende route van de verwarmde lucht. De verwarmde lucht kan niet vrij opstijgen en een deel zal ook niet opstijgen, daarnaast zal de aangezogen ventilatielucht zich een weg moeten vinden door een aanwezige spleet/opening tussen de gordijnen. Dit resulteert in een koude luchtstroom, die vooral vanaf de zijkanten van de kozijnen (weerszijden van de gordijnen) de woonkamer in zal stromen. Indien dan ook nog 1 van de aanwezige ventilatieroosters in de woning zal zijn gesloten, versterkt dit de luchtstroom, oftewel er wordt meer ‘tocht’ ervaren.
Bij de berekening van de ventilatie van een woning dient minimaal te worden voldaan aan de eisen vanuit het bouwbesluit. Deze ventilatie-eis wordt uiteindelijk vertaald in het aantal ventilatieroosters (en hun capaciteit), het aantal (en instelling van ) afzuigventielen in de natte ruimten en de toe te passen mechanische ventilatiebox. Volgens het bouwbesluit dient elke verblijfsruimte een 1 of meerdere ventilatieroosters te hebben en elke natte ruimte/keuken een afzuigventiel(en).
Het is niet de bedoeling een ventilatierooster te sluiten, afplakken of anderszins te belemmeren in zijn werking. Hierdoor kan tocht ontstaan door eventueel aanwezige kieren en spleten in de buitenramen en -deuren en/of een verminderde luchtverversing in de woning, waardoor de kwaliteit van de binnenlucht ernstig achteruit gaat.
De aanwezige ventilatieroosters in de woonkamer zijn zelfregelend, zij hebben een zelfregulerende kap aan de buitenzijde en een regelbare kap/rooster aan de binnenzijde. De roosters dienen altijd open te staan, het is niet de bedoeling dat het rooster aan de binnenzijde handmatig wordt dichtgezet (dit sluit het hele rooster af). Standaard staan de roosters dus geheel open, bij sterkere wind zal de zelfregelende kap aan de buitenzijde zich automatisch iets meer sluiten.
Samenvattend: Een bewoner dient nooit zelf de roosters te sluiten, permanente ventilatie is van groot belang, bij sterke wind treed de zelfregelende kap in werking.
Bij het in deze woning toegepaste systeem van mechanische ventilatie met ventilatieroosters is het van uiterst belang dat onder alle deuren voldoende sponning aanwezig is, om de doorvoer van lucht mogelijk te maken. Zowel familie [gedaagden sub 2] als de familie [gedaagden sub 1] heeft onder enkele deuren van de badkamer de sponning dichtgezet (met een lat of schuinband). Dit bemoeilijkt of verhindert de luchtdoorvoer, verslechtert de ventilatie, verhoogt de kans op schimmel en kan tocht op andere plaatsen veroorzaken.
Wat betreft de buitengevels:
- foto 5 en 6, bijlage 5: Zowel familie [gedaagden sub 2] als [gedaagden sub 1] hebben aangegeven dat de buitenkoker van de 2 aansluitende gevelkozijnen openstaat aan de onderzijde en zij bang zijn dat dit koude veroorzaakt richting de woonkamer: De koker is, zoals aangegeven op bijlage 4A, geïsoleerd, deze koker staat alleen in verbinding met de buitenlucht en is naar binnen toe afgeschermd met een geïsoleerd profiel.
- Familie [gedaagden sub 1] heeft aangegeven bang te zijn dat de bovenaansluiting van het buitenkozijn tocht doorlaat:
Het detail op bijlage 4B (aansluiting kozijn op balkon/tuin, aan onder- en bovenzijde) geeft aan dat het kozijn met rubberaansluitingen rondom aansluit op een in de constructie aangebracht stelkozijn, afgewerkt met de nodige slabben/folies.
Aanvulling naar aanleiding van het concept-deskundigenbericht: fam. [gedaagden sub 2] geeft aan (en heeft dit ook tijdens de bezichtiging aangegeven), dat medewerkers van Woonzorg onderdelen van de ventilatieroosters aan de balkonzijde hebben verwijderd en niet teruggeplaatst.
conclusie vraag b :
De aanwezige combinatie van een mechanische ventilatiebox en aanzuigventielen in de natte ruimten en technische ruimte is acceptabel en veel voorkomend.
De families [gedaagden sub 2] en [gedaagden sub 1] hebben het ventilatiesysteem belemmerd waardoor mede daardoor verschijnselen van tocht worden ervaren.
Daarnaast wordt door het veelvuldig afsluiten van ventilatieroosters de luchtkwaliteit ook verminderd, waardoor hoofdpijn en andere klachten ontstaan.
Het afsluiten van de sponning onder de badkamerdeur (in beide woningen waargenomen) kan, naast het belemmeren van doorstroming lucht, ook nog schimmelvorming veroorzaken.
Resumerend: Het aanwezige ventilatiesysteem voldoet, bewoners hebben hier echter zelf aanpassingen op gedaan, waardoor klachten kunnen zijn ontstaan.
Wel is tijdens de bezichtiging gebleken dat de ventilatiebox nog nooit is schoongemaakt sinds de nieuwbouw en het komt de werking van de box ten goede als dit regelmatig gebeurt. Voor dit type box is ongeveer elke 3 a 4 jaar een onderhoudsbeurt aan te bevelen. Contractueel zal tussen huurder en verhuurder wel zijn vastgelegd welke partij voor dit onderhoud verantwoordelijk is.
De aansluitingen van de buitenkozijnen kunnen gezien de aangeleverde details (die ook aansluiten bij hetgeen tijdens de bezichtiging zichtbaar was) geen tochtproblemen veroorzaken.
De familie [gedaagden sub 2] geeft in haar reactie op het conceptbericht aan en rooktest te willen laten uitvoeren t.b.v. de bovengenoemde aansluitdetails; gezien de aansluitdetails zie ik daar geen reden toe.
De door de medewerkers van Woonzorg verwijderde en niet teruggeplaatste onderdelen van de ventilatieroosters aan de balkonzijde hebben verwijderd dienen teruggeplaatst te worden.
Resumerende acties:
- Ventilatieboxen en kanalen: nazien of de reguliere onderhoudsbeurten zijn uitgevoerd, zo niet, dan deze alsnog z.s.m. uit te laten voeren. (door welke partij is afhankelijk van de inhoud van het huurcontract).
- Terugplaatsen onderdelen ventilatieroosters van de kozijnen aan balkonzijde van fam. [gedaagden sub 2] .
Vraag c
Worden de radiatoren in de woning voldoende warm?
Duurt het langer dan in andere woningen om de hele woning te verwarmen ?
Is een en ander in overeenstemming met de daarvoor geldende normen ?
In beide woningen is bij een eenvoudige test gebleken (bijlage 6), dat bij het verhogen van de thermostaat, de temperatuur verhoogde met 1 graad in een half uur tot 1,5 graad in en 50 minuten.
Daarbij werden alle radiatoren warm, waarbij bij een aantal radiatoren de temperatuur aan de onderzijde lager was dan aan de bovenzijde.
Volgens het meterkastboekje dat door NUON wordt uitgegeven (bijlage 8, bladzijde 10, vraag 5) is het niet ongebruikelijk dat de radiator aan de onderzijde minder warm is dan aan de bovenzijde, dit ligt aan de instellingen van het systeem.
Alleen het feit dat de radiator (woonkamer, rechts tegenover keuken) van de familie [gedaagden sub 1] zowel boven als onder lauw bleef is afwijkend.
Voor een woning zijn de volgende richtwaarden voor de ontwerptemperatuur gebruikelijk. Deze temperaturen moeten met het gekozen verwarmingssysteem gewaarborgd zijn onder alle omstandigheden:
woonkamer, keuken, slaapkamer: 20 graden
- badkamer: 22 graden
- entree, hal: 15 graden
Bovengenoemde temperaturen zijn via bovengenoemde test bewezen ruim haalbaar te zijn, zodat kan worden geconcludeerd dat de verwarmingsinstallatie voldoet.
Daarnaast is ook geconstateerd dat de het verwarmen van de woning met 1 tot 1,5 graden is uitgevoerd over een tijdspanne van 30 tot 50 minuten. Voor de snelheid van opwarmen is geen norm voorhanden, echter de ervaren tijd kan als acceptabel worden geacht.
Of een radiator geheel of gedeeltelijk opwarmt is niet van belang. Het bouwbesluit schrijft voor dat er voor de verschillende ruimten in een woning verschillende temperaturen mogelijk moeten zijn. Als deze temperaturen minimaal kunnen worden bereikt in een ruimte, dan voldoet de verwarmingsinstallatie. (n.b. in bijlage 8, meterkastboekje NUON-Vattenval wordt dit verschijnsel ook benoemd: vraag 5 pagina 10:
5. De radiatoren zijn alleen aan de bovenkant warm
Het is normaal als een radiator koud blijft aan de onderkant. Dat heeft te maken met de afstelling van uw installatie.
Bij woningen met alleen radiatoren kan men last hebben van koude voeten, hetgeen niet voorkomt bij vloerverwarming. Dit verschijnsel betekent niet dat het verwarmingssysteem niet functioneert.
De unit van de stadsverwarming valt onder de verantwoordelijkheid van het NUON/Vattenvall. In het meterkastboekje van NUON/Vattenvall staat aangegeven hoe de unit en aanleverset eruit dient te zien, hoe te ontluchten, tot waar de verantwoordelijkheid van NUON/Vattenvall ligt en wat het te bellen storingsnummer is.
Zoals ook al is omschreven bij vraag b: (foto’s 7,8 en 9 bijlage 5).
Bij de familie [gedaagden sub 1] zijn in de woonkamer dikke velours gordijnen aanwezig die tot op de grond vallen en daarnaast zijn er brede vensterbanken aangebracht op geringe hoogte boven de radiatoren. Dit heeft een negatief effect op zowel de ventilatie als de verwarming. De gordijnen belemmeren de weg van de aangezogen ventilatielucht en de vensterbanken belemmeren de opstijgende route van de verwarmde lucht. De verwarmde lucht kan niet vrij opstijgen en een deel zal ook niet opstijgen, daarnaast zal de aangezogen ventilatielucht zich een weg moeten vinden door een aanwezige spleet/opening tussen de gordijnen. Dit resulteert in een koude luchtstroom, die vooral vanaf de zijkanten van de kozijnen (weerszijden van de gordijnen) de woonkamer in zal stromen.
De radiatoren zijn aan de zijkant voorzien van een betimmering (met open gaasstructuur),
In de gang is geen radiator aanwezig. Familie [gedaagden sub 2] en [gedaagden sub 1] zijn van mening dat de gang niet warm genoeg wordt.
Tijdens de bezichtiging was de buitentemperatuur te hoog om te kunnen meten of de gangtemperatuur de 15 graden kan halen. Dit is pas te meten als de temperatuur buiten fors lager is.
conclusie vraag c:
Ja, de radiatoren in de woning worden voldoende warm, behoudens de radiator in de woonkamer van de familie [gedaagden sub 1] , deze dient te worden nagekeken, wellicht ontlucht.
De snelheid van verwarmen is acceptabel.
Ja, een en ander is in overeenstemming met de daarvoor geldende normen : alle ruimten zijn voldoende warm voor de functie die zij vanuit de bouw hebben meegekregen.
Notabene: door het niet juist omgaan met het ventilatiesysteem en het belemmeren van het opstijgen van de verwarmde lucht door vensterbanken, hebben bewoners ook deels de klachten betreffende de verwarming zelf veroorzaakt.
De temperatuur in de gang was hoger dan 15 graden en voldeed. Het is alleen de vraag of deze minimum temperatuur in koudere tijden ook kan worden bereikt. Om dit goed te kunnen beoordelen zal in een koudere periode dan nu (winter 2019-2020) nogmaals een meting moeten worden verricht of de temperatuur haalbaar is, zo niet, dan voldoet de gangtemperatuur niet en zal de verhuurder maatregelen moeten nemen om deze temperatuur wel te halen.
De unit van de stadsverwarming valt onder de verantwoordelijkheid van het NUON/Vattenvall, deze moet worden benaderd indien de geleverde warmte achterblijft.
Inregeling van de diverse onderdelen staan beschreven in het meterkastboekje (bijlage 8) van Nuon/Vattenvall en kan veelal door de huurder zelf worden aangepast/nagelopen.
Het leidingwerk, de radiatoren, thermostaat en thermostaatknoppen vallen onder de verantwoordelijkheid van de verhuurder.
Resumerende actie:
- Nakijken werking radiator in woonkamer familie [gedaagden sub 1] .
- Meten van temperatuur in gang gedurende de komende winter. Indien deze de 15 graden niet haalt, dan dient de verhuurder maatregelen te nemen om deze minimale temperatuur wel te halen.
- De contractant van de vloerverwarmingsunit dient zelf contact op te nemen met NUON/Vattenvall indien er een hapering is in de aanlevering van warm water. Gezien het door fam. [gedaagden sub 2] aangeleverde energieverbruiksoverzicht (bijlage 5 conclusie van antwoord en eis in reconventie [gedaagden sub 2] ) zijn zij zelf de contractant.
Heeft uzelf nog op- en of aanmerkingen waarvan u denkt dat deze van belang kunnen zijn?
Opmerking 1:
Dhr. [gedaagden sub 2] heeft in het geschil meerdere keren aangegeven dat hij in de huidige woning een hogere energierekening heeft dan in de vorige woning en heeft als bewijs een afrekening (bijlage 5, conclusie van antwoord [gedaagden sub 2] ) toegevoegd. Dhr. [gedaagden sub 2] heeft bij de bezichtiging tevens aangegeven dat deze hogere rekening komt door het door de ventilatie veroorzaakte warmteverlies.
Bij stadsverwarming zitten de kosten voor onderhoud van de stadsverwarmingsunit verdisconteerd in de jaarrekening.
In de vorige woning was echter een cv-ketel aanwezig. De kosten voor het onderhoud en vervanging van deze cv-ketel maakte geen onderdeel uit van de afrekening van het gas. Deze laatst genoemde kosten dienen daar dus nog bij worden opgeteld te worden om een goed vergelijk te kunnen maken tussen de kosten van verwarming in de oude en de nieuwe situatie. Per saldo zal blijken dat de kosten elkaar meestal niet veel zullen ontlopen. (Het nadeel van stadsverwarming is dat men is gebonden aan 1 leverancier, waardoor er niet kan worden overgestapt naar een betere aanbieding van een andere energieleverancier. Dit kan dus een financieel nadeel opleveren.).
De conclusie dat de energiekosten hoger zijn omdat er (door warmteverlies door ventilatie en tochten) meer warmte nodig is, gaat dus niet op.
Zie ook het filmpje van de NUON over dit onderwerp: ‘Is stadswarmte duurder dan gas’ (…)
(...)
Opmerking 3:
Dhr. [gedaagden sub 1] heeft aangegeven dat het smalle paneel (deels zichtbaar op detail bijlage 4A) in zijn nabijheid gedeeltelijk is gedemonteerd, het bleek dat er 2 smalle stroken isolatie aanwezig waren en er ontbrak een strook in het midden).
Of dit ook daadwerkelijk zo is, was tijdens de bezichtiging niet vast te stellen, het paneel zal daarvoor eerst door een deskundig bedrijf moeten worden gedemonteerd.
Indien de isolatiestrook dan onderbroken blijkt te zijn, dan kan dit resulteren in condensatie aan de binnenzijde van het paneel (in de woonkamer). Dit zal echter niet zorgen voor een probleem t.a.v. de gehele ventilatie en verwarming binnen de woning. Wel kan het een koudebrug veroorzaken en dus als een koude plek worden ervaren. Woonzorg kan dit oplossen door het paneel tijdelijk te verwijderen en voldoende isolatie aan te brengen.
opmerking 4:
Dhr. [gedaagden sub 2] gaf tijdens de bezichtiging aan, dat volgens hem de aanvoer van stadswarmte niet voldoende is tijdens koud weer, zodat alleen ‘s winters pas duidelijk wordt dat de verwarming in de woning niet voldoende is.
Ik heb het NUON, leverancier stadsverwarming en eigenaar van de stadsverwarmingsunits in de woningen, vragen gesteld die verband houden met hetgeen dhr. [gedaagden sub 2] stelt.
Deze mail met vragen en antwoorden van NUON is toegevoegd aan dit bericht als bijlage 10. Samengevat geeft het NUON aan dat er altijd voldoende warmte wordt geleverd, ook in koudere tijden.
Daarnaast geeft het NUON aan dat de aanvoertemperatuur van stadsverwarming lager is dan hetgeen men traditioneel ontvangt van een cv-ketel. Over het algemeen staat bij een cv-ketel de cv watertemperatuur ingesteld op 80-85°C en is de retourtemperatuur 60°C. Bij stadsverwarming is de aanvoertemperatuur 70 °C en de retourtemperatuur 40°C. Radiatoren zullen dus altijd minder heet aanvoelen dan dat men traditioneel gewend is, dit betekent niet dat ze minder effectief zijn.
Woonzorg heeft in februari 2018 een onderzoek laten doen (productie 12 dagvaarding) waaruit destijds bleek dat de vereiste ruimtetemperaturen werden gehaald. Omdat dit in februari 2018 is uitgevoerd, is tijdens de bezichtiging t.b.v. dit deskundigenbericht nogmaals een test gedaan met alle radiatoren in de woning. (zie verder vraag b onder punt 6).
Opmerking 5:
[gedaagden sub 2] merkt op dat zij temperatuurstickers op de beglazing wenst om het verloop van de temperatuur te kunnen vaststellen, zij geeft verder aan dat er doorstraling van koude is door de aluminium kozijnen.
In een goed geïsoleerde woning zal het gedeelte van de schil met beglazing altijd minder goed geïsoleerd zijn dan de aanwezige dichte buitenmuren. De isolatiewaarde van de (HR++) beglazing is nu eenmaal lager dan die van een geïsoleerde buitenmuur. De isolatiewaarde van het geïsoleerde aluminium kozijnprofiel is ook nu eenmaal lager dan die van een geïsoleerde buitenmuur. Bij de berekening van de EPC-waarde wordt hiermee rekening gehouden. Gemiddeld gezien moet de woning/appartement voldoen aan de te leveren isolatiewaarde.
Dit betekent dat de temperatuur die wordt gevoeld vlak bij de beglazing (of tegen de beglazing) en die van het kozijn, in perioden dat het buiten kouder is dan binnen, lager zal zijn dan de naastgelegen muur of ander bouwdeel. Dit betekent niet dat de woning niet goed is geïsoleerd of dat de verwarming hapert.(…)
Resumerende acties n.a.v. de opmerkingen:
-opmerking 3: Woonzorg kan dit oplossen door het paneel tijdelijk te verwijderen en voldoende isolatie aan te brengen. Dit te doen bij zowel [gedaagden sub 2] als [gedaagden sub 1] .(…)”