ECLI:NL:RBAMS:2020:5016

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
13/155219-20 (A); 16/094740-20 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstallen en gevangenisstraf zonder ISD oplegging met terugkeer naar land van herkomst

Op 9 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen. De eerste diefstal vond plaats op 11 juni 2020 bij Dirk van den Broek in Amsterdam, en de tweede op 6 april 2020 bij Kruidvat in Lelystad. De verdachte, geboren in 1995 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd en aanwezig tijdens de zitting. De rechtbank heeft de zaken samengevoegd en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en de verdediging door mr. D. Wiedeman. De verdachte heeft de feiten bekend en er is geen bewijsverweer gevoerd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten bewezen zijn op basis van het procesdossier en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van diverse goederen, waaronder levensmiddelen en persoonlijke verzorgingsproducten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 111 dagen geëist, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en het feit dat zijn paspoort op 1 oktober 2020 verloopt. De verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht, zodat hij snel kon terugkeren naar zijn land van herkomst.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 111 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de mogelijkheid voor de verdachte om via AMOC een vliegticket te krijgen om terug te keren naar zijn land van herkomst, zodat hij voor de vervaldatum van zijn paspoort kan vertrekken. De rechtbank heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/155219-20 (A); 16/094740-20 (B)
Datum uitspraak: 9 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [locatie detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2020. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna zaak A en zaak B genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Wiedeman, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundige, mevrouw M. Dort, reclasseringsmedewerker, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
zaak A:
winkeldiefstal bij Dirk van den Broek in Amsterdam op 11 juni 2020;
zaak B:
winkeldiefstal bij Kruidvat in Lelystad op 6 april 2020.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde feiten op grond van het procesdossier kunnen worden bewezen. Verdachte heeft de feiten bekend.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het ten laste gelegde.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de feiten in zaak A en zaak B gelet op het procesdossier en de bekennende verklaring van verdachte bewezen kunnen worden.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
zaak A:
op 11 juni 2020 te Amsterdam,
-2x Dona Medium dry
-4x tonijnstukken
-lx sensodine tandpasta white
-lx FA douche extra cool
-lx Pataks original korm
-2x Landerij salami
-2x Leerdammer kaas
-lx Colgate tandenborstel
-lx H en S shampoo
-lx Hot cocktail saus
-lx Red Bull blik 250 ML
-lx 6pack Heineken blik 330ML
-lx pataks original tikk
-lx Heinz Spageroni
-2x kipfilet blokjes,
die toebehoorden aan Dirk van den Broek, gelegen aan de [adres] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak B:
op 6 april 2020 te Lelystad, tandenborstelopzetstukken, die toebehoorden aan winkelbedrijf Kruidvat, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

Dit vonnis betreft een zogenaamd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd, uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 111 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie gaat bij de bewezen verklaarde feiten uit van de strafverzwarende omstandigheid mobiel banditisme. De officier van justitie heeft bij haar eis echter ook rekening gehouden met het feit dat het paspoort van verdachte op 1 oktober 2020 verloopt. Dit maakt dat de strafeis in het voordeel van verdachte is bijgesteld naar 111 dagen. Verdachte wil terugkeren naar [land van herkomst] en met deze straf kan hij na het uitzitten van zijn straf via AMOC een vliegticket naar [land van herkomst] ontvangen en terugreizen voordat zijn paspoort verloopt.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van dit geval. Verdachte is strijdvaardig, heeft geprobeerd in Nederland in een moeilijke tijd een leven op te bouwen en dat is helaas niet gelukt. Hij heeft de winkeldiefstallen gepleegd om zichzelf van voedsel en een dak boven zijn hoofd te voorzien. Hij wil nu graag terugreizen naar [land van herkomst] en vervolgens doorreizen naar Rusland met zijn familie om daar een nieuw leven te starten. Verdachte heeft al een tijd vast gezeten. Er kan daarom worden volstaan met een straf gelijk aan de periode die verdachte al heeft doorgebracht in voorarrest zodat hij snel kan terugkeren naar [land van herkomst] .
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Uit het strafblad van verdachte van 11 augustus 2020 blijkt verder dat hij in de twee jaar die hij in Nederland verblijft veelvuldig is veroordeeld voor winkeldiefstal. Dit zijn ergerlijke en overlast gevende feiten. Uit de verklaring van verdachte, dat hij de diefstallen pleegde om aan eten en geld te komen, blijkt dat verdachte alleen aan zichzelf heeft gedacht.
De rechtbank gaat, anders dan de officier van justitie, op basis van het procesdossier en op basis van de verklaring van verdachte niet uit van mobiel banditisme. Niet blijkt dat de feiten in georganiseerd verband zijn gepleegd.
Uit het reclasseringsadvies van 27 augustus 2020 blijkt dat verdachte voldoet aan de criteria voor een ISD-maatregel. Door de officier van justitie is deze maatregel niet gevorderd en dit betekent dat de rechtbank daarom ook geen ISD-maatregel kan opleggen. De rechtbank houdt er bij de bepaling van de straf wel rekening mee dat verdachte deze maatregel bij andere persoonlijke omstandigheden wel opgelegd had gekregen. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat niet enkel kan worden volstaan met een straf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Mevrouw Dort, reclasseringsmedewerker, heeft ter terechtzitting toegelicht dat er vanuit AMOC een vliegticket kan worden geregeld, waarbij verdachte onder begeleiding vanuit het [locatie detentie] naar Schiphol wordt gebracht en op het vliegtuig kan worden gezet zodat hij kan terugkeren naar [land van herkomst] . Het heeft sterk de voorkeur om dit voor 1 oktober 2020 te laten plaatsvinden, omdat het paspoort van verdachte op die datum verloopt. Er gaan dagelijks vluchten naar [land van herkomst] , dat biedt zeker in de periode voor 1 oktober 2020 veel mogelijkheden.
Verdachte heeft op zitting verklaard graag gebruik te willen maken van de kans om samen met zijn ouders en zijn vriendin naar Rusland te vertrekken en daar een nieuw leven te beginnen. Zijn ouders hebben ook al onderzoek gedaan naar de werkgelegenheid in Rusland. Verdachte en zijn ouders hebben in Rusland familie en ook hebben zij daar een huis. Hij komt daar in aanmerking voor werk en voor een verblijfsvergunning. Hij wil graag voor het eind van dit jaar in Rusland zijn. Het is een ingewikkelde procedure en daarom moet verdachte absoluut eerst naar [land van herkomst] terugkeren zodat hij daar een visum kan aanvragen en de procedure kan starten. Hij wil daarna voor de rest van zijn leven in Rusland blijven.
Gelet op het voorgaande, volgt de rechtbank de officier van justitie in haar eis en zal zij een gevangenisstraf opleggen van 111 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De tijd die verdachte nog vast moet zitten, kan worden benut om de terugkeer naar [land van herkomst] te bewerkstelligen. Dit betekent dat verdachte op 27 september 2020 vrijkomt en hij, voordat zijn paspoort verloopt, kan terugkeren naar [land van herkomst] .

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaken A en B ten laste gelegde, telkens:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte tot een
gevangenisstraf van 111 (honderdelf) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op de voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. M. Smit en M.M. Breugem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 september 2020.
[(...)]